zaterdag 15 augustus 2020

Interview met Benny Baudewyns

 

Naar aanleiding van het verschijnen van ‘Mazzelaar’ bij Uitgeverij Vrijdag stelde ik Benny Baudewyns  enkele vragen.

Benny stond op dat moment klaar om met de auto te vertrekken vanuit Andalousië, Spanje, richting België.  Of ik hem enkele dagen kon geven om zijn ‘huiswerk’ te maken?  Tuurlijk!  Veel geduld moest ik niet oefenen.  Vrij snel vond ik zijn reactie in mijn mailbox.  En of hij zich van zijn ‘huiswerk’ heeft gekweten!   Lees hieronder wat praatvaar Benny Baudewyns ons te vertellen heeft.

·   Wie is Benny Baudewyns?  Wil je je even voorstellen aan de bezoekers van Thrillerlezers!?

Hallo, ik ben Benny Baudewyns, mijn schrijversnaam, alsook mijn officiële. Geboren in het Brusselse op 12 januari 1958. Ook altijd gewoond in (Molenbeek) en rond Brussel (Dilbeek). Precies 20 jaar geleden kwam mijn eerste thriller op de markt: Het Zwartberg Plan. Mazzelaar, de meest recente, is mijn veertiende boek. In heel die reeks thrillers zit één buitenbeentje, een non-fictie boek over mijn belevenissen tijdens mijn carrière als begrafenisondernemer. Toepasselijke titel: De één zijn dood… Een ideetje van de uitgever, dat mijn best verkochte boek is geworden.

 

·         Je bent van opleiding leraar wetenschappen – economie maar je bent/was actief als begrafenisondernemer.  Wanneer ben je schrijver geworden en wat heeft die verandering van carrière beïnvloed/teweeggebracht?

 Ik denk niet dat je schrijver kan worden, je bezit de mogelijkheid om je fantasieën in vloeiende zinnen neer te schrijven, of je bezit die niet. Soms duurt het een tijdje voor je beseft dat je het in je hebt, soms komt dat besef er helemaal niet.

Ik heb altijd een pak fantasie gehad (zonder daarom een fantast te zijn, zo’n mensen hebben een probleem omdat ze hun fantasieën voor waarheid aannemen) en van vrij jong wilde ik die dan ook op papier zetten. Dat waren cursiefjes, kortverhalen, zelfs epische gedichten (verscheurd, vielen onder de noemer jeugdzonden). Later zijn daar toneelstukken bijgekomen, die we ook met een groepje vrienden opvoerden.

Tot ik het toneel aan de kant schoof wegens te drukke beroepsbezigheden. Maar al snel kwam die goesting terug om dingen op papier te zetten. En op een goeie dag in 1998 kwam het idee om een heus boek te pennen. Omdat ik een fervent thrillerlezer ben, was de keuze snel gemaakt. Wie beschrijft mijn verwondering toen mijn eerste manuscript door een uitgever werd opgepikt. Alle dank aan Rudy Van Schoonbeek, die toen veel in me zag. Later kwam daar Ronald Grossey bij, de rechterhand van Rudy. Tot op vandaag zijn zij nog steeds mijn uitgevers, zij het dat we samen al een reisje langs drie uitgeverijen hebben gemaakt.

 

·     Hoe ziet een schrijfdag er voor jou uit?  Heb je bepaalde gewoonten/rituelen die het schrijven vergemakkelijken?

 Rituelen heb ik niet. Ook geen vaste plek, al is dat de laatste tijd wel mijn bureautje in de woonkamer. Een eerste vereiste is dat het heel stil is rond me. Geen kabaal, geen muziek, geen mensen die af en aan lopen. Een tweede vereiste: mijn hoofdje moet fris en helder zijn. Daarom schrijf ik vaak in de voormiddag, als ik echt goed op dreef ben ga ik soms ook wel door na de middag. Met een fris hoofd bedoel ik ook dat ik geen andere zorgen mag hebben op dat moment. Laat er een probleem met om het even wat zijn (bv iets met de auto, een of andere woordenwisseling of akkefietje met iemand en daar gaat de inspiratie).

 

 

·    Een boek schrijven, hoe verloopt dat doorgaans voor jou?  Vertrek je vanuit een titel, een gebeurtenis in jouw leven, in het nieuws?  Wanneer weet je dat je een idee vasthebt dat tot een boek kan uitgroeien?

 Een titel en een idee voor een beginscène zijn meestal de ingrediënten om aan een nieuw verhaal te beginnen. Die beginscène kan een toestand zijn die ik heb meegemaakt, of een gefantaseerde toestand die ik zou willen meemaken (of net niet). Het kan werkelijk van alles zijn. Enige voorwaarde om effectief aan een nieuw verhaal te beginnen is de tijd dat die scène in mijn hoofd blijft rondspoken. Ik heb inderdaad wel meerdere ingevingen, zelfs op één dag. Vele van die beelden verdwijnen na korte tijd. Blijven ze echter dagen in mijn hoofd zitten, dan is de tijd rijp. Dan zoek ik een leuke titel, haal een schriftje uit de la en zet die titel op de eerste bladzijde. Dat is het startsein.

 

·         Waar haalde je je inspiratie voor Mazzelaar?

 De aanzet was het beeld van een rijke snob die met zijn pronkdame uit zijn Ferrari stapte in de haven van Puerto Bans, hier in Marbella. De man sjokte met een levensmoeheid, omgekeerd evenredig aan de uitstraling van zijn patserbak, naar een terrasje. Hij verveelde zich kennelijk stierlijk. En daar was het beeld: drie rijke stinkerds die het er een weekendje van nemen zonder hun vrouwen, maar van de ene verveling in de andere vallen. Wat zouden ze kunnen doen om het op te leuken?

Het beeld bleef enkele dagen zitten en breidde zich steeds verder uit. Dus was het tijd om een schriftje uit de lade te nemen. Als titel wilde ik een vreemd woord, iets waar mensen vreemd van zouden opkijken, in de trant van: wasda? Na wat geblader in de dikke (van Daele) werd het mazzelaar. Wat het precies betekende en hoe dat woord in mijn verhaal zou passen, daar zou ik later wel een mouw aan passen.

 

·         Mazzelaar leest als een knappe puzzel.  Zat de plot al helemaal klaar in je hoofd toen je het boek begon te schrijven?  (kwestie dat het allemaal goed in elkaar zou passen?)

 

Nee. Ik schrijf nooit met een vooropgesteld plan. Ik heb een beginscène en daar doe ik het mee. Heel de intrige komt erna. Het is een heel moeilijke manier om te schrijven, maar de enige waarbij het me lukt om überhaupt een verhaal te creëren. Daarom heb ik ook dat schriftje nodig. In een eerste deel komen de personages en hun karaktertrekken (die ik invul nadat ik de eerste scène met dat personage heb geschreven). Sommige trekken vul ik nadien nog aan, ook handig is hun geboortedatum te noteren, zodat ik me daar al niet bij vergis. Vaak gebeurt het dat in de loop van het verhaal het belang van een personage enorm toeneemt, terwijl andere naar de achtergrond verdwijnen. Dus bij het begin van een verhaal weet ik niet wie de hoofdpersonages zullen worden. Dat wijst het verhaal wel uit.

In het tweede deel van het schriftje komen de hoofdstukken met korte inhoud. Ook hier: die korte inhoud schrijf ik neer nadat het bewuste hoofdstuk al is geschreven. Maar dit laat me toe om naderhand snel een bepaalde passage terug te vinden, mocht daar iets aan veranderd moeten worden (dat heb je als je zonder plan schrijft, soms moet je terug en iets aanpassen).

 

·         Het boek begint met drie mannen/vrienden.  Eén van hen is een Nederlander.  Ook de titel ‘Mazzelaar’ is een woord dat eerder door Nederlanders wordt gebruikt, zelden door Vlamingen.  Hebben die Nederlandse elementen een betekenis?

 

Mijn verhalen lopen qua setting heel breed. Ik wil niet onder mijn kerktoren blijven schrijven (al heb ik die niet). Vaak speelt het in verschillende landen, in verschillende talen. En dat is soms een probleem: bij een dialoog moet je heel goed aangeven in welke taal deze verloopt, je personage moet die taal voldoende beheersen (wat soms niet kan in het verhaal). Met Nederlanders is dat al een probleem dat van de baan is. Een taalbarrière houdt het verhaal niet op.

Misschien een kleine tweede reden: wie weet brengt een Nederlandse aanwezigheid in het verhaal wel een betere verkoop in Nederland met zich mee. In mijn vorige, Het Tati-Syndroom, was een van de hoofdpersonages een Nederlandse politie-inspecteur.

Heeft het gewerkt? Niet fenomenaal. Maar dat is een oud zeer: Nederlandse thrillerschrijvers zijn weinig gekend in Vlaanderen en omgekeerd.

 

·         Weddenschappen, spelletjes, puzzels, … de drie mannen verdrijven er graag hun tijd en verveling mee.  Waar kan jij verstrooiing in vinden?

 

Schrijven is de grootste verstrooiing die ik me kan inbeelden. Daar vind ik voldoening in en een verhaal heeft me soms zo in de ban dat ik er moeilijk van loskom of zin heb om iets anders te doen.

 

·         Theo Vanlancker weet hoe hij met een zeilboot moet omgaan.  Ben jij een zeiler?

 Nee. Het kortst dat ik ooit bij een zeilboot ben geweest was op een kade. Ik kan voor geen meter zeilen, heb nooit een boot gehad. Maar het almachtige internet heeft me flink uit de puree gehaald. Ik vond zelfs een opleidingsfilmpje over de exacte stappen die je moet zetten om met zo’n ding uit een haven te komen. Zaken die integraal in het boek kwamen.

 

·         De dienst Burgerlijke Stand in Brussel komt er niet goed uit.  Toeval en fictie of zit hier ook een verhaal achter?

 Die dienst burgerlijke stand is een samenraapsel van personages en toestanden die ik in 42 jaar carrière als begrafenisondernemer heb gezien en meegemaakt. Een kleine payback voor de vaak kafkaiaanse situaties waarin ik terechtkwam. De personages zelf zijn louter fictief, de toestanden helaas niet.

 

· Het personage van Theo Vanlancker wordt goed uitgewerkt.  Hoe gemakkelijk/moeilijk was het om dit personage geloofwaardig neer te zetten?  Betekent dit dat je je hebt moeten verdiepen in de studie van psychische pathologieën, dat je ten rade bent moeten gaan bij een psycholoog/psychiater?

 

Ik heb vrij weinig tijd gestoken in research over psychische aandoeningen. Er zijn er immers zovele en in zovele varianten dat ik eigenlijk beetje bij beetje de verknipte psychologie van Vanlancker zelf kon opbouwen.

Wat niet betekende dat het makkelijk was. Wel integendeel. De scènes met Theo Vanlancker behoren tot de moeilijkste die ik ooit heb geschreven. Het grote probleem was dat ik in zijn hoofd moest kruipen waar de vreselijke dingen die hij doet, en de afstotelijke manier waarop hij op situaties reageert, zich totaal anders afspelen. Zeg maar “in zijn normaal”. Daar bovenop staan die scènes in de ik-vorm, waardoor de afstand tussen schrijver en personage nog kleiner wordt. Het duurde telkens lange tijd voor ik aan zo’n scène kon beginnen schrijven, mijn hoofd had tijd nodig om die omschakeling te maken. Wat niet wegneemt dat ik er plezier heb aan beleefd. Niets zo heerlijk dan eens lekker verkeerd te kunnen bezig zijn en daar dan nog worden voor bewonderd ook!

 

·         Theo Vanlancker wordt verteerd door gevoelens van wraak.  Het internet leert me dat wraak een thema is dat dikwijls voorkomt in jouw werk.  Kan je uitleggen waarom?

 

Ik denk dat meer dan 90 percent van de thrillerintriges over wraak gaan. Het is niet zo dat ik een bijzonder wraaklustig persoon zou zijn, het is nu eenmaal boeiender schrijven over iemand die op wraak zint, dan iemand die een misdrijf pleegt louter uit geldgewin of doordat hij op het verkeerde moment op de verkeerde plaats is. Bij wraak kun je een heel verhaal creëren, je geeft je personage een hele background mee. Voor de lezer wordt het ook boeiender, want als schrijver kun je een zekere twijfel bij hen opbouwen: tja, die figuur heeft wel wat meegemaakt, ergens valt wel te begrijpen waarom hij zo reageert.

 

·  Heb je een band met de locaties die een rol spelen in het Brusselse?  De garageboxen, de kranten- of buurtwinkel op de hoek doen vermoeden dat je de omgeving kent.

 Ik heb lang in Brussel gewoond en gewerkt. Dus als ik een setting nodig heb waarin personages zich thuis voelen (of net niet), dan gebruik ik de streek waar ik me thuisvoel(de). Je beschikt immers over zovele kleine details die je kunnen helpen het verhaal te kruiden. Wat veel meer tijd vraagt als ik streken gebruik die verder weg liggen. Dan helpt het dat ik er ooit was, of, in het slechtste geval, als ik er nog nooit was, dan komt Google Street View heel goed van pas. Je hebt dan immers al het uitzicht, de kruiding fantaseer ik er dan wel bij.

Daarbij, het hoeft niet altijd Antwerpen te zijn, niet? Een bewering die wat kort door de bocht is, besef ik, want ik heb fijne collega’s die met veel bravoure andere locaties gebruiken.

 

·     De actie verplaatst zich van het Brusselse naar Zuid-Spanje.  Wou je het boek naar ‘huis’ brengen?  Jij woont in Zuid-Spanje?

 Absoluut. Ik wou de streek waar ik nu woon, Andalucia, absoluut ook eens gebruiken als decor. Wat ook een zeker gevaar inhoudt, want je bent al snel geneigd om de gekende, toeristische plekken te gebruiken. Ik denk wel dat ik niet in die val trapte, denk maar aan de scène in Gibraltar, waar het verhaal net al die gekende plaatsen ontwijkt.

 

·       Is dat gegeven ook de link met de cover?  Zonder daar al te veel op in te gaan, de link tussen de foto op de cover en de titel zie ik niet onmiddellijk.  Of heb ik iets gemist?

 Er is geen link met de titel, wel met het verhaal. De foto is een deel van de villa waar de vreselijke feiten zich afspelen. Wat wordt benadrukt door het bloed dat over de rand van de dakgoot loopt.

Zoals eerder gezegd, de titel is enkel een spielerei die de aandacht moet trekken.

 

·         ‘Mazzelaar’ staat op zichzelf als verhaal.  Komt er mogelijk een vervolg?

 Ik denk het niet. Voor mij is dit een afgerond verhaal. Hoe zou ik op een originele manier hier een vervolg aan kunnen breien? Vanlancker die ontsnapt uit de gevangenis en wraak wil op al wie hem daar bracht? Dat vind ik zo goedkoop en al zovele malen gezien en gelezen, dat de zin me meteen in de schoenen zinkt.

 

·         Het boek heeft ook alles om verfilmd te worden.  Zou je dat zien zitten?  Aan wie zou je dan de rol van Theo Vanlancker toevertrouwen?

 

Het is de ultieme droom van vele schrijvers om hun verhaal verfilmd te zien. Maar ik denk dat mijn schrijfsels iets te duur zouden uitvallen wegens de vele locaties.

Maar ach, laat me even dromen. Wie speelt Theo Vanlancker? Laten we dan meteen voor de crème de la crème gaan. Matthias Schoenaerts. Hij zou als geen ander die verknipte persoonlijkheid van Vanlancker gestalte kunnen geven.

Hartelijk dank, Benny Baudewyns, voor jouw uitgebreide en interessante antwoorden.  We blijven jou zeker volgen!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten