zaterdag 29 augustus 2020

Guido Eekhaut ondervraagd

 

Onlangs las ik ‘Het huwelijk van tijd en ijs’.  Een boek over de stichting van de Republiek Antarctica zo’n honderd jaar geleden, over een jonge wetenschapper die bizarre experimenten uitvoert, over de droom van  eeuwige jeugd. 

In het nu volgende vraaggesprek geeft Guido Eekhaut tekst en uitleg over ‘Het huwelijk van tijd en ijs’ en over nog zoveel meer.

Wie of wat inspireerde jou tot het schrijven van ‘Het huwelijk van tijd en ijs’?/ Vanwaar komt het idee voor dit boek?

De idee om het boek voor een deel te situeren in het zuidpoolgebied en de republiek van Antarctica, komt uit een roman van John Calvin Batchelor, een Amerikaans schrijver die enkele geweldige boeken schreef in de jaren tachtig. De rest is het gebruikelijke proces: inspiratie en ideeën komen naargelang ik schrijf, en nadat ik de basis voor het boek heb gelegd. Antarctica is nog altijd een van die vreemde en weinig bekende gebieden, hoewel het toerisme daar nu ook toeslaat.

Ik wilde opnieuw een ‘avontuurlijk’ en ‘spannend’ boek schrijven, na ‘De Verdwijning’, dat eerder een filosofisch en feministisch boek was. Het avontuur lokte, met helden en schurken en een mysterie. Veel meer dan dat heb je niet nodig om aan een boek te beginnen.

Het boek kreeg het etiket ‘thriller’.  Waarom een ‘thriller’ en niet een ‘avonturenroman’? 

Dat is puur een marketing beslissing vanwege de uitgever, omdat ‘thrillers’ nu eenmaal beter verkopen dan ‘romans’ of om het even wat. Het is het gevolg van een hokjesmentaliteit (bij verdelers, boekhandels maar ook publiek) waar ik zelf problemen mee heb, want ik probeer altijd dwars over genres heen te schrijven. Het boek is inderdaad een avonturenroman, er komt misdaad in voor, maar ook romance en er is een wetenschappelijke ontdekking die voor ons nog onmogelijk is. In het Nederlandse taalgebied is die hokjesmentaliteit nog steeds erg streng. Dat werkt in mijn nadeel. In ben een genre-auteur, en dus grotendeels genegeerd door de ‘literaire’ kritiek, een ander gevolg van de opdeling in ‘genres’. Omdat ik regelmatig andere boeken schrijf, en me dus over het hele spectrum van genres begeef, spreek ik geen groot, vast publiek aan. Ik diversifieer teveel, maar dat is de aard van het beestje.

Het boek start en eindigt in Marseille, een stad die in jouw boek wordt geassocieerd met een mank functionerende prefectuur  en achterstand, vooral waar het de wijk ‘la Valentine’ betreft.  Vanwaar de keuze voor Marseille?

Oorspronkelijk had ik een fictieve stad gekozen, maar na overleg met de uitgever is die meer concreet geworden. Toch zijn de beschrijvingen niet die van het echte Marseille, waar ik overigens nooit geweest ben (wel in de buurt). Mijn vorige fictieve steden (Orsenna, bijvoorbeeld) hebben altijd iets zuiders gehad, als spiegels van de vele steden rondom de Middellandse Zee waar ik van houd. Vorm volgt functie, neem ik aan, en dus transformeer ik echte steden tot het geschikte decor voor mijn boek. Ik heb vaak genoeg de een of andere versie van Londen gebruikt, maar dan een laat-Victoriaanse variant van die stad. Soms doe ik heel gedreven research om het decor levensecht te hebben (de Canadese misdaadboeken, die ik onder de schuilnaam Nellie Mandel schreef, zijn daar een goed voorbeeld van), maar dat is niet altijd nodig. Ik denk maar: wat voor Italo Calvino goed is, is voor mij ook goed.

Marseille

En dan gaat het richting Antarctica.  De vermelding van Amundsen en Baedeker, uitgever van reisgidsen, doen me vermoeden dat je je interesseert voor mensen die weinig geëxploreerde oorden opzoeken.  Klopt dat?

Vele van mijn personages zijn eenzaten, die hun wereld willen verkennen, wat een fundamenteel menselijke drang is. Mensen wilden altijd weten wat er achter de volgende heuvel of zee lag, vandaar dat we de enige hogere diersoort zijn die over de hele planeet verspreid raakte. Ik ben dan ook geen liefhebber van de huis-tuin- en keukenliteratuur, zo populair in onze Vlaamse/Nederlandse letteren. De innerlijke roerselen van een Antwerpse huismoeder geconfronteerd met banale problemen (ik stel het nu karikaturaal) laten me koud (in de literatuur alleszins). Ik heb grote ideeën nodig, ruime decors, bizarre personages. Spanning en avontuur. Daarvoor heb ik goed getekende personages nodig, die het verhaal zin en richting geven.

Ik ben opgegroeid met avonturenboeken, met klassieke en experimentele SF, onder andere met de boeken van Ursula Le Guin, Philip Dick, J.G.Ballard, Julien Gracq, Thomas Disch en Jack Vance. Dat is, inderdaad, een eclectische verzameling. Daarom is het met mij helemaal misgegaan (als schrijver toch). Soms schrijf ik meer intimistische misdaadboeken (Canada), soms extravagante alternatieve geschiedenissen (de Malvil-reeks).

Heb je er ooit van gedroomd om zelf zo’n reis te ondernemen?  Waar zou die reis je dan brengen?

Ik ben op een bijna decadente manier gesteld op luxe, voor zover ik die kan betalen. Vorig jaar logeerden we in uitstekende viersterren hotels aan het Gardameer en in de Provence (maar telkens dankzij een voordelige aanbieding). Ik heb, als journalist, de donkere kanten van Londen en Amsterdam gezien, en er verbleven, maar die tijd is voorbij. Anderzijds zal ik van vrienden een flat of huisje huren, als dat betaalbaar is. Grote, exotische reizen trekken me niet aan. Wil je dat op een aanvaardbare manier doen, dan kost dat handenvol geld. Niet dat ik die plekken niet wil zien. Ik zou een reis door Japan willen maken, maar het project ligt buiten onze financiële mogelijkheden. Ik reis ook graag alleen (maar wel met mijn vrouw), en niet in een gezelschap. Het liefst breng ik tijd door in grote, oude steden ergens in Europa, en er is veel wat ik nog niet zag, dus ik hoef niet meteen naar Vietnam of Nepal.

 

Zijn de namen van jouw hoofdpersonages willekeurig gekozen of hebben ze hun roots in de echte wereld?

Ah, namen. Ik zoek gewoon op het internet of in boeken tot ik iets geschikt vindt. Occasioneel is er een woordspelletje, of een verwijzing naar een mij geliefd of gehaat persoon, maar verder gaat dat niet. Mensen herkennen zich niet in mijn boeken, meestel terecht.

Heeft één van hen of hebben ze allen trekjes van hun geestelijke vader, van jou dus?  Welke?

Die vraag kan ik zelf niet beantwoorden, omdat ik vermijd aan zelf-analyse te doen. Ze lijken ook niet op mensen die ik ken, al steel ik hier en daar een kenmerk, maar nooit het totale beeld van echte mensen. Occasioneel heb ik iemand op gruwelijke wijze vermoord die dat in mijn verwrongen geest verdiende. Meestal ben ik echter vergevingsgezind of mild, al loopt het niet met al mijn personages goed af.

Op wie lijk jij het meest?  Op de nimmer opgevende Selavy, op de regeltjesrespecterende Steiner of op rijkeluiszoontje Roussel?

Op geen van hen. Maar misschien heb ik dat niet in de gaten.

Roussel kijkt neer op schrijvers die leven van hun schrijven.  Is dat een knipoog naar de lezer? 

Alles is een knipoog naar de lezer, maar ik kijk niet op die mensen neer, omdat ik zelf probeer te leven van het schrijven (wat me, buiten de periode toen ik journalistiek werk leverde, nooit lukt, verre van). Nee, Roussel is een verwaande kwast, een pompeus ventje, en verwerpelijk decadent. Ik hou van hem.

 

 

Hou je van jouw personages?  Wat voor relatie heb je met hen?

Nee, en Geen, zijn de antwoorden. Maar dat is niet helemaal waar. Britt, het hoofdpersonage van de ‘Enigma’-serie die ik momenteel voor jongvolwassenen schrijf (bij Clavis), ligt me nauw aan het hart, omdat ze de afspiegeling is van iemand die ik als mens apprecieer. De meeste andere personages komen en gaan. Ik schrijf zo’n vier boeken per jaar, en dus verbruik ik veel personages, zoveel dat ik ‘bijbels’ bijhoud om me nadien te helpen herinneren waarover een boek gaat en hoe de personages heten.


Antartica

Naast het ijs is de factor ‘Tijd’ nagenoeg het ganse boek door aanwezig.  Zonder al te veel te spoileren, kan je even verduidelijken waarom?

Niet geheel per toeval heb ik de voorbije jaren verschillende boeken geschreven waarin de personages op zoek gaan naar het eeuwige leven (of iets wat daar in de buurt komt). Dit boek, en het jeugdboek ‘Eeuwig’ (Clavis, najaar 2020), en nog een novelle. Er is iets Freudiaans aan de gang, maar ik deel met Nabokov een zekere achterdocht ten overstaan van de theorieën van de Weense Kwakzalver. Met het stijgen van mijn biologische leeftijd (mentaal ben ik 36), hoop ik dat de wetenschap mij voorbij de volgende twee eeuwen helpt, en in goede gezondheid — maar ik heb teveel SF gelezen en vrees dat het niet zal gebeuren.

De Tijd (met hoofdletter), is een raadsel, en dus voor deze schrijver aantrekkelijk. Waarom bestaat de Tijd eigenlijk, en is het misschien een menselijke illusie? Kan een universum zonder Tijd bestaan? Daarover worden boeiende dingen geschreven, zowel door filosofen als door fysici. Ver buiten de dagelijkse bekommernis van mensen, dat begrijp ik. Maar wat doe je in het leven, als je je niet occasioneel bezig houdt met de grote raadsels van het universum? Tijd en eeuwigheid hebben vele mensen doorheen onze geschiedenis gefascineerd. Literatuur kan niet bestaan zonder aan dat en andere fundamentele raadsels te raken. Ik las in mijn snotjaren Jorge Luis Borges, en Vladimir Nabokov, en andere schrijvers die elk op hun eigen manier met het concept van de ‘tijd’ speelden. De echo’s daarvan weerklinken nog altijd in een aantal van mijn boeken. Niet allemaal, want ik schrijf ook ‘gewone’ misdaadverhalen. Maar net als ‘De Verdwijning’ is ‘Tijd en IJs’ een ontdekkingsverhaal dat op vele niveau’s kan gelezen worden.

Je neemt uitgebreid de tijd om de jonge Selavy, Steiner en Roussel voor te stellen.  Kan je uitleggen waarom je daar zoveel bladzijden en ‘tijd’ aan besteedt?

In dit soort boek zijn zij belangrijk genoeg omdat de plot om hun karakter draait. Ze zijn geen clichés, zoals de knorrige rechercheurs uit de ‘Vlaamse’ thrillerreeksen van sommige van mijn collega-auteurs (voor wie ik overigens veel respect heb). Ze hebben bizarre dimensies, en er scheelt een en andere aan hen, en ze doen misschien dingen die inconsequent zijn. En net als hun auteur zijn ze geneigd moeilijke woorden te gebruiken.

Anderzijds hoef je niet van je personages te houden, terwijl je ze toch zorgvuldig ‘ontwikkelt’. Ik ben ook niet emotioneel met hen betrokken. Ze moeten helder en duidelijk in de geest van de lezer opduiken, en misschien emoties opwekken. Ik vind soms gaat ik daar niet ver genoeg in ga, toch niet in al mijn boeken.

‘Het huwelijk van tijd en ijs’ geeft een niet al te positief beeld van de mensheid, een beeld dat ook van alle tijden en tijdloos is.  Aan het woord is dan Guido Eekhaut, de schrijver?  Ben jij als Guido Eekhaut, wanneer je niet aan het schrijven bent, ook zo pessimistisch gestemd wat het mensdom betreft?

Ik ben een optimist met betrekking tot de mensheid in abstracte zin, tot haar vermogen om steeds weer te ontsnappen aan de finale uitroeiing (een dreiging die ontstaat, meestal door haar eigen stommiteiten), en tot de technologische en wetenschappelijke veerkracht die we ontwikkelen. Toen ik nog als futurist door het leven ging, was mijn basisboodschap: ‘Je moet niet bang zijn voor de toekomst, maar wel voorbereid’. Ik zie een schitterende toekomst, omdat de meeste SF die ik las en lees ons toont wat we kunnen bereiken. Maar daarvoor hebben we wetenschap en technologie nodig, en dus de Rede (met een hoofdletter).

Dus ben ik bij de dagelijkse confrontatie met de werkelijkheid pessimistisch: als je ziet tot hoeveel domheid (soms verheven tot een levensstijl), onwetendheid, vooringenomenheid de mensen in staat zijn, dan wanhoop ik. We leven in een tijdperk van het egoïsme: mijn rechten zijn belangrijker dan jouw gezondheid. Solidariteit is vaak zoek. Politici die beroep doen op burgerzin en verantwoordelijkheid, hebben dat niet begrepen. Een niet te verwaarlozen deel van de bevolking kent die fenomenen niet, of negeert ze opzettelijk. Rechten worden gezien als primair, niet vergezeld gaand van plichten.

Maar dan zie ik dat grote groepen mensen opstaan tegen totalitaire leiders, tegen georganiseerde misdaad, tegen het superkapitalisme, tegen de superrijken — en dat stemt me hoopvol. Ik zie dat de impuls vaak van jonge mensen komt, en hoop dat zij collectiviteit en solidariteit hoger houden dan het ik-denken.

Als schrijver en als persoon moet ik die fenomenen tegen elkaar afwegen. Er is ook een praktisch probleem. Ik zou optimistische en avontuurlijke boeken willen schrijven die zich in een fascinerende toekomst afspelen, maar in dit taalgebied is daar alleen een markt voor bij de jongeren, niet voor volwassenen. Geen uitgever die zich nog aan home-grown SF waagt. In de Verenigde Staten, in de hele Engelstalige wereld en elders ook, zie je techno-utopische boeken, zie je boeken die reële problemen bespreken in een toekomstig kader. Dat is wat goede science fiction al een eeuw probeert te doen. Goede ideeën ontstaan als antwoord op de vraag: ‘wat indien…?’

Vlaanderen in het bijzonder toont zich avers tegenover toekomstdenken. Daar doen wij hier niet aan, al zijn er hier en daar in het bedrijfsleven enkele uitzonderingen. Kijk naar onze politici: eng nationalisme, problemen oplossen wanneer ze zich voordoen, en alle andere zonden van het populisme. De toekomst waarin ik geloof is die van de open samenleving, geleid door mensen die durven plannen en zelfs dromen.

China pakt dat anders aan. Daar keken de leiders naar wat mensen als Elon Musk drijft, en de conclusie was: die hebben techno-SF gelezen in hun jonge jaren. En daarom ‘geloven’ ze in de toekomst. Met als gevolg dat science fiction nu zowat een literaire religie geworden is, in China, met als bedoeling de jeugd warm te maken voor wetenschap en technologie. En dat schijnt te lukken. Dat China een autoritaire staat is, is wat anders, en het is een probleem. Maar dat zijn de VS en het Verenigd Koninkrijk ook.

De zoektocht naar de heilige graal, de eeuwige jeugd is eveneens van alle tijden.  Denk jij dat de mens er ooit in zal slagen om de wereld zo te organiseren dat één of andere versie van een ‘utopia’ kan gerealiseerd worden?

Dat hoort bij de vorige vraag, denk ik. Maar wat ik geloof of hoop, doet weinig terzake. Heel wat meer mensen moeten overtuigd zijn van de zin van wetenschap en technologie voor het oplossen van onze problemen. Neem nu ons watertekort. Is er te weinig water, wat België betreft? Ja, we hebben niet genoeg grote rivieren, een te dichte bevolking en teveel beton. Maar er zijn landen, erger gesteld dan bij ons, waar men oplossingen heeft, al decennia. Er is water genoeg, in de zee, en dat kun je ontzilten en zuiveren. Laten we dat doen.

Dat is maar een voorbeeld. Het lijkt alsof er nooit genoeg politieke daadkracht is, en wat er is wordt verspild aan niet-problemen (immigratie). Ik vraag geen utopia (want dat is saai), maar zinnig, toekomstgericht denken. Maar in dit land (en elders in Europa) heeft politiek en beleid teveel de neiging om problemen ad hoc op te lossen, met alle continue veranderingen van richting van dien. Het beleid ivm Corona is daar een voorbeeld van. Politieke (en financiële) belangen overheersen de rationeel wetenschappelijke.

En dan is er Lönnroth.  Op het internet ontdekte ik een zekere Erik Lönnroth, geschiedkundige.  Heb je die naam ook daarom gekozen, om te onderstrepen dat het menselijk gedrag van alle tijden is en de geschiedenis zich steeds herhaalt?

Nee, Lönnroth is een personage uit een verhaal van Borges. Er moet geen verdere betekenis gezocht worden aan de keuze van die naam.

Je bent met dit boek duidelijk niet over één nacht ijs gegaan. Naast vele paradoxen, bevat het boek veel symboliek en ongelofelijk mooi gevonden metaforen. 

 Hoeveel en welke voorbereiding is aan dit boek voorafgegaan?


Dank je wel. Ik heb enkele boeken gelezen over Antarctica om de ‘idee’ van de plek juist te hebben, en om enkele technische details mee te kunnen nemen. Ik doe niet echt veel research. Zijn er dingen die ik nodig heb, dan struin ik het internet af, of ik ga zoeken in mijn bibliotheek. In een boek zoals dit is de sfeer belangrijk, en daar helpt mijn verbeelding. En mijn ervaring als schrijver. Een van de weinige kwaliteiten waarop ik me kan beroepen, is ervaring. Schrijven is een ambacht, en dat moet jarenlang geoefend worden. Buiten enkele genieën die met hun eerste boek een werk van wereldformaat afleveren (en dat zijn écht de uitzonderingen), doe je er lang over om te leren schrijven. Ik leer elke dag bij, vooral omdat de Nederlandse taal nog veel geheimen voor me heeft.

Meestal denk ik enkele weken na over de achtergronden van het boek, en lees ik wat om me in de juiste sfeer te brengen. Vooral dat is belangrijk. Schrijf ik een bepaald boek, dan lees ik alleen ‘dat soort’ boeken. De jeugdboeken die ik voor Clavis schrijf, zijn eigenlijk klassieke science fiction, en dus bereid ik me daarop voor door goede SF te lezen. Schrijf ik een meer literair boek, dan lees ik in die richting (Paul Auster, bijvoorbeeld, vanwege zijn heldere stijl). Schrijf ik Weird kortverhalen, dan lees ik weer andere schrijvers.

Ik weet ook niet bij voorbaat hoe een boek gaat lopen, en zeker niet hoe het eindigt. Ik plan en plot naargelang ik schrijf. Dat werkt voor mij. Andere schrijvers hebben andere methodes. Of mijn methode werkt, laat ik aan anderen over, maar ik heb mijn deel prijzen en nominaties, dus zal het wel meevallen.

Ik hoop dat ik de ‘juiste vragen’ heb gesteld, ‘niet te vroeg, niet te laat’.  Zoals gezegd in het boek ‘Geen enkel verhaal kent een definitief slot.’  Hoe gaat jouw verhaal verder?  Ben je alweer bezig met een volgend boek?  En wanneer mogen we dat in de boekhandel verwachten? 

Er is geen moment (tenzij ik slaap) waarop ik niet schrijf of over een boek nadenk. Ik had een vervolg gepland op dit boek, maar dat werkte niet, dus hou ik het hierbij. De vraag naar mijn volgende boek(en) kan ik overigens alleen maar in het ‘nu’ beantwoorden, want binnen enkele maanden zijn de plannen al geëvolueerd.

Later in 2020 verschijnt bij Clavis ‘Eeuwig’, een jeugdboek dat zich gedeeltelijk tijdens de tweede wereldoorlog afspeelt en ook de tocht naar het eeuwige leven als thema heeft. Tegen het jaareinde verschijnt het tweede ‘Nomade’ boek: ik schrijf voor Clavis twee SF-reeksen die (hoewel ze zich tweeduizend jaren van elkaar verwijderd afspelen) één verhaal gaan vormen. Het vijfde en zesde boek zijn gepland voor 2021.

Voor een andere Vlaamse uitgever schrijf ik onder een schuilnaam het boek bij de TV-serie ‘Beau Séjour’ (waarvan het tweede seizoen start in januari 2021), en ik ga onder dezelfde naam ook misdaadboeken met een sprookjeselement doen. In 2021 plan ik nog een jeugdboek, gebaseerd op het werk van de Russische SF-schrijvers (en broers) Strugatsky. Tussendoor schrijf ik wat verhalen. Nooit tekort aan plannen.

Bedankt Guido Eekhaut voor jouw uitgebreide en boeiende antwoorden.  Wij van Thrillerlezers! wensen jou nog heel veel schrijfplezier en succes!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten