dinsdag 19 februari 2019

De inspiratieplek van Esther Boek

Mijn huis staat in een gewone straat. Waar gewone huizen staan, met gewone mensen, die gewone dingen doen.
De werkkamer, waar ik mijn boeken schrijf, ligt aan de voorkant van dit huis, en kijkt uit op een grasveld met een grote boom die me elke dag weer het seizoen van dat moment toont. Naast het grasveld ligt een fietspad, dat als een rood haarlint slingerend door de wijk loopt, naar plaatsen die ik vanuit het raam van mijn schrijfkamer niet kan zien.

Op het fietspad gaan mensen voorbij. Uiteraard op de fiets, maar ook op een brommer of een scooter. Lopend, met een skateboard, op skeelers. Oude mensen, jonge mensen. Lachende tieners, verliefde stelletjes. Mensen alleen, via oortjes aan hun mobiel verbonden met de wereld die ze niet kunnen zien. De ogen geopend maar blind voor hen die voorbijlopen.
Jonge moeders wandelen achter kinderwagens, het gezicht vermoeid, maar de mond in een grote lach, een hand schikkend aan het dekentje in de wagen.
Mannen, in pak en ongemakkelijke zakenschoenen steken hun haastig voorbij. De attachékoffer in de hand, al dromend van de krant en de pantoffels die in hun huis op hen wachten.
Blije gezichten, droevige gezichten, strakke gezichten, boze gezichten. Alle emoties die een mens kan hebben, komen langs mijn raam voorbij. Wanneer ik nog wat verder kijk, de weg over, zie ik weer een groot grasveld, met daarop twee voetbalgoals. Bij mooi weer spelen er kinderen en als de maanden kouder worden scharrelen er vogels rond, hun puntige snavels tussen de grassprietjes, op zoek naar voedsel zodat ze daarna weer verder kunnen vliegen.
   
Achter het grasveld ligt een treinstation. Soms, wanneer het heel stil is, hoor ik de belletjes van de spoorbomen, ten teken dat er een trein het station op komt gereden of dat er een vertrekt. Al gelang het moment van de dag, drommen er mensen over het perron, of is daar plek genoeg om met de arme weid, dansend naar de trein of op huis aan te gaan.
’s Morgens, in alle vroegte, is het een verzamelplaats voor pubers. De te zware rugzakken op de fiets, de hoofden nog in de slaapstand, hangen ze over hun stuur, aan elke kant van hun rijwiel een voet, het ijzeren ros nonchalant hangend tussen hun benen in.
Elke keer wanneer een klasgenoot zich bij het groepje voegt, halen ze een kort moment hun ogen van het beeldscherm van hun smartphone, waarna ook de nieuweling zich houdt aan de uniforme code van jeugdige onverschilligheid.
Wanneer de groep compleet is, stappen ze op hun fiets en vervolgen gezamenlijk, al slingerend, hun weg naar weer een lange dag vol saaie lessen en stomme docenten, om niet veel later uit mijn blikveld te verdwijnen.
In de avond komen jongeren samen voor het station, de fiets inmiddels ontgroeid en de muziek, die ik als herrie zou betitelen, trillend door hun autoruiten naar buiten. Ze roken wat, of draaien een joint, en hun stemmen verwaaien in de wind, ver genoeg weg zodat ongenode oren niet kunnen verstaan wat ze zeggen.
De avond groeit later, en duisternis volgt. Een eenzame wandelaar maakt het laatste rondje met de hond. Een late reiziger wordt door de trein naar buiten gebraakt. Op het fietspad, in het licht van de lantaarnpaal, fietst een meisje voorbij. Tegen een onzichtbaar persoon hoor ik haar geërgerd zeggen dat ze weet dat het al twaalf uur geweest is, dat ze haar mobiel op stil had staan, maar dat ze echt bijna thuis is.
Glimlachend kijk ik voor de laatste keer naar buiten, voor ook ik besluit dat het genoeg is geweest voor vandaag. Voor mijn huis is de straat stil geworden. Het fietspad is verlaten en ook de laatste trein is gepasseerd. Ik sluit mijn raam, trek het gordijn dicht en sluit de deur van mijn schrijfkamer achter me dicht. Morgen is er weer een nieuwe dag, waarin nieuwe personages, met nieuwe ontwikkelingen, mijn raam voorbij zullen gaan.
Vanaf april 2019

Geen opmerkingen:

Een reactie posten