Posts tonen met het label Nordic Noir. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Nordic Noir. Alle posts tonen

zondag 12 augustus 2018

Column Jack Schlimazlnik


Nordic Noir, de duistere kant van Scandinavië

Het is weer vakantietijd! Zijn we naar het zuiden geweest om aan de Middellandse Zee in het echt een vakantiethriller te beleven, of naar het noorden voor het duistere gevoel van de Nordic Noir?

In tegenstelling tot de vakantiethrillers, die doorgaans door Nederlandse auteurs worden geschreven, zijn de meeste Nordic Noirs geschreven door auteurs die in Scandinavië wonen: Noorwegen, Zweden, Denemarken, soms IJsland - Finse Nordic Noir is mij niet bekend. Eigenlijk best raar dat er in Nederland geen traditie bestaat van Polderthriller, ze zijn er natuurlijk wel, maar ze worden zo niet in de markt gezet, niet in Nederland en niet in het buitenland.

Van oudsher laat de Nordic Noir zien hoe het moet: je pakt wat stereotypen over het land (somber en eenzaam), beschrijft het landschap (somber en eenzaam) en authentieke inwoners (somber en eenzaam), en je laat er een moordenaar op los. Bij voorkeur een seriemoordenaar. Dat laatste hoeft niet realistisch te zijn, want het aantal echte moordzaken in Scandinavië blijft ver achter bij het aantal fictieve moorden in die landen. Het zou niet goed voor de bevolkingscijfers zijn als er echt zoveel moorden werden gepleegd.

Scandinavië, en dan met name Noorwegen en Zweden, hebben te kampen met leeglopende dorpen. Zo’n vijftien jaar terug was er in Nederland een campagne om werkzoekenden naar Noorwegen en Zweden te laten emigreren. Het was de bedoeling dat je daar dan werk zou vinden/scheppen in een kleine plaats, en dat je met de aanwezigheid van je gezin en bedrijf zou bijdragen aan de leefbaarheid, zoals het behoud van de basisschool en de dorpswinkel. In Nederland is dat verschijnsel ook bekend, onder meer in Noordoost-Groningen, de Noordoostpolder en de Hoekse Waard. Daar is veel leegstand en een laag niveau aan voorzieningen (scholen, gezondheidszorg, winkels, werk, openbaar vervoer). Dat levert een soort spooksteden op, maar in Nederland is men veel te keurig en sloopt men doorgaans wat vervallen dreigt te raken.

In Scandinavië laat men leegstaande huizen gewoon vervallen, zeker als ze wat afgelegen in het bos staan. Als je in de naaldwouden van Zweden een wandeling maakt, kun je zomaar ineens voor een “spookhuis” komen te staan: een verlaten houten “stuga” (in Noorwegen heten ze “hytte”), het huisraad er nog in, voor zover het niet naar buiten is gehaald door vandalen, vervallen en rottend, alsof je er elk moment een lijk kunt aantreffen.

Dat was tenminste wat ik jaren terug in Zweden aantrof, bij een avondwandeling. Eigenlijk ben je dan op zoek naar elanden of ander wild, en dan ineens staat er zo’n vervallen hut langs het bospad. Met schitterende authentieke, misschien antieke meubelen. In elk geval geen IKEA. Buiten vonden we de restanten van een arreslee. Je vraagt je af wat er is gebeurd met zo’n huis, dat in zijn gloriedagen zo mee had kunnen doen in het decor van Pippi Langkous of De kinderen van Bolderburen of hoe die idyllische kinderboeken ook heten.

Wat ik heb gezien in Scandinavië is niet het naargeestige dat je op tv ziet in de Nordic Noir series. Op IJsland was ik nog niet (staat op de bucketlist), Finland ook niet (ik ben bang dat de muggen, die er volop schijnen te zijn, een kampeervakantie verpesten), maar in de andere Scandinavische landen wel.
Noorwegen is een schitterend land, ruig, maar niet echt eng. Het enge is meer het autorijden, op de beruchte Trollstig (Trollstigen is het woord met -en als lidwoorduitgang), of op de vele onverharde wegen, of op wegen waar nog (of alweer) resten sneeuw liggen. Of waar je een kudde schapen of geiten voor de wielen krijgt. Mijn avonturen daar zijn niet zo heel spannend.

Het spannende begon er in Noorwegen mee dat de brandweer uitrukte, omdat ik de open haard in mijn appartement had aangestoken en de politie ook een kijkje kwam nemen. Ik zat rustig tv te kijken, drankje erbij. Omdat na verloop van tijd de blaas geleegd wilde worden, deed ik de deur naar de hal open om naar het toilet te gaan. In die hal hing de rookmelder, die prompt afging vanwege de rook die vanuit de kamer die (voor mij onopgemerkt) vol rook hing, omdat blijkbaar de schoorsteen niet goed trok - iets met een vogelnest of zo. Het appartementencomplex werd geëvacueerd voor we daar achter kwamen, en toen was het wachten op de brandweer.

Later in die vakantie landde een helikopter bij datzelfde complex, maar ik heb geen idee waarom. Wel stond iedereen buiten te kijken naar dat wentelwiekmatige geweld. Blijkbaar was men daar niet gewend dat er spannende dingen gebeuren. Wat me trouwens doet denken aan de Zweedse actie-komediefilm Kopps, waarin een politiebureau met sluiting wordt bedreigd, waarop de politieagenten, die merken dat hun baan op de tocht staat, zelf maar voor wat reuring zorgen.

Een hachelijk avontuur in Noorwegen was mijn bezoek aan Nygardsbreen (de Nygard-gletsjer). Ik had me wat verkeken op de afstand en de toegestane maximumsnelheid, waardoor ik pas laat in de middag bij de gletsjer arriveerde. Ik was te laat voor een tocht over de gletsjer met begeleiding van een gids. Wel kon ik meevaren met de schipper die de gletsjerwandelaars ging ophalen, maar dan moest ik zelf teruglopen. Hoewel de schipper best vriendelijk was (“Waar kom je vandaan?” “Nederland.” “Huh?” “Holland.” “Ah! Ajax!” “Nee, dat is Amsterdam.”) had hij me niet verteld dat er geen pad terug naar de parkeerplaats was of dat de bewegwijzering door het ruwe terrein te wensen over liet. Dus moest ik klauterend over rotsen en me door allerhande struiken worstelend terug, strategisch de oever van het gletsjermeer volgend, met de zonsondergang (Solnedgangen - “de zonsneergang”) op mijn hielen. Ik haalde het gelukkig wel, maar de tocht eindigde in een terugreis naar mijn appartement door het pikkedonker over een bergpas van 1172 meter hoog, vrijwel verlaten, op een enkele trucker na. Een landschap waaruit ik dankbaar inspiratie heb geput voor Stille wateren (in de Nordic Noir bundel van uitgeverij LetterRijn).

Minder hachelijk, maar wel spooky, was mijn verblijf in een ski-oord, in september. Er lag nog geen sneeuw, maar het leek op wat bij ons november kan zijn. Omdat ik langs de weg enorme borden zag met “Pas op, groot gevaar wegens elanden” (iets van “Stor elg fare” las ik), vroeg ik waar die beesten dan zaten. Nou, die komen dus niet boven de 800 meter of zo, waaruit blijkt dat elanden en rendieren intelligenter zijn dan mensen. En als ze er al zouden zijn, dan zou ik ze niet hebben gezien, want die bergtop met het ski-oord zat gewoon dagenlang in de wolken waarbij ik beslist niet in de wolken was, maar mijn toevlucht had gevonden in de sauna van de hytte. Ik kon vanuit het raam mijn auto niet eens zien, die voor de deur stond, laat staan Solnedgangen waarmee werd geadverteerd. En toen het wat optrok, bleef een spooky landschap achter, met bemoste dode bomen langs stille wateren, en op een verder verlaten hoogvlakte.

Zweden heeft een veel vriendelijker landschap dan het ruige Noorwegen. Het ligt aan de lijzijde van het gebergte dat ervoor zorgt dat het in Bergen, Noorwegen, zo’n 250 dagen per jaar regent. Dat is dus die stad waar de tv serie over speurder Varg Veum zich afspeelt en deels is opgenomen. In Zweden is het dus droger en vaker zonnig, met hoge temperaturen van een landklimaat in de zomer.
Dat naargeestige dat je ziet in de Zweedse krimi’s heb ik er niet gemerkt, misschien omdat ik er voornamelijk in de zomer was. Hoewel in je eentje in een stuga op een verder verlaten camping langs de snelweg kamperen ook niet echt een vrolijke bedoening is, al was het maar voor één nacht.
Toen ik voor de eerste keer in Zweden was, was er nog geen Øresundbrug. We gingen met de boot van Frederikshavn (Denemarken) naar Göteborg (Zweden) (een drama op zich omdat we een uur of drie moesten wachten voor we door de douane konden). Toen ik later de grens moest passeren, koos ik steeds voor het veer tussen Helsingborg (Zweden) en Helsingør (Denemarken), omdat je op de veerboot wel even wat kunt uitrusten met wat te eten en te drinken en op de brug niet (en de prijs van de overtocht en de tol voor de brug is hetzelfde). Dus heb ik de spectaculairste locatie van een Scandinavische tv-thriller gemist: Broen (Deens) of Bron (Zweeds), beter bekend als The Bridge.
Denemarken is op zijn eigen manier spectaculair. Het lijkt zo’n onschuldig land, met maar weinig echte Deense thrillers, en als het Deens is, dan vooral in en om Kopenhagen (København). Hoewel dat weinig zegt, want het van het rockfestival bekende Roskilde is gewoon met de “metro” vanuit Kopenhagen te bereiken. In dat Roskilde heb ik nog enkele benauwde ogenblikken meegemaakt in zo’n oude Vikingboot, want het leek de mensen die mij hadden uitgenodigd voor zo’n zeiltochtje geen probleem om met een windkracht van een Beaufort of 6, 7 het fjord op te gaan. Nou, dat hebben we geweten: pijlsnel vertrokken naar het noorden, maar terugkomen was een ander verhaal. Met zes man roeien had als enige effect dat we tenminste niet verder aan lagerwal raakten. Uiteindelijk zijn we door een motorsloep van het Vikingschipmuseum gered uit onze hachelijke situatie. Je zou er een thriller over kunnen schrijven.

Die Denen zijn sowieso een beetje raar. Vroeger was Denemarken veel groter, heel Zuid-Zweden (Skåne) was Deens, waardoor het erg op elkaar lijkt qua cultuur, maar ook het noorden van Duitsland was Deens, tot Hamburg aan toe. De Duitsers noemen dat Bundesland Schleswig-Holstein, de Denen hebben het echter over Zuid-Jutland. En in dat Zuid-Jutland heb ik een gruwelijk avontuur beleefd.
Ik stond met mijn tent op de Vikingcamping van Schleswig en wilde een korte wandeling maken om enkele van de runenstenen (replica’s) van Hedeby (Haithabu, de archeologische site van een belangrijke handelsstad uit de Vikingtijd) te bekijken. Die archeologische vindplaats lag tegenover de camping, dus de weg over en gaan wandelen. Fraaie runenstenen, dat wel. Ze stonden op de plaats waar ooit de echte stenen waren aangetroffen. Een deel van de Vikingstad Haithabu is als archeologisch park gereconstrueerd, een soort Archeon. Het was al dicht, want het was al wat later op de dag. De schemering viel in. Toch wilde ik de voor mij laatste runensteen in het gebied, de meest zuidelijke, ook nog zien. Toen ik daar aankwam, hoorde ik een uiterst merkwaardig geluid. Een soort gejank, maar dan heel erg luid. Het was bijzonder angstaanjagend, omdat ik geen idee had waar dat geluid vandaan kwam. Tegelijkertijd zag ik dat het tijd was om terug naar de camping te gaan. Ik kon dezelfde weg teruggaan, of via de andere oever van de baai. Ik besloot de andere oever te nemen. Dat gejank -misschien was het een sirene? Maar voor welke ramp?- ging me wel op mijn zenuwen werken, dus het traject door het verlaten moeras legde ik best vlot af. Inmiddels werd het ècht donker. Voor mij lag het pad terug naar de camping, dwars door het bos. Waar in het moeras de vale lucht nog voldoende licht had gegeven, was daar in het bos geen sprake meer van: het bladerdak hield al het schemerlicht tegen en verzonk de omgeving in diepe schaduwen. Het was te laat om terug te keren. Ik moest verder door dat bos. Ik zag bijna geen hand voor ogen, letterlijk, als ik mijn hand voor mijn ogen hield, zag ik slechts een vage grijze schim van een hand. Dat janken ging ook maar door, en de stiltes ertussen waren onheilspellend. Ik was erg bang, vooral dat ik zou vallen op het voor mij onbekende pad en dan hulpeloos alleen gewond de nacht in moest gaan. Mobiele telefoon? Lag in de auto op te laden, dus ik kon niemand bellen (en wie zou ik hebben moeten bellen? Het was geen smartphone, dus geen idee wie ik in Zuid-Jutland kon bereiken voor hulp). Ik had alleen een fototoestel mee. Geen zaklamp. Gelukkig viel ik niet, hoewel de bosbodem er onregelmatig genoeg voor was. In het duister arriveerde ik gezond en wel op de camping en genoot van een welverdiende nachtrust.

Ik las laatst over Susanna Janssons boek Offermossen (Het offermoeras). Daarbij denk ik dan aan dat naargeestige moeras van het heidense Haithabu en dat gruwelijke gejank. Ik kan me zo goed voorstellen dat daar offers hebben plaatsgevonden.
Dat angstaanjagende gejank bleek achteraf afkomstig te zijn van de straaljagers op een vliegveld van de Duitse luchtmacht, dat ik niet zag door de bomen, maar dat heel dichtbij was.

Dus ondanks alle succesvolle Nordic Noir thrillers is Scandinavië in de zomer en het najaar lang niet zo gruwelijk als wat je vermoedt als je de thrillers op tv kijkt of de boeken leest. Zelfs de IKEA op tweede Paasdag steekt er qua horror bleekjes bij af. Geen wonder dat de schrijvers daar talloze seriemoordenaars aan de werkelijkheid toevoegen. Je moet wat als je woont in een omgeving waar nooit echt iets gebeurd.

Naar welk gruwelijk oord voerde jouw vakantie je dit jaar?

Eigenlijk wil ik ooit nog eens naar Engeland, maar gezien het aantal moorden dat alleen al in Causton, Midsomer wordt gepleegd, lijkt me dat levensgevaarlijk!

zaterdag 30 september 2017

Column door Jack Schlimazlnik



3 redenen om thrillers te haten
Er zijn drie redenen om thrillers te haten:
1. Je weet van tevoren hoe het eindigt
2. Het beperkt in het schrijven
3. Er worden teveel opties open gelaten.

Dat leek me een leuke clickbait. Nu de genuanceerde versie.

In 2016 maakte ik mijn debuut als thrillerauteur met het verhaal Stille wateren in de bundel Nordic Noir van uitgeverij LetterRijn. Het was de eerste keer dat ik serieus een uitstapje maakte van de verbeeldingsliteratuur (fantasy, sciencefiction en horror) naar de thriller. Reuze spannend. Ik moest wel heel erg mijn best doen om realistisch te blijven (wat inherent is aan Scandinavische thrillers). Dat is beperkend, bij thrillers is het bovennatuurlijke immers zelden of nooit gewenst. Dat was dus een flinke kluif om te schrijven, ofschoon collega Mike Jansen in diezelfde bundel wel een soort spookverhaal publiceerde (Draugr).

Het frustreerde me zozeer, dat ik nog een "Nordic Noir"schreef, maar dan een mèt bovennatuurlijke verschijnselen. Dat was Het lied van de pijn en dat werd in Wonderwaan gepubliceerd. Bij dat verhaal wordt pas helemaal op het einde duidelijk dat het geen "gewone" thriller is, maar eerder horror. Het is daarom moeilijk dat verhaal als horror te verkopen, de lezer ziet in het begin een vrij normale thriller.

Als op een boek "thriller" staat, verwacht je geen bovennatuurlijke zaken. Zo verwacht je bij horror geen langzaam opbouwende thriller waar de nadruk ligt op actie en gevaar en alleen de ontknoping in het bovennatuurlijke blijkt te liggen. Zeker bij korte verhalen wil de horrorlezer snel ter zake komen, het moet bij voorkeur eng zijn vanaf het begin.

Bij een thriller weet je dus meestal wel hoe het afloopt: op een realistische, niet bovennatuurlijke manier. De schrijver wordt daarmee in zijn verbeelding beperkt, want de bovennatuurlijke ontknopingen en plotlijnen kunnen niet gevolgd worden, die opties blijven buiten beschouwing. Ik denk ook niet dat er veel lezers zijn die bij een thriller aangenaam worden verrast als er een bovennatuurlijke ontknoping is.

Het verhaal waar ik nu mee bezig ben zit er tussenin. Het begint als een thriller en ik suggereer al snel dat er iets bovennatuurlijks aan de gang is. Is het een thriller? Is het horror? Ik heb liever geen van beiden, heb liever dat de lezer zich door het spannende verhaal laat meeslepen en verrast wordt door de ontknoping, welk pad ik ook kies.

Ik ben niet de enige die op die rand van thriller en verbeeldingsliteratuur balanceert.

Ik las vroeger veel horror en veel detectives. De verschijnselen "paranormale thriller" en "occulte thriller" kende ik niet, tot ik het een keer in de VN Thrillergids tegenkwam. De occulte thriller waarbij ik voor het eerst met de term werd geconfronteerd, was Vuurgeest van Jack Lance. Lance wordt "de Nederlandse Stephen King" genoemd en dan weet je het wel. Hoewel ik Lance toch net wat beter vind schrijven dan King, maar goed, het kan er ook aan liggen dat ik vooral vertalingen van King heb gelezen. Ik kende Lance van de horror-tak van de schrijfwedstrijd Unleash Awards, die hij samen met Alex de Jong organiseerde. Ook had ik enkele korte horrorverhalen van Lance gelezen. Ik vond het daarom wat raar dat een horrorboek in de VN Thrillergids stond, maar "occulte thriller" bereikt natuurlijk een groter publiek dan "horror", een genre dat in Nederland niet bepaald populair is.

Vuurgeest is een raar verhaal. Het volgt grotendeels het plot van een detective (aanwijzingen worden door zoektochten gevolgd, waarop weer aanwijzingen worden gevonden, en zo voorts), maar blijft een ondertoon van het paranormale (het bovennatuurlijke) of het occulte (het verborgene) houden. Dat maakt het tot suspense, wat ook de naam is van de uitgeverij die Lance beheert, Suspense Publishing. Jack Lance is een pseudoniem, onder zijn eigen naam, Ron Puyn, is hij misschien bekender als schrijver van boeken over paranormale belevenissen en verschijnselen, hij schreef daarover ook artikelen over voor verschillende tijdschriften zoals ParaVisie.

Zoals ik in een eerdere bijlage schreef, fascineerde dat soort mysterieuze zaken mij. Iets dat echt is gebeurd, of tenminste waarvan men zegt dat het echt is gebeurd, met ooggetuigen en met een locatie die je vaak gewoon kunt bezoeken, is vele malen enger dan fictie. Natuurlijk zocht in ik Londen het East End van Jack the Ripper op (vrijwel niets van overgebleven, in de volle zon met zo'n 25 graden en extreme droogte is de sfeer er ook niet bepaald naar) en ik kan verschillende panden in Den Haag aanwijzen waar het zou spoken. In Hannover ben ik op zoek gegaan naar waar Fritz Haarmann, de vampier van Hannover, zijn slachtoffers maakte (ik hoefde vanuit mijn huis daar slechts de straat uit te lopen en een straat over te steken). Wat dat betreft is fictie veilig, je kunt ermee stoppen wanneer je wilt. Het paranormaal toerisme is relatief veilig, je kunt weggaan als je wilt. Pas wanneer je zelf te maken krijgt met spookbeelden, is er geen ontsnappen aan en dat is ronduit angstaanjagend.

Wie beseft hoe het occulte werkt, de kunst van de angst kent, en dat in een thriller kan verwerken, heeft een grote voorsprong op anderen. Dus geen wonder dat de Nederlandse Stephen King min of meer het Vrij Nederland-vlaggenschip van de occulte thriller werd.

Nu wil het toeval dat er in Nederland ook nog een schrijfster is die met Stephen King wordt vergeleken, en dan heb ik het over Rik Raven. Raven heeft, als je haar blogs volgt, best wel moeite met het vinden van het "juiste hokje". Schrijft ze fantasy? Horror? Occulte of paranormale thrillers? In Nederland is dat een dingetje, lezers delen je graag ergens bij in, niet alleen per boek, maar graag ook als schrijver. Niet voor niets schrijven sommige bekende schrijvers hun thrillers onder pseudoniem, alsof het een ander merk is.

Die indeling in genres was bij de eerdergenoemde Unleash Awards al lastig. Als schrijver moest je een keuze maken of je het verhaal instuurde voor de tak van "horror en suspense" of de tak "fantasy en sciencefiction". In 2011 bestond die scheiding niet meer, en gelukkig maar, want mijn inzending Op ons kunt u bouwen was vleesch noch visch en had de derde plaats vermoedelijk niet behaald als ik het naar een van de twee takken had opgestuurd: het verhaal begint als horrorverhaal, maar eindigt als fantasy. Rik Raven is zeker niet de enige die moeite heeft met hokjes.

Er zijn in Nederland (voor zover ik weet) maar liefst twee schrijfsters die de thriller met sciencefiction combineren. De ene is Oxana Langbeen. Zij schrijft over een Maigret-achtige politiecommissaris, commissaris Omer, die zijn werk doet in een sciencefictionsetting met interplanetaire ruimtevaart en dergelijke, en dat ook nog gecombineerd met een parodie-achtige milde humor. De andere schrijfster is Pepper Kay, die in haar serie rondom interstellair privédetective Kit Guardner eveneens het heelal verkent.

Dan is er Brad Winning (pseudoniem van de eerdergenoemde Alex de Jong), die in Ondergang (steampunk) en Bloed & eer (fantasy rond privé-detective Sylvester Curare) duidelijke thrillerelementen heeft opgenomen. Hij zal zeker niet de enige zijn: de thriller laat zich immers uitstekend combineren met andere genres, want wie wil er niet een spannend verhaal lezen?

Dat zie je bijvoorbeeld ook in de "The Watch"-boeken uit de Schijfwereld-serie (Discworld) van Terry Pratchett. In de The Watch-boeken speelt de stadswacht (de politie) van de stad Ankh-Meurbork de hoofdrol. De politie bestaat onder meer uit dwergen en weerwolven. Het is de bedoeling dat ze de rust bewaren in de stad en misdaden oplossen. Omdat de inwoners van de stad bestaan uit tovenaars, dwergen, heksen, golems en ander fantasy-volk zijn de oplossingen niet altijd conventioneel. Zie bijvoorbeeld het korte verhaal Theatre of Cruelty: https://www.lspace.org/books/toc/toc-english.html

In de USA schijnt dat hokjesgebeuren minder een issue te zijn. Dus even terug naar Stephen King. Het eerste boek dat ik van King las, was Carrie en dat is duidelijk horror met bovennatuurlijke verschijnselen. De volgorde van de overige boeken die ik van hem las, kan ik met geen mogelijkheid reconstrueren. King is een schrijver met een heel breed oeuvre, die zich niet makkelijk in hokjes laat vangen, maar dat maakt zijn fans niet veel uit. Ik ben geen fan van King. Ja, hij schreef een van de allerbeste korte horrorverhalen die ik ooit las (Mevrouw Todd gaat binnendoor), maar ook heel saai werk (Bazaar van boze dromen), of boeiende thrillers als Dolan's Cadillac (niets paranormaals aan), waartegenover weer dikke pillen staan die me niet konden boeien (Pet Sematary/Dodenwake), onder meer door hun voor mij volkomen oninteressante personages met hun obsessies. Tommyknockers dat sterk begint, maar vaag en raar eindigt. In Stand by me gaat het eerder om suspense, het idéé dat er iets is dat niet klopt, dan over iets paranormaals. Maar is dat niet precies het doorbreken van de hokjes waardoor op het raakvlak van verschillende genres iets moois ontstaat?

De meest voor de hand liggende combinatie van thriller is een combinatie van een ander genre dat je voortdurend in spanning probeert te houden: horror. Het is vermoedelijk niet voor niets dat Edgar Allan Poe voor beide genres de "uitvinder" wordt genoemd. Volgende keer meer horror... hou de valium maar vast bij de hand.

dinsdag 28 maart 2017

Nordic van Marja West

'Kun je geen nordic noir schrijven?' Mijn uitgever zat tegen over mij op de achterkant van zijn pen te bijten, hij balanceerde op twee stoelpoten
'Ik woon in Staphorst,' zei ik.
Met een klap kwam zijn stoel terug op alle vier de poten. 'Daar is toch ook een bos?'
'Een nordic noir in Staphorst wordt een comedy. In die Zweedse verhalen komen op een donkere zondagen met bloed besmeurde meisjes in vodden het bos uit wankelen, waarna een inspecteur nog voor pagina 10 het forensisch onderzoek start door peinzend en gehandschoend tussen de Douglas sparren in de grond te wroeten als een varken op zoek naar een truffel. In Staphorst is het politiebureau zondags gesloten.' Meer kon ik er niet tegenin brengen.
'Ga dan een tijdje naar Smalland,' opperde mijn uitgever.
Ik keek hem strak aan en zei: 'Het lijkt mij geen schrijven in zo'n ballenbak.'
Maar het werd een nordic noir of niets.


Dus toog ik op een gure novemberdag in mijn Peugeot 106 naar Zuid Zweden om sfeer te proeven. Als ik bij het inpakken van mijn auto had geweten dat ik daar met een lijk zou gaan zeulen, had ik een steekwagentje achterin gegooid. In plaats daarvan nam ik mondvoorraad mee voor de eerste dag: met kaas belegde boterhammen, zes flesjes water, een kilo peren en een aardappelschilmesje van Ikea.
Doodse landschappen trokken voorbij in Oost Groningen en Noord Duitsland. Uren lang was de snelweg bijna akelig leeg. Om te voorkomen dat ik in slaap viel zette ik een cd van ACDC op. Maar rond Bremen werd het gelukkig drukker en kreeg ik meer afleiding. Via de rondweg tufte ik rustig door naar de Deense grens. En daar, in de buurt van Kiel, ging het fout: achter mij kwam een BMW aanstormen met knipperende koplampen ten teken dat ik aan de kant moest. Voor hem! Ik kantelde mijn binnenspiegel en bleef onverstoord op de rechterbaan rijden. Het geflits werd bijna stroboscopisch, maar ik hield vol.
Hij ook. Honderden kilometers kon hij mij via de linkerbaan passeren, maar kennelijk vond hij dat ík voor hém moest wijken en daar begin ik nu eenmaal niet aan. Zwaan-kleef-aan toerden wij dan ook door Denemarken terwijl mijn bloeddruk steeg. ACDC hielp daar niet bij.
Boven Malmö kreeg ik een eigenaardig gevoel. De snelweg ging over in een tweebaansweg. Bocht na bocht bleef hij mij volgen en dan komt er een moment dat toeval te toevallig wordt, dus besloot ik rechtsaf een zandpad in te slaan. Niemand die een BMW uit de 7-serie rijdt slaat vrijwillig een zandpad in, was mijn ervaring, en even meende ik hem dan ook kwijt te zijn. Maar toen het stof achter mijn auto neerdaalde, doemde die zilvergrijze pooierbak weer achter mij op als een potvis uit zee. Manhaftig zette ik mijn auto aan de kant. Over alles kon gesproken worden, dus ook over het gebruik van de rechterbaan van een snelweg. Voor de zekerheid stak ik het Ikea
aardappelschilmesje in mijn mouw. Een vrouw alleen kan niet voorzichtig genoeg zijn. De BMW bleef vervaarlijk ronkend staan. Ik klopte op zijn raampje dat geruisloos naar beneden schoof.
'Sie können nicht Auto fahren, Frau,' zei een kalende kerel kalm tegen me. De zon ging al onder en het begon te schemeren. Zou een Ikea aardappelschilmesje voldoende scherp zijn om een all seasons voorband lek te steken, vroeg ik mij af; een gesprek met zo'n type leek mij namelijk weinig zinvol. Ik bukte en deed een poging het rubber te splijten en op dat moment besloot de man uit te stappen. Of hij mijn lichaamshouding verkeerd interpreteerde weet ik niet, maar achter mij hoorde ik de rits van zijn gulp opengaan.


Geloof mij, Ikea aardappelschilmesjes zijn levensgevaarlijk scherp.
En nu zeul ik op een maandagavond door de Smallandse bossen met een besmeurd lijk.


Zondag wankelt er geen jong meisje in vodden tussen de bomen vandaan, maar vindt een schrijfster op zoek naar inspiratie een dode vent van middelbare leeftijd aan de rand van een verlaten meer. Uiteraard blijkt al snel dat het moordwapen een Ikea aardappelschilmesje is, maar ga er maar aan staan om alle kopers van zo'n mesje na te trekken!
Een jaar later zal haar eerste nordic noir uitkomen, eentje waarin een vrouwelijke Zweedse rechercheur met relationele problemen en een onopvoedbaar kind haar kop breekt over de vraag hoe een Duitse BMW rijder zonder ballen in een Smallands meertje belandt.

maandag 9 januari 2017

Nordic Noir - diverse auteurs

Titel: Nordic Noir
Auteurs: verhalenbundel van 25 schrijvers
Uitgeverij: LetterRijn
236 pagina's

LetterRijn startte in het begin van 2016 een verhalen wedstrijd met als thema ‘Nordic noir’.
Het was aan de schrijvers de taak om een spannend verhaal te schrijven waarin de personages net wat herkenbaarder zijn, de misdaden net wat realistischer en met ruime aandacht voor psychologie en couleur locale. De verhalen hoeven zich absoluut niet in één van de Scandinavische landen af te spelen, maar mogen dit uiteraard wel.
Na enig juryberaad werden er uiteindelijk 25 spannende verhalen geslecteerd en samen gebundeld in dit boek.

Allereerst mijn complimenten voor de geweldige cover. De zwarte raaf op de kille witte achtergrond geeft je al rillingen over je lijf, het lettertype van de titel sluit hier volledig bij aan. Hierdoor is mijn interesse meteen gewekt en wil ik dan ook snel aan het boek beginnen.

Het eerste verhaal legt meteen de zwarte stempel op het hele boek. ‘Doelloos’, een verhaal over de kerncentrale bij Doel beschrijft eens te meer hoe kwetsbaar we als mens zijn voor onheil veroorzaakt door ‘zieke’ mensen. Een verhaal dat me raakt met de stellige hoop dat het nooit werkelijkheid wordt. De toon is gezet en ik stap over na het volgende verhaal.
Weer een nieuw klapstuk waarbij je de rillingen over je lijf lopen, en zo doorloop ik elk verhaal met in het begin de huiver wat me weer te wachten staat en na afloop van elk verhaal het behaaglijke gevoel dat ik weer heb genoten van een prachtig meesterwerk. Alhoewel dit natuurlijk niet de juiste woorden zijn voor de gruwel, moord en verderf die er door de verhalen heen lopen.

Knap hoe deze 25 schrijvers in zo’n kort verhaal alles tot leven weten te brengen. De beschrijving van de personages die door haat, woede en liefde in staat zijn je mee te nemen in hun wanhoop van daden. En ondanks dat je hun daden afkeurt, je medelijden krijgt over hun lotsbeschikking.

Nordic Noir is in mijn ogen dan ook een verhalenbundel die zeker door iedere Thrillerlezer fan gelezen moet worden. Dit is een compliment niet alleen naar de schrijvers maar ook naar de uitgever LetterRijn die ervoor gezorgd heeft dat elk verhaal zijn plaats waardig is in dit boek.
Rest voor mij nu alleen de taak om de andere reeds uitgegeven verhalenbundels snel te gaan lezen.

Plot 4,5
Schrijfstijl 4,5
Originaliteit 4,5
Psychologie 5
Leesplezier 4,5
Spanning 4,5

Ik geef Nordic Noir 4,5 sterren.


Danielle



Bekijk op bol.com