Wanneer de wereld lang verstopt is gebleven onder een deken van donkere dagen, kussen de eerste stralen van de lentezon de natuur weer wakker. Als een belofte kruipen voorjaarsbloemen, groen en fris, uit de zwarte aarde omhoog. Takken van struiken en bomen, nog na kreunend van ijzel en sneeuw, vertonen de eerste knopjes, als piepkleine zwangere buiken, waar binnenkort de bloesems uit tevoorschijn komen.
Langs de grachten van Utrecht, op de markt, in de emmers voor de bloemenwinkel, vertonen de tulpen, het blad nog dicht tegen elkaar aan gevouwen, hun vrolijke kleuren en worden de grijstinten van de winter definitief verdreven.
De was, die maandenlang zijn reuk van Robijn Morgenfris heeft moeten krijgen, hangt te wapperen aan de waslijn en zuigt zich vol met de geur van beloftes en nieuwe kansen.
Buiten vertonen de mensen zich. Op hun nog bleke gezichten een glimlach, de armen soms al dapper bloot. Terrassen stromen vol en de simpele boterham met kaas, genuttigd met een warme kop koffie, wordt een luxe broodje, weggespoeld met witte wijn.
Het is misschien niet voor niets dat zowel Geen Kind Meer als ook De Perfecte Moeder, in de lente het levenslicht zien.
Voor mij is de lente een geschenk. Ik hou niet van jassen, laat staan de dikke in de winter. Mijn tenen jubelen het liefst in slippertjes en sandalen, in plaats van verstrikt te raken in sokken en dichte schoenen.
Temperaturen onder de tien graden zijn een straf en wanneer deze onder het vriespunt zakt, daalt mijn humeur evenredig mee. Ook mijn lijf gaat in de zeurstand. Alleen met zachte, comfortabele stoffen en kruidige hete thee, is het nog tevreden te stellen.
In de lente bloei ik weer op, als een voorjaarsbloem, die sluimerend in zijn bol, heeft zitten wachten tot het buiten weer aangenaam warm is. Mijn hoofd gaat uit de wattenstand en woorden, opgeslagen in mijn brein, beginnen zinnen te vormen.
Mijn laptop, die regelmatig in de achterliggende maanden, stiekem in mijn handen de trap is afgedaald, richting de huiskamer, waar zachte kussens, fluffy dekens en kaarsen de illusie van de lente probeerden te wekken, verblijft weer op mijn bureau in mijn werkkamer, voor mijn raam, waarachter de natuur weer tot leven komt.
Pubers fietsen voorbij, de panden van de jassen wapperend achter hen aan. Naast elkaar, jonge vingers die elkaar vinden, ontluikend in een eerste prille verliefdheid.
Baasjes, de hond trekkend aan de lijn, omdat de lente ook de hormonen van onze viervoeters raakt.
Een oudere man, zijn lijf gebogen onder de jaren die achter hem liggen. Zijn kromme schouders gehuld in de jas die past bij de wintermaanden die geweest zijn. De sjaal nog stevig om de gerimpelde hals, de hoed op de zilveren haren. Hij is nog niet klaar om de lente onbevangen te ontvangen. Het leven heeft hem geleerd dat verrassingen onaangenaam om de hoek kunnen liggen, tevoorschijn kunnen komen wanneer je er het minst op bedacht bent. Dan ziet hij me zitten, boven, achter mijn raam. Ik zie dat in de waterige ogen de lichtjes van hoop nog niet gedoofd zijn en wanneer hij zijn hand opsteekt, bibberig maar zonder aarzelen, zwaai ik glimlachend naar hem terug. Hij knikt naar me, groet dan de eveneens aarzelende zon boven zijn hoofd, en iets rechter nu, vervolgt hij zijn weg, de sjaal een beetje losser.
Ik richt mijn ogen weer op mijn beeldscherm, mijn vingertoppen dansen als vlinders over het toetsenbord en ook in de virtuele wereld ontluikt nieuw leven.
Geniet van de belofte van de lente.
Esther Boek
Geen opmerkingen:
Een reactie posten