zaterdag 24 februari 2018

Het klagende lijk deel 6

Marco had de gordijnen heel iets op een kiertje gezet. Een spleetje, een kleine opening waardoor het daglicht naar binnen scheen. Hij was daarna weer met opgetrokken knieën op zijn bed gaan zitten, zijn kin daarop steunend en starend naar een klein porseleinen beeldje. Een beetje kitscherig, maar hij had het mooi gevonden. Hennie had het hem geschonken. Als dank voor zijn diensten. Als tuinman was hij erg netjes.
Hennie betaalde hem niet, maar Marco vond het werk prachtig. Lekker buiten. Vooral in het voorjaar, dan kon hij wel springen. Hennie had er helemaal geen oog voor, maar het moest allemaal wel netjes zijn. Geen onkruid. Marco had een hekel aan onkruid, dat werd onmiddellijk verwijderd. Hij had echt groene vingers zoals zijn moeder altijd zei. Wanneer er nieuw leven uit de grond omhoogschoot vierde Marco altijd een klein feestje. Hij maakte een vreugdedansje met Lyla of desnoods alleen.
Lyla was altijd erg lief. Zij werkte binnen en hij buiten maar soms dronken ze samen koffie in de tuin. Nu zag hij haar niet meer.
Het porseleinen beeldje had een ereplaats op de vensterbank. Hennie had wel meer mooie beelden. In de woonkamer. Dat zag hij door het raam. Daar kon hij ook enorm van genieten. Op het dagverblijf, waar hij eerder altijd naartoe ging maakte hij ook mooie beelden. Niet zo mooi als die bij Hennie thuis, maar moeder noemde zijn beeldjes altijd Totdat Hennie hem in de woonkamer betrapt had. Laaiend was hij. Hij had hem naar buiten gestuurd en hem daarbij in zijn rug geduwd.
‘De tuin is jouw terrein! Zie dan, je loopt al die tuinaarde zo naar binnen.’
Marco had daar helemaal niet bij nagedacht. Het zwarte zand onder zijn schoenen was inderdaad op het witte kleed terecht gekomen. Toch had Hennie niet zo moeten schreeuwen. Hij was heel hard weggefietst en had thuis tegen de muren gebonkt tot er bloed over zijn hoofd had gelopen. Mama had gehuild, maar die kon er niets aan doen. Hij is toen de hele week niet bij de villa geweest. Totaal van slag.
Sindsdien was hij nooit meer ongeoorloofd naar binnen gelopen. Hij was voor de tuin, Lyla voor binnen. Maar hij was een goede tuinman.
Daarna had hij dat beeldje gekregen, al had Hennie geen sorry gezegd. Hij vond het mooi.

Je kon denken dat die ouwe knar alleen maar rookte en mopperde, in zijn chaos had hij toch een duidelijk systeem. Van zoveel rommel op het bureau zou Wout helemaal gek worden. Diverse mapjes op zijn bureaublad moesten orde scheppen in zijn digitale chaos en dan pas had hij overzicht. Dat was bij Dams wel anders. De werkwijze van Dams wilde hij niet afdoen als waardeloos. Alleen zou hij zelf het overzicht totaal kwijt zijn. Nee, hij kon niet werken zoals die Ouwe deed.
Daarentegen respecteerde hij de oude brompot, hij begreep dat Dams niet anders kon. Op zijn beurt kon Dams namelijk niet werken op de moderne manier en was hij vastgeroest in het oude systeem. Ergens wel begrijpelijk, het ging ook zo snel met de technologie.
In plaats van pen en papier nam Wout zijn laptop mee naar de verhoorkamer. Als je het maar ergens opschrijft had de Ouwe gezegd. Eigenlijk was het voorstel wel heel gemakkelijk gegaan.
Dams zag wel in dat je tegenwoordig niet meer weg kwam met enkel een potlood en papier. Hij was te oud om nog met die troep te leren omgaan.
Wouts geduld werd echter wederom op de proef gesteld. In plaats van de verdachte te horen werd hij aan een kruisverhoor onderworpen over het horen van een vedachte.
Jeetje, hij had nog wel iets geleerd op de opleiding. Die Ouwe dacht zeker dat hij twee dagen les had gehad of zo. Dams had hem gezegd dat de opleiding van tegenwoordig niet meer van hetzelfde niveau was als vroeger. Alsof hij de laatste jaren nog een schoolgebouw van binnen had gezien!
Wout had in het systeem allang gekeken wat de collega’s hadden waargenomen en hoe de aanhouding was gegaan. Zelfs de naam van de verdachte was ingevoerd en maakte dat hij juist nieuwsgierig was geworden naar het motief. Dit keer had hij niet gevraagd naar een verhoorplan. Hij had zelf wat opgezet. Die Ouwe zou, plan, plan, jullie studenten ook met jullie plan, geroepen hebben.
Wout had zijn huiswerk wel degelijk goed gedaan en enkele vragen op papier gezet, ondanks dat hij wist dat Dams het gesprek zou voeren. Ook had hij de naam nagetrokken.
‘Kunnen we nu gaan?’ vroeg Wout ongeduldig.
‘Ja knul, we zullen hem eens een poepie laten ruiken.’
In de lange smalle gang bij de oponthoudcellen was het een drukte van jewelste. Van alle vijf verhoorkamers was er nog maar één vrij.
‘Hebben we genoeg aan’, bromde Dams en glipte de piepkleine ruimte binnen.
Vier witte muren, een klein valraampje en in het midden een tafel met een computer en twee houten stoelen enerzijds en een bureaustoel anderzijds. Als je al geen claustrofobie had dan zou je het hier wel krijgen.
Wout installeerde de laptop op het bureau en liep achter Dams aan de gang weer in naar de cellen. Dams zag door het luikje dat de verdachte op het stenen bankje zat. Wout opende, na een goedkeurend knikje van Dams de celdeur.
‘Meneer Verwer, mogen wij Arnoud zeggen? Wij zijn rechercheurs en willen even met u praten. Loopt u mee?’
Dams deed niet eens neerbuigend. Ook had die Ouwe hem in één adem met zichzelf genoemd. Wij zijn rechercheurs… Hij kon het dan ook niet laten om Dams een dankbaar schouderklopje te geven.
Ze liepen de lange smalle gang door zonder een woord te wisselen, naar een ruimte waar ze de identiteit middels vingerafdrukken konden vaststellen.
De jongeman werkte keurig maar zwijgend mee. Dams nam Arnouds duim als eerste en drukte deze op het zwarte inktkussen. Nadat hij het op papier had gedrukt herhaalde hij de handeling telkens met een andere vinger. Wout had goed opgelet hoe Dams het had gedaan en vroeg zich af of hij het de volgende keer mocht doen.
In de verhoorkamer legde Dams de verdachte uit dat hij was aangehouden op verdenking van woninginbraak. ‘En u bent niet verplicht tot antwoorden’, ging Dams verder.
‘Dat is dan mooi meegenomen’, sprak de verdachte voor het eerst een paar woorden.
Dams negeerde deze opmerking. Het was zijn plicht de verdachte te wijzen op zijn recht op een advocaat.
‘Puh, dat zijn oplichters, niet nodig.’
‘Mooi, nu ik dat gezegd heb kunnen we beginnen.’
‘Ga uw gang’, vouwde Arnoud zijn handen voor zijn borst. Zijn linkervoet had hij over zijn rechterbovenbeen gegooid en met zijn rechtervoet tikte hij vreselijk irritant een maat op de vloer.
‘Als u even stopt met tikken en mij kunt vertellen wie u bent hebben wij een mooi begin’, begon Dams. Hij plukte aan zijn snor in afwachting van een reactie, maar er kwam geen geluid uit de mond van de verdachte.
Arnoud had het wel in overweging genomen. Het leek hem alleen niet raadzaam te spreken. Ze zouden hem diefstal, of althans poging woninginbraak ten laste willen leggen. In de ogen van een ander zou het ook diefstal zijn. Misschien kon hij over de vorige keren zwijgen en nu gewoon vertellen. Maar wat moest hij dan vertellen wat zijn bedoeling was? Nee, zwijgen was goud.
‘Luister zoon. We kunnen zo nog uren blijven zitten, maar dat is jammer van onze kostbare tijd en die van jou. Je hebt nu de kans om ons alles te vertellen of je gaat terug naar je cel.’
Kort maar krachtig. Het bleef angstvallig stil. Wouts ogen gingen van Dams naar Arnoud en terug, terwijl Dams geruisloos met zijn vingers over zijn bretel streek. De seconden leken uren en Wout vroeg zich af waarom het zolang stil bleef. Je kon een speld horen vallen.
Arnoud verschoof op zijn stoel, zuchtte een keer diep en antwoordde uiteindelijk dat hij zijn identiteitsbewijs al had getoond. Kennelijk vond hij het maar idioot dat ze vroegen naar de bekende weg.
‘We horen het graag van U. Het is immers uw verhaal en u heeft nu de kans ons alles te vertellen.’
‘U vroeg toch wie ik ben?’
Wijsneus. Zo’n gladjanus die dacht Dams te slim af te zijn.
‘Ik heb niets te vertellen’, doorbrak Arnoud de stilte.
‘Prima.’ Dams stond op en Wout logde uit.
Ze moesten iets anders verzinnen.


Haar haren had ze met een elastiekje in een staart gebonden. De kringen onder haar ogen waren duidelijk zichtbaar. Haar hersens hadden overuren gemaakt, wat had ze gepiekerd. Nog altijd vond ze de hele situatie ongelofelijk. Het idee dat Hennie was gestorven met de gedachte dat zij een dievegge zou zijn, had haar verdriet nog intenser gemaakt. Ondanks de vermoeidheid die haar parten speelde, was ze erop gebrand volledig mee te werken aan het onderzoek. Al was het maar om haar eigen naam te zuiveren.
Ze liep zojuist op de trap met een overvolle wasmand onder haar arm, toen de deurbel ging. Door het matte glas van de voordeur zag ze twee geüniformeerde personen staan. Ze stevende de trap weer af, schoof enkele schoenen van Sjoerd aan de kant en opende de voordeur. Haar hart ging enorm tekeer. Ze verwachtte positief nieuws te horen.
Ze had sinds Hennies dood niets meer van de politie vernomen omtrent het onderzoek.
De agenten namen plaats aan de keukentafel, terwijl Lyla vluchtig de opengeslagen kranten en smerige koffiekopjes van de keukentafel nam. Normaal was het helemaal niet zo rommelig thuis, maar deze week was er niet veel van haar handen gekomen.
In Lyla’s ogen waren de agenten niet van plan lang te blijven. Een van de agentes vertelde dat ze in opdracht kwamen en legden de kleine digitale camera op tafel.
‘We kunnen u enkel vertellen dat wij iemand hebben aangehouden die heeft getracht in te breken in de villa.’
Het begon Lyla te duizelen. Het bloed trok uit haar gelaat en met open mond gaapte ze de dames aan.
‘Gaat het mevrouw?’
Lyla knikte en riep Peter.
‘Ze hebben iemand aangehouden’, zei ze tegen hem.
‘Wie?’ vroeg hij met zijn blik gericht op de agenten.
De dames keken elkaar aan en knikten. Ze hadden de identiteit wel doorgekregen, maar wisten niet goed wat ze wel en niet mochten vertellen.
‘Ene Verwer, meneer. Meer weten wij nog niet. Dams is hem nu aan het horen.
‘Dat kan niet! Nee toch Peter? Dat kan toch niet...’
Peter streek liefkozend over Lyla’s arm.
‘Ze moeten hem nog horen schat. Trek nou geen overhaaste conclusies.’
Lyla boog voorover. Ze gooide haar hoofd in haar op tafel liggende armen. Een enkel snikkend geluid was hoorbaar in de stille keuken.
De agenten voelden zich duidelijk ongemakkelijk en waren blij dat Peter zijn vrouw opving.
‘We willen U enkele foto’s laten zien en vragen of u er iets op herkent’, probeerde de jongste van de twee agentes ietwat ongemakkelijk.
Totaal niet wetende wat ze kon verwachten hief ze haar hoofd. Niet wetende of ze de persoon zou herkennen, want immers kende ze wel de verhalen maar niet de familie. Misschien had ze ooit een foto gezien maar meer ook niet.
De agente nam het toestel en toonde haar de foto’s op Dams camera.
De ogen van Lyla werden zo groot als schoteltjes. Het was helemaal geen persoon. Ze keek nog een keer aandachtig om er zeker van te zijn dat ze het goed zag. De locatie kon ze niet plaatsen, maar het was overduidelijk het beeld dat Hennie enkele jaren geleden op een kunstmarkt had gekocht. Hij was er trots op omdat hij een andere koper had overboden aan wie het beeld al was toegezegd. Voor vuil lag het dure beeld nu ergens op de grond. Als Hennie dit zou zien zou hij zich omdraaien in de kist!
Het was altijd Hennies trots geweest en het had altijd in de woonkamer gestaan op het dressoir. Een ereplaatsje, zodat Hennie er vanuit zijn fauteuil elke avond naar kon kijken. Zelf had ze het beeld afschuwelijk gevonden, maar had het met de grootste zorg en liefde moeten behandelen. Iets wat ze uiteraard ook had gedaan.
‘Waar hebt u dit gevonden?’
‘U herkent dit beeld dus?’ vroeg een van de agentes.
Ze had het beeld niet eens gemist en begreep ook niet waarom ze uitgerekend dat lelijke beeld hadden gestolen. Hennie had meer collectes items in zijn woning, waarschijnlijk van meer waarde en ook veel mooier.
‘Is er nog meer gestolen uit de woning?’ vroeg Lyla nieuwsgierig. Er kwamen nu zoveel vragen in haar op, dat ze niet wachtte op antwoord. ‘Betekent dit dan ook dat u de dader van de moord te pakken heeft? Heeft hij ook het geld gestolen?’
Lyla werd overladen door allerlei hersenspinsels en had moeite zich te focussen op het gesprek. Peter kneep zachtjes in haar bovenbeen.
‘Laat ze even vertellen schat. Daarna kan je vragen stellen.’
‘Het kan toch niet dat je je eigen broer vermoordt voor zo’n stom beeldje!’ verhief ze haar stem. Ze wist niet of ze nu verdrietig of boos moest zijn. Misschien wel opgelucht. Haar hartslag ging twee keer zo snel. Er ging van alles door haar hoofd.
Had Hennie zijn broer betrapt op diefstal en is dat hem noodlottig geworden?
Ze schrok van gestommel in de gang.
Sjoerd gooide zijn rugzak onder de kapstok en liep linea recta naar de koelkast. Hij nam een fles limonade en zette deze tegen zijn lippen.
‘SJOERD!’ riepen Peter en Lyla tegelijk.
De knul verontschuldigde zich en knikte naar de agenten.
‘Al bekend wie die eikel heeft vermoord?’
‘SJOERD!’
De jongste agente had moeite haar lachen in te houden. Die jongen had het hart op zijn tong liggen, ze mocht dat wel. Al die beleefdheden ook altijd. Wat schiet je er mee op.
‘Jij mocht hem dus niet?’
‘Wie wel?’
‘Je moeder?’ antwoordde ze nogal ad rem.
‘Ja, dat was voordat ze werd beschuldigd van diefstal!’
 Lyla schoot prompt overeind.
‘Hoe weet jij van de diefstal?’ vroeg ze verbaasd.
Sjoerd schrok van zijn eigen woorden. Dit was niet de bedoeling, maar hij kon niet meer terug.
‘Ik heb alles gehoord toen je thuiskwam mam. Ook van de beschuldiging. Bovendien is het HET gesprek van de dag op school.’
Ze stond perplex. Hoe idioot dat ze had gedacht dit voor hem te kunnen verzwijgen.
‘Hoe kom je aan die kras op je gezicht?’
Sjoerd greep uit reflex naar zijn wang.
‘Ruzie’, was zijn korte uitleg. Hij nam een keukenstoel en draaide deze om. Nam plaats en legde zijn armen over de rugleuning en negeerde zijn ouders.
‘Luister, mijn moeder heeft niemand vermoord en ook niets gestolen. Daar is ze veel te zacht voor.’ Hij wilde zijn moeder helemaal niet kwetsen, maar het was wel waarheid.
Dat hij haar voor zacht eitje uitmaakte ontging haar. Haar gedachten waren blijven hangen bij de ruzie.

‘Sorry mam. Ik hoorde een groepje jongens zeggen dat jij Hennie dan ook wel vermoord zou hebben.’
Zijn reactie overdonderde iedereen. Er viel een stilte. Lyla, die niet erg gecharmeerd was van vechtpartijen, voelde zich toch gevleid dat hij de volste vertrouwen in haar had. Zijn pubergedrag zorgde dikwijls voor conflicten in huis, maar nu was ze toch echt onder de indruk. Sjoerd zelf dacht er echter anders over. Hij vond zichzelf maar een watje. Waarom durfde hij niet eerlijk te zijn? Normaal gesproken had hij een grote bek, ging geen uitdaging uit de weg en het maakte hem niet uit wie hij daarmee kwetste. Hij stond altijd achter zijn woorden en daden. Wat anderen ook van hem dachten, hij was altijd eerlijk. In elk geval tegen zichzelf.
‘Het komt goed schat. De agenten komen hier niet om mij te beschuldigen, toch?’ wiep ze een vragende blik naar de agenten.
Glimlachend schudden beiden hun hoofd.
Sjoerd stond op en verontschuldigde zich. Hij had hier zo geen zin in. Hij kon er gewoon niet meer tegen. De druk werd te groot en de keuken te klein. Voordat hij er nog meer uit zou flappen, was het wijsheid zich terug te trekken.
De ochtend na de beschuldiging was hij op de terugweg nogmaals langs de villa gefietst. Hij was geschrokken van wat hij zag en had zich tussen de menigte begeven. Ze spraken over moord. Wat had hij gedaan!
Maar wat was de meerwaarde om alles te vertellen, hij zou zijn moeder er enkel mee pijnigen. Laat dat nu het laatste zijn wat hij wilde. Ze had hem nodig en hij had haar getroost. Dat was toch wat hij had gedaan?
Het deed hem wel verdriet dat de politie dacht dat zijn moeder de laatste was die Hennie nog in leven had gezien. Hij wist wel beter. Zij kon hem onmogelijk vermoord hebben. Maar als hij dat zou vertellen dan zouden ze ook weten dat hij Hennie had vermoord.
Onlangs in de kroeg had hij die jonge rechercheur bij toeval gezien. Hij had hem al die tijd aangekeken en overwogen alles te vertellen. Angst had hem toch weerhouden. Moord was zeker niet zijn bedoeling geweest. Hij had Hennie alleen even een standje willen geven, duidelijk maken dat hij niet alles kon maken en breken. Iemand moest dat doen en hij had het gedaan. Als een man zo trots was hij geweest.
Uiteindelijk had hij ervoor gekozen te vluchten in de drank. Veel drank zou wellicht zijn gedachten verbannen, maar hij had het mis gehad. Zijn schuldgevoel had toegenomen. Versterkt door de drank waarschijnlijk.
‘Ik ga naar boven’, zei Sjoerd.
Toen de politie haar woning had verlaten, nam ze de wasmand en klemde deze onder haar arm en verdween naar de bovenverdieping. Daar overheerste het geluid uit een muziekbox haar gedachten. Het ergerde haar, maar te moe om te reageren liet ze het maar zo.

De laatste tijd ging het contact tussen Dams en Wout goed. Wout was zo gedreven en werd ondertussen aardig betrokken bij de zaak. Echter deze morgen was Dams niet te genieten.
‘Als je ruzie hebt met je vrouw, hoef je dat nog niet op mij af te reageren’, had Wout er geprikkeld uitgegooid. Een enkel gebrom was het antwoord geweest. Dams had hem daarbij niet aangekeken. Wout had zich voorgenomen hem vandaag maar te negeren. Zijn goede humeur wilde hij niet laten verpesten door zo’n mopperkont. Hij had nog genoeg schriftelijk werk en zou zich daar vandaag maar eens op storten.
Gisterenavond had hij een gezellige avond gehad. Iets te gezellig zelfs. Hij had bijna geen stem meer en zijn hoofd voelde zwaarder dan normaal. Hij liet Dams maar even en ging koffie halen voor zichzelf.
‘Eén kopje maar?’ vroeg Leo, die achter hem was komen staan bij het koffiezetapparaat.
‘Yep, laat die ouwe zelf maar een keer lopen. Goed voor zijn conditie!’
Leo schoot in de lach. Die jonge knul liet er geen gras over groeien.
‘Ik vertik het vandaag!’
‘Ik moet eerlijk zeggen, sinds jij er bent is Dams veel soepeler’, fluisterde Leo en porde zijn elleboog in Wouts zij.
‘Nou, weinig van gemerkt!’ snauwde Wout nog altijd gepikeerd en schudde zijn hoofd vol afkeer. Hij wist ook wel dat zijn reactie niet helemaal eerlijk was, want hij had natuurlijk wel gezien dat Dams was veranderd. Hijzelf trouwens ook. Alleen kon hij op dit moment niet fair zijn. Hij voelde zich gepasseerd en had geen zin zijn humeur te laten afhangen van dat van Dams. Wout greep de volle klemmende koffiebeker onder het apparaat vandaan met net iets te veel agressie. De hete vloeistof schoot over de rand en stroomde over zijn vingers. In een reflex liet hij de beker los. De opspattende spetters vlogen omhoog en belandden op zijn broekspijpen.
‘Dat kan er ook nog wel bij!’ schudde Wout de koffiedruppels van zijn hand. Leo nam enkele papieren handdoeken uit de naastgelegen toilet.
‘Wees geduldig met hem, Chefke is net bij hem geweest en wil resultaten zien.
Altijd een stressmomentje voor die Ouwe’, knipoogde Leo.
Er begon Wout genoeg te dagen om zijn mening bij te stellen. Het lag dus niet aan hem en hij kalmeerde. Natuurlijk stoorde het hem dat Dams hem niet in vertrouwen had genomen en het niet met hem besprak. Ze waren toch partners.
Aan de andere kant wist hij ook dat Dams altijd gewend was alleen te werken. Hij had ook gewoon kunnen vragen wat er aan de hand was in plaats van een lullige opmerking te plaatsen.
‘Ik heb er een mooi zooitje van gemaakt.’
Dams moest misschien iets opener zijn en hij iets begripvolle. Hij besloot het boetekleed aan te trekken. Immers zou hem dat meer opleveren dan zijn koppigheid.
‘Kom straks even met Dams naar boven. Ik heb enkele resultaten uit het forensisch rapport te bespreken’, zei Leo. Wout knikte.
‘Ik heb koffie gehaald, wil jij ook?’
Dams schudde zijn hoofd.
‘Gebrek aan nicotine, niet aan cafeïne’, draaide hij een shaggie. Daarna wreef hij met zijn hand over zijn wang en met zijn vingers streek hij door zijn ogen. Hij gaapte en pulkte aan zijn snor. Kleine lachrimpels verschenen rondom zijn ogen toen hij Wout hoorde zeggen dat hij moest vertrekken om zijn rot sigaret te roken.
‘Misschien ben je daarna beter te pruimen! Bovendien moeten we zo naar Leo.’
‘Ja baas’, plaagde Dams sarcastisch, maar duidelijk beter in zijn sas. Hij nam zijn shag en jas en stiefelde de trap af.
Ondertussen probeerde Wout de feiten op een rijtje te zetten. Hij nam de flap-over en besloot het voor Dams chronologisch op te schrijven in plaats van de computer te gebruiken.
Ze hadden iemand aangehouden die niets wilde verklaren. Wout vroeg zich af of Arnoud ook verantwoordelijk gehouden kon worden voor de moord. In elk geval had hij wel de tijd en mogelijkheid gehad het beeld er neer te gooien. Wie zou dat anders hebben gedaan?
Dactyloscopie moest uitsluitsel geven en daar zou hij weldra antwoord op krijgen.
En dan Lyla. Zij had het lijk gevonden. Bovendien was ze de laatste die Hennie in leven had gezien volgens hun berichten. Ook was het geen geheim dat de twee ruzie hadden gehad. Dan ben je direct al verdacht wist Wout.
Meerdere buren die vaker akkefietjes met Verwer hadden gehad, hadden allen wel een motief. Immers had de buurman al vaker met een knuppel tegenover Verwer gestaan en was Verwer niet erg vriendelijk tegen de spelende jeugd.
De buurtkinderen hadden ze nog niet gehoord. Dams had daar mee willen wachten. Hij was niet zo’n voorstander van kinderen horen. Die rotblagen moest je al helemaal niet in een groepje horen.
Dan was er nog Johan Verwer. Misschien kregen ze van Arnoud een telefoonnummer.
Beide broers hadden ruzie om een erfenis. Geld was al vaker een motief geweest voor moord.
Wout had zich suf gezocht naar de tuinman, maar die leek van de aardbodem te zijn verdwenen. Toch wisten ze dat hij die avond nog bij de villa was geweest. Vast niet om de tuin onderhanden te nemen. En waar was de man nu? Had hij Hennie die avond nog in leven gezien? Dan zou hij de laatste persoon zijn en misschien wel de moordenaar. Had hij zich daarom teruggetrokken, bang voor de politie?
En wie was dan de man die zijn hond had uitgelaten. Deze persoon zou op zijn minst een goede getuige kunnen zijn wanneer blijkt dat Arnoud Verwer het beeld in de bosjes heeft gegooid. Misschien moesten ze er een persbericht uitgooien.
Eerlijkheidshalve moest hij toegeven dat hij die journalisten altijd maar een sta-in–de weg vond. Altijd met hun snottert vooraan en zoveel vragen stellend dat je maar moeizaam je werk naar behoren kon uitvoeren. Die gasten moesten nu toch wel een keer weten dat ze geen informatie vrijgaven zolang het onderzoek nog liep. Toch waren ze ook weleens handig moest hij bekennen. Zoals nu dus. Eigenlijk hadden ze elkaar gewoon nodig, leuk of niet.
Een geur van opgebrande tabak kwam het kantoor binnen.
‘Zo, zo, met pen en papier aan de slag, zie ik?’
Het was meer een opmerking dan een vraag. Met zijn duimen geklemd achter zijn bretel bleef Dams staan.
‘Ik ben gelijk even bij de technische recherche langs geweest.’
Wout haalde de dikke viltstift van het papier en draaide zich om. Ontzettend balend dat Dams het wederom op eigen houtje had gedaan, maar hij slikte zijn frustratie weg. Als hij nu alle informatie maar met hem deelde.
Dams schraapte zijn keel en schuifelde langs het bureau naar zijn stoel.
‘Om 21:30 uur ’s avonds is Verwer nog gebeld. Het gesprek heeft ongeveer drie minuten geduurd.’
‘En dat halen ze uit de telefoongegevens? Wie heeft hem dan gebeld’, vroeg Wout
Dams haalde zijn schouders op. Ze hadden het nummer nog niet getraceerd. In elk geval iemand met wie hij veel contact had. Het was bijna het enige nummer dat hem regelmatig belde of waar hij naartoe belde.
‘Verdomd!’ sloeg Dams met zijn vuist op tafel. Hij wist opeens van wie het telefoonnummer moest zijn.
‘Wat is er?’ schrok Wout van de onverwachte reactie.
Dams stond iets te snel op. Met zijn ene hand zijn rug ondersteunend nam hij zijn jas van de kapstok. Wout keek hem verwonderd aan.
‘Waar ga je naartoe, je hebt net gerookt?’
‘Nergens’ bromde Dams kreunend van de pijn. Hij doorzocht de zakken van zijn jas en haalde er een visitekaartje uit.
‘Hier zoon, wil jij eens met dit kaartje naar de TR lopen?’
‘TR?’
‘Ja oen, de technische recherche. Ik denk namelijk dat dit het telefoonnummer is van waaruit er is gebeld.’
Wout nam het visitekaartje en bestudeerde dit aandachtig. Natuurlijk, Stella had al gezegd dat Hennie en Hein bijna dagelijks contact hadden. Hij had gemeend dat ze het lichtelijk had overdreven, maar toch moeten ze elkaar regelmatig hebben gesproken.
Van wie het nummer ook was, Hennie was in elk geval nog in leven geweest toen Lyla de woning woedend had verlaten. Tenzij iemand anders natuurlijk de telefoon in de woning had opgenomen dan het slachtoffer zelf.
Het zou in elk geval Lyla vrij kunnen pleiten van moord.
Achter de klapdeuren op de derde verdieping bevond zich de technische recherche, waar hij nooit eerder was geweest. Eigenlijk vond hij het wel interessant. Hij moest maar eens vragen of hij een keer een dagje mee kon lopen.
Daar stond hij dan, in een gang waar de een na de ander kamertjes uit kwam lopen en weer verdween in andere vertrekken. Het overzicht was hij al kwijt en niemand hem leek op te merken. Hij opende net zijn mond om zich te melden, toen hij zijn naam hoorde noemen.
‘Leo!’ Wout was blij verrast. Hij mocht die Leo wel.
‘Dams stuurt mij, moet ik bij jou zijn?’
‘Dat ligt eraan wat je wilt.’
Wout stak zijn hand uit en toonde Leo het visitekaartje.
‘Die Ouwe wil weten of dit het nummer is waarmee naar Hennie Verwer is gebeld.’
‘Heeft hij je daarvoor laten lopen?’ lachte Leo. Wout begreep het niet. Leo schudde zijn hoofd en gebaarde dat Wout mee moest lopen naar een kantoortje.
‘Wij zetten onze bevindingen ook gewoon in het systeem. Heb je een proces-verbaalnummer voor mij?’
Dat had Wout niet bij de hand. Daar had hij ook helemaal niet aan gedacht.
Leo kon het proces wel vinden, maar het was wat omslachtiger zoeken zonder nummer. Terwijl Leo het proces opzocht in het systeem, nam Wout een bureaustoel en rolde deze naar de andere kant van het bureau naast Leo. Hij kon zo op het scherm meekijken. Het duurde even, maar uiteindelijk hadden ze dat gevonden wat ze zochten. Het ingevoerde nummer kwam inderdaad overeen met dat van de advocaat.
Dat was dus duidelijk. Hennie had ’s avonds nog contact gehad met de advocaat. Dat zou waarschijnlijk over de diefstal zijn gegaan. Die advocaat had al toegegeven dat hij daarvan wist.
‘Heeft die Ouwe ook vertelt dat we DNA hebben van het beeld?’
‘Wat zeg je!’ schoot Wout overeind en sloeg met vlakke hand op het bureau om zijn woorden kracht bij te zetten.
‘Verwer?’ vroeg hij.
Leo schudde ontkennend zijn hoofd.

‘De tuinman?’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten