De overgang van tweeduizendzestien naar
tweeduizendzeventien deden we massaal, en lekker genderneutraal, met gelakte
nagels, dankzij een zesjarig jongetje dat in zijn korte leventje, het verschil
wilde maken. Tijn had hersenstamkanker en zou dood gaan, maar graag wilde hij
wat doen voor anderen, die weliswaar langer te leven hadden, maar in minder
goede omstandigheden dan hijzelf moesten leven. Dus besloot het jongetje
honderd euro op te halen voor het goede doel door het lakken van nagels.
Honderd euro werd tweeëneenhalfmiljoen euro maar Tijn liet ons nog even
doorlakken waardoor mannen en vrouwen met bontgekleurde nagels het nieuwe jaar
inknalden.
Toch bleken we ook,
ondanks die mooie nagels, regelmatig lak aan elkaar te hebben. Maakte Zwarte
Piet al veel tongen los en toonden we weinig begrip voor elkaars standpunt, als
het om echte mensen ging was het vaak echt bar en boos. ‘Vol is vol’, ‘Eigen
volk eerst’ en ‘Ga terug naar je eigen land’ waren veel gebruikte zinnen en de
bezittelijke voornaamwoorden als ‘mijn’ en ‘ons’ bleken vrij goed te spellen op
sociale media. Weliswaar vaak met de caps lock aan en zonder punten in zinnen,
maar voor iedereen was de strekking duidelijk. Dit is mijn land en zij zijn
niet ons probleem. Door mijn werk zag ik regelmatig ouders en kinderen die de
pech hadden dat hun wiegje niet in Nederland stond. Ik zag ze soms meer moeite
doen om zich in goed Nederlands verstaanbaar te maken dan menig landgenoot en
in hun dossiers las ik verhalen die slechts in mijn ergste nachtmerries voorkwamen,
maar voor deze gezinnen helaas de keiharde werkelijkheid was. Ik nam mijn
jongste mee naar een vluchtelingenopvang en ik was trots te zien hoe onbevangen
hij deze mensen tegemoet trad en de pijn in hun ogen herkende, maar
belangrijker, erkende.
Natuurlijk ben ik
ontroerd geraakt, dit jaar, door het zien van al die gelakte nagels. Maar met
nagels lakken alleen komen we er niet. We komen er als we, net als een
zesjarige jongen uit Hapert en een twaalfjarige jongen uit mijn woonplaats,
durven te kijken naar het leed van anderen en daar, zonder oordeel, iets aan
willen doen.
Toen tweeduizendzeventien
koud begonnen was moesten we afscheid nemen van de man wiens geesteskindje we
allemaal kennen. Het konijntje dat, luisterend naar verschillende namen, de
wereld overging en harten stal door de eenvoudige lijnen, waaruit het slechts
bestond. Teken twee zwarte puntjes en zet er in het midden een zwart, liggend
kruis onder en de wereld roept ‘Nijntje’, ‘Miffy’, ‘Coelhinho’, Usako-Chan’,
‘Petit Lapin’, of nog vele andere namen,
afhankelijk van waar je staat te tekenen. In Dick Bruna verloren we een man die
ons toonde dat het leven simpel kan zijn en dat we, als mens, universeel zijn,
ongeacht waar onze ouders ons gemaakt hebben.
Ook leerde dit jaar ons dat genderneutraal het
nieuwe woord voor mens is. Man, vrouw, het werden bijna verboden woorden. We
kunnen voortaan genderneutraalplassen, al zit het heel beroerd op zo’n plasbak,
kunnen genderneutrale kleding kopen, al willen mijn jongens nog steeds niet in
een jurk gezien worden en kwam er steeds meer druk om paspoorten genderneutraal
te maken. Zelf begrijp ik die hele discussie niet zo goed, ik ben trots op mijn
vrouw-zijn, maar ik kan me wel voostellen dat er mensen zijn voor wie deze
neutralisering van sekse een uitkomst kan zijn.
Het voordeel zie ik dan
vooral in het voetbal. Waar mannen voor tweeëntwintigduizend euro per maand nog
geen deuk in een pakje boter schoppen, werden de vrouwen voor slechts
zeshonderd euro per maand Europees
kampioen en lieten ze Nederland trots zijn op Oranje. Menige zuur kijkende,
mannelijke, Nederlander kwam hierover commentaar leveren op televisie en in de
sociale media, maar zij hadden waarschijnlijk het genderneutrale nog niet
meegekregen. Het waren niet onze leeuwinnen die kampioen werden. Nee hoor. Wij
werden Europees kampioen. En ook
Mohamed, Fatima, Anass en Manar. Want zij zijn onze nieuwe Nederlanders, of je
dat nu leuk vindt of niet.
Ook de #metoo hashtag werd gelauwerd en
gevreesd. Waar vroeger flirten nog een spel was, werd het nu seksuele
intimidatie en vrijwel elke vrouw was een slachtoffer van een hitsige
testosteronbom. De dood van Anne Faber zwengelde de discussie nog heftiger aan
en werd een nationaal drama terwijl het, zoals ik het zie, alleen een drama zou
moeten zijn voor haar geliefden en, nu schop ik tegen heilige huisjes, een
drama voor de geliefden van de verdachte in deze zaak. Want ja, ook verdachten
hebben, net als slachtoffers, mensen die van hen houden. Zij hebben recht op
hun verdriet, hun tranen, hun woede, hun machteloosheid en hun frustratie.
Alleen zij. En niet wij die, voor er een selfie van een quasi verdrietig meisje
in de regen, in de media was verschenen, nog nooit van Anne Faber gehoord
hadden.
Let wel, verkrachting,
aanranding, seksuele intimidatie, het mag niet. Maar het is niet altijd
zwart-wit, vaak heeft het verhaal meerdere kanten en het mag nooit een doel
zijn om aandacht te krijgen of wraak te nemen. De hashtag #metoo helpt daar
niet bij. Het helpt geen slachtoffers en het helpt niet in preventie.
Voorlichting, een goed werkend opsporingsteam, adequate deskundigen voor als
het mis gaat en een onbevooroordeelde en open blik wel.
Maar wat was het jaar tweeduizendzeventien
voor mij? Want, behalve de hoogte- en dieptepunten die we allemaal hebben
ervaren, heeft iedereen natuurlijk ook een persoonlijk jaar achter de rug. Waar
tweeduizendzestien nog een jaar was van herstellen van wat achter mij en mijn
gezin lag, was tweeduizendzeventien het jaar dat de titel: “Succes is the best
revenge”, mag krijgen.
Na spannend afwachten
verscheen eind maart mijn spannende roman “Geen kind meer” een boek gebaseerd
op mijn ervaring met #metoo, lang voordat de hashtag bestond. Een droomdebuut
dat al snel toewas aan zijn derde druk en dat, met een gemiddelde van
viereneenhalve ster, hoog in de lijsten eindigde. Iets dat ik vooral te danken
heb aan mijn lezers. Want een schrijver kan schrijven, maar de lezers
beoordelen wat je op papier hebt neergezet. De kers op de taart was de hoge
vier sterren notering in de Vrij Nederland Detective en Thrillergids.
Fotosessies volgden en
radio, televisie, kranten en bladen hadden het over mij en mijn boek. Radio één,
RTL Late Night, Margriet, Libelle, Opzij, Metro, Vrouw, Linda en diverse
kranten, het ging over mijn verhaal. Mijn stem kwam door de ether, ik mocht aan
tafel bij Beau van Erven Dorens en mijn gezicht viel door menig brievenbus of
lag in de schappen van de bladen. Het was bizar, beangstigend, bijzonder en
geweldig tegelijkertijd.
Door mijn ervaring als
moeder van een onterecht beschuldigd kind, die ik aan de openbaarheid had
toevertrouwd, kreeg ik de kans mee te werken aan een symposium voor onterecht
beschuldigden in een zedenzaak. Ik mocht een steentje bijdragen om deze
vergeten slachtoffers een gezicht te geven. Dat ik in de koffer met Everon
Jackson Hooi mee op vakantie mocht, oké mijn boek dan, was kicken. Dat ik
gezoend heb met Beau van Erven Dorens, jaja slechts zijn wang, was lekker.
Maar voor een zaal staan
met mensen die de pijn ervaren hebben die wij, als gezin, gehad hebben, hen te
kunnen troosten door de herkenning die mijn boek hen gaf, door met mijn mond
hun verdriet uit te mogen spreken, bracht me werkelijk tot tranen. ‘Geen kind
meer’ heeft mijn leven verrijkt, maar dit symposium was goud.
Verder werd ik dit jaar
vijftig, vierde we ons twaalfeneenhalfjarig huwelijk met ons gezin in de
sprookjeswereld van Disneyland Parijs en romantisch bovenop de Eiffeltoren,
ging de oudste het huis uit, de jongste naar de middelbare school en werd de
middelste steeds meer weer degene die hij in de achterliggende periode verloren
was. Een lieve, zorgzame, zachte, jongvolwassene. Zijn zelfvertrouwen moet nog
groeien, zijn onzekerheid speelt nog wel eens op, soms mag hij beter nadenken,
maar hij gaat er komen. Dat vertrouwen heb ik in hem en, net zo goed, in de
andere twee.
In de afsluitende fase
van tweeduizendzeventien ben ik bezig met wat in tweeduizendachtien gaat komen.
Momenteel ben ik druk met het jureren van de spannende categorieën van de
Sweekstars-wedstrijd van Sweek waarvan de uitslag in januari bekend gemaakt
gaat worden.
Mijn manuscript voor boek
twee, ‘De duivel woont thuis’, ligt net bij de uitgever en zal, als alles goed
gaat, komend jaar zijn weg naar mijn lezers gaan vinden.
Tweeduizendzeventien was
een goed jaar. Een jaar met heel veel hoogtepunten die me hielpen de
dieptepunten te aanvaarden. Komend jaar hoop ik op gezondheid en geluk.
Op boekenvlak, een nieuw
boek dat met net zoveel plezier gelezen zal gaan worden door mijn lezers. En,
vooruit, spugen op De Schaduwprijs zal ik ook niet doen.
Tot slot, voor iedereen
een gelukkig, inspirerend en misdadig goed tweeduizendachtien!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten