Met een opgerold vloerkleed onder haar arm staat Karin te liften bij de Amsterdam Arena. In dat
kleed zit Wanwisa.
Gisteren werkte Wanwisa nog in de bediening bij restaurant Kinkao Thai, maar morgenavond gaat
ze niet naar haar baas. Tegen zevenen zullen haar collega’s zeggen: 'Wanwisa is laat vandaag',
waarna een zouteloze barmedewerkster mompelt dat dat niet de eerste keer is. Misschien vindt
Wendy van de afwas het wel ‘typisch Thais’, zoals prawn spring rolls ook typisch Thais zijn. Na
een uurtje of wat beginnen de eerste onrustige gevoelens op te borrelen bij de medewerkers van
Kinkao Thai, van onder uit de maag. Daar kan geen Thais voedsel tegenop, tegen dat soort
opborrelingen. Prawn spring rolls bezorgen de gemiddelde Nederlander misschien het zuur, maar
van angst komt de complete maaginhoud omhoog, het wordt een vulkaan die op uitbarsten staat:
etensresten, het laatste glas chardonnay waarmee de zaak is weggespoeld; alles wordt er uitgeperst.
'Wie belt haar even,' zegt Wendy van de afwas uiteindelijk terwijl ze een stukje halfverteerde spring
roll wegslikt, want dit is niets voor Wanwisa. De zaak stroomt al vol gasten, ze kan niet gemist
worden, Wanwisa is een harde werkster. Uiteraard heeft een van de collega’s haar onder de knop
staan, niet allemaal, over Thaise meisjes wordt veel gezegd maar Wanwisa is serveerster, zij heeft
een net beroep en wil niet geassocieerd worden met wat er doorgaans over Thaise meisjes wordt
gezegd, dus heeft ze ook niet iedereen haar nummer gegeven. Misschien is het de kok die haar
onder de W in zijn adresboek opzoekt en haar zal proberen te bellen. 'Let jij dan even op het
frituurvet,' vraagt hij aan Wendy, 'Als het 180 graden is mogen de prawn spring rolls erin.' Hij zal
naar achteren gaan om een stukje de steeg in te lopen waaraan het restaurant grenst. Zo’n steeg
waarin overvolle afvalbakken staan met geopende deksels als gapende wonden waaronder plastic
zakken liggen die eruit zijn gevallen, gescheurd terwijl ze neerploften op het natte wegdek en
aangevreten door straathonden of de kat van de buren. De kok steekt een sigaret op terwijl hij
luistert naar de voicemail van Wanwisa, een doodgewone voicemail van een doodgewoon vrolijk
meisje. De eerste keer spreekt hij hem nog in, de tweede keer misschien ook, maar bij de derde keer
beseft hij dat het onzinnig is om iemands voicemail drie keer in te spreken alleen maar omdat er
niet wordt opgenomen. Dat suggereert namelijk een noodgeval, of erger, dat hij met haar uit wil en
de kok ambieert geen meisje uit zijn thuisland, over dergelijke meisjes wordt zoveel gezegd,
daarvoor is hij niet naar Nederland gekomen. Dus staakt hij zijn pogingen. Misschien tikt hij er nog
een sms’je achteraan, maar uiteindelijk keert hij terug naar zijn frituurvet. 'Ze neemt niet op,' zal hij
schouderophalend aan de rest van het personeel verklaren. Misschien staat ze wel onder de douche,
of is ze opgehouden in het verkeer. Dat kan, denkt hij terwijl hij het frituurnet uitschudt. Alles kan.
Maar Wanwisa is niet aan het douchen of opgehouden door het verkeer, nee, Wanwisa ligt in een
opgerold vloerkleed en met dat kleed staat Karin, om negentien minuten over elf ’s avonds, te liften
bij de Amsterdam Arena.
Een half jaar daarvoor is Wanwisa vol dromen naar Nederland gevlogen, met Thai Airways.
Natuurlijk wist ook Wanwisa wat er over meisjes als zij gezegd werd in Europa. Je hoefde maar
door de straten van Bangkok te lopen om de gretige ogen te zien waarmee de blanke Europeaan
rondkeek, alsof hij met zijn vakantiegeld door Walmart liep. Maar Wanwisa had een droom en die
kon ze niet verwezenlijken in Thailand, Wanwisa wilde namelijk nagelstyliste worden in Santpoort-Noord.
In een beduimeld magazine, dat was achtergelaten in een hotelkamer door een toerist die het leven
had gelaten na drie slapeloze nachten en een pot Viagra, had Wanwisa een artikel gelezen over het
Noord-Hollandse dorp en de klank van de naam beviel haar: Santpoolt-Noold. In haar oren klonk
het alsof het een lekker hapje was, een dumpling van oosterse groente en schaaldieren overgoten
met zachte gembersaus. In Santpoort-Noord wonen alleen maar nette mensen. Zo oogde het althans
op de foto’s, want uit de tekst werd ze niet wijs: al die rare letters daar was voor haar geen touw aan
vast te knopen. Maar op die foto’s stond een lief straatje met winkels en een enkel restaurantje, en
vooral zonder hoeren, kwam daar in Bangkok tegenwoordig nog maar eens om! Dus draaide ze
maandenlang dubbele diensten in het Pathumwan Princess Hotel om een vliegticket naar Nederland
te kunnen bekostigen.
Wanwisa ging de avonden werken bij restaurant Kinkao Thai in Amsterdam, overdag volgde ze een
cursus Nederlands tweede taal als voortraject voor haar opleiding tot nagelstyliste. Inmiddels stond
ze in Santpoort-Noord ingeschreven voor een zit-keuken-slaapkamer-woning met optie op een
garagebox achter de flat waarin Wanwisa haar eigen praktijk wilde vestigen.
Zelf zou zij zich nooit van de straat laten oppikken, er waren betere manieren om een toekomstige
echtgenoot te ontmoeten.
Het is onvoorstelbaar hoeveel privédetails mensen via een chatbox met vreemden delen.
Geschreven woord heeft iets magisch, als het op schrift is vastgelegd moet het wel de waarheid zijn.
Als het dan ook nog eens op internet staat is het een voldongen feit. Een man die op Tinder beweert
de liefde van zijn leven te willen vinden wordt serieuzer genomen dan wanneer hij hetzelfde zou
hebben gezegd in café Bolle Jan. Daar zou hij zijn uitgelachen, beschimpt, het had hem hooguit een
vers getapte pils opgeleverd. 'Ja, ja,' zouden zijn vrienden daarna hebben gezegd, 'en daarom ga je
aan de bar hangen boven een biertje, omdat je een vrouw zoekt. Welke cup moet ze hebben?' Maar
op internet ligt alles digitaal vast. Peter wil een vrouw, c'est ça. Niemand stelt vragen, er zijn geen
bedenkingen. 'Het staat er toch,' zal iedereen zeggen. Dat Peter al een vrouw had, was hij op Tinder
vergeten te melden. Er wordt immers vaak genoeg gewaarschuwd niet te veel details van jezelf te
geven, het internet is per slot van rekening een erg openbaar medium, dus Peter heeft hard
nagedacht over wat hij beter nog maar even onder de pet kon houden. Karin is een van de details
die hij liever in latere instantie noemt, een beetje tussen neus en lippen door na een hete nacht, net
zoals zijn leeftijd en zijn haarinplant. Een kale kop mag dan getuigen van veel testosteron, op zo’n
fotootje komt het niet over, dus heeft Peter een kiekje gescoord van zijn beste vriend, nog genomen
in hun studententijd. Toen al keken vrouwen meer naar die beste vriend met zijn bos blonde krullen
dan naar Peter wiens haarlijn op zijn 21ste al verder naar achteren was komen te liggen dan de
Vinex-wijk van Utrecht. Die beste vriend woont tegenwoordig in Bangkok met een bloedmooie
Thaise en twee zeer goed gelukte halfbloedjes van kinderen, jongens met donkere krullen. Van zijn
eigen zoon controleert Peter dagelijks de haarlijn. Volgend jaar stroomt het joch door naar de
brugklas en nu al staat voor zijn vader vast dat geen meisje zich over twintig jaar op een reünie nog
zal herinneren wie Merlijn de Jong was.
De avond waarop Karin eerst een oud Perzisch tapijt op de achterbank van haar Alfa had gelegd, dat
ze de volgende dag naar de stort wilde rijden om vervolgens naar een workshop plantenhangers
haken te gaan, had Peter Wanwisa op het internet voorbij zien komen, een prachtige Thaise met
dromerige zwarte ogen en haar tot op haar kont en daar viel hij op. Sinds ze moeder was geworden
had zijn Karin een pittig kort kapsel en soms was ze ook zijn moeder. Je kunt een kind alleen iets
leren als je zelf het goede voorbeeld geeft, was haar devies, dus liep ze de godganselijke dag te
zaniken over vuile onderbroeken in de hoek van de slaapkamer of een mes vol pindakaas op de
linkerhelft van het aanrecht. Er waren tijden dat ze die onderbroeken sexy vond, nu bekeek Karin de
zaak van een andere kant, een meer praktische kant. Vuil goed hoort in de wasmand, vuile messen
in de vaatwasser. Alles heeft zo zijn plek. Maar Wanwisa zocht een echtgenoot, een man om een
bestaan mee op te bouwen, om twee, misschien wel drie kinderen mee te krijgen en oud te worden
in Santpoort-Noord. ’s Avonds zou Peter thuiskomen en haar prawn spring rolls op tafel zien
uitdampen, haar praktijkje zou slechts bijzaak zijn, iets om de lege uren op te vullen waarin de
kinderen op school zaten terwijl het huishouden al gedaan was. Peter had niets met Santpoort-
Noord maar daar zouden ze wel uitkomen. Twee jaar in dat oord en Wanwisa wilde gillend terug
naar Bangkok, samen met hem. Niemand wil in Santpoort-Noord wonen.
Als Peter een doorgewinterde ICT’er was geweest dan had hij zijn internethistorie deugdelijk gewist,
maar Peter was visverkoper op de boulevard van Zandvoort met een lichte voorkeur voor het
Holiday Inn Express Hotel, een voorkeur waar Karin hem nog nooit over gehoord had, maar
waarover ze las in het moeizame chatgesprek dat Peter met Wanwisa had gevoerd op Tinder. Hij
bezat een eigen frituur met uitzicht op zee waarin hij dagelijks kilo’s kabeljauw het vet in liet
glijden. De saus kneep hij uit een fles. In Thailand eet men niets anders dan gefrituurde vis, dus
daar zou hij echt wel aan de bak komen, moet hij geredeneerd hebben terwijl hij de site van
Bangkok real estate doorzocht. Er zat inmiddels een flinke overwaarde op de woning dankzij Karins
inkomen, daarmee kon hij voor zichzelf en Wanwisa een vrijstaand optrekje kopen vlak buiten
Bangkok, de huizen daar kosten geen drol. Karin is wel ICT’er, bovendien ze bezit een gezonde
dosis argwaan als het om haar echtgenoot gaat. Wijkende haarlijn of niet, Peter voelde zich nog
steeds achttien en keek te graag naar leeftijdsgenootjes. De avond na de haakworkshop, waarin
Karin vier plantendragers had vervaardigd om Kaapse viooltjes in op te hangen, omzeilde ze Peters
beveiliging. Zijn bureaublad werd gevuld met Wanwisa’s ogen.
Nu had ze twee keuzes, dacht Karin. Eigenlijk heeft ieder mens een ontelbaar aantal keuzes met een
al even ontelbaar aantal uitkomsten, maar Karin dacht op dat moment binair, in eentjes en nulletjes,
in twee keuzes. Dat ze al die eentjes en nulletjes ook samen had kunnen voegen om tot een andere
uitkomst te komen kwam na het zien van Wanwisa’s zwoele blik op Peters scherm niet in haar op.
Wat Karin betreft werd het 1 of 0 oftewel, echtgenoot kwijt of niet. Vòòr de eerste slok zoete witte
wijn, met ijs, want zo dronk ze het graag, had Karin vage visioenen gehad die uiteenliepen van een
goed gesprek tot hooglopende ruzie. Maar hoe houd je in godsnaam een goed gesprek met een
ongeletterde Thaise die Santpoort-Noord als het paradijs op aarde beschouwt, dacht ze na haar
tweede glas. Tijdens het derde glas had ze een eurekamoment bij het idee om Wanwisa een ticket en
een som geld aan te bieden, maar waarom zou zij financieel moeten opdraaien voor Peters
midlifecrisis, schoot het door haar heen toen ze de vierde inschonk? De vijfde witte wijn bracht haar
een vaag idee over Roundup, maar volgens Monsanto veroorzaakte dat helemaal geen kanker en
bovendien, wachten totdat Wanwisa aan kanker zou gaan duurde Karin bij het zesde glas al veel te
lang. Het zevende leidde tot een kort onderzoekje in de kelder. Peter was nogal obsessief als het
ging om verstopte zwanenhalzen en ze vroeg zich af wat onder de toonbank aangeschafte caustic
soda door een spring roll in een thais lijfje kon aanrichten. Maar bij glas nummer acht en negen
realiseerde Karin zich, dat de drie korrels die ze uit het busje had geschud en welke nu naast de
tweede lege fles wijn lagen onvoldoende zouden zijn om echt schade aan te richten. Daar kwam bij,
ze kon op het internet nergens achterhalen wat gefrituurde caustic soda voor uitwerking had en die
Thai aten niet anders dan gefrituurd, als ze Peters chats mocht geloven. Het tiende glas bracht haar
helemaal niets, behalve dat het woord “gefrituurd” bleef rondzoemen in haar hoofd als een
stationair draaiende scooter. Bij het elfde glas gleden haar gedachten richting de frituur van haar
echtgenoot, want ja, als die Thai alles frituurden... Maar ook dat idee liet ze al snel varen, Peters
viskraam was niet groot genoeg om er comfortabel een Thaise in te verwerken tot spring rolls. Een
twaalfde glas zat niet meer in de fles. Nu was dat niet zo erg, Karin was er toch klaar mee, al dat
nadenken loste niets op. Ze trok het grootste mes uit het blok en stapte in haar auto. Terwijl ze door
het stoplicht reed zag ze in het snijvlak het rode licht reflecteren. Peters professie had zo zijn
voordelen, dacht ze nog, het staal was pas geslepen.
Bij het Holiday Inn Express Hotel, om de hoek van de Amsterdam Arena, parkeerde Karin haar Alfa
Romeo. Op de achterbank zag ze het Perzische tapijt liggen dat ze de volgende dag had willen
afvoeren, het stonk een beetje naar Peter, naar gefrituurde kabeljauw met uitjes en saus. Na een dag
werken in Zandvoort stoeide hij altijd met de hond op dat tapijt terwijl zij de aardappels afgoot.
Maar de hond was vijf weken geleden overleden en nu wilde ze het vieze ding uit haar woonkamer
hebben omdat het naar vis stonk. In wezen gold dat ook voor Peter, dat hij naar vis stonk, maar van
hem kon ze nog geen afscheid nemen. Niet zolang de hypotheek op beider naam stond en de laatste
termijn van het eigen huis voordeelkrediet nog niet was betaald, want in dat geval zou zij namelijk
voor alles opdraaien; Peters viskraam bracht nauwelijks meer dan een bijstandsuitkering op. Maar
als de zaak was afgelost trapte ze hem er subiet uit, dan kon hij wat haar betreft in Bangkok achter
zijn viskraam gaan liggen slapen met een Wanwisa of wie dan ook. Tot die tijd bleef Peter netjes
meebetalen, precies de helft, zoals was vastgelegd bij de notaris toen ze het huis kochten. De
rekening voor zijn onderhoud dekte tegen die tijd de overwaarde van de woning wel, waar Peter nu
zo graag een optrekje van wilde kopen in Thailand, de financiën hield Karin nauwkeurig bij.
Een echt plan had ze die avond niet, anders dan met dat mes glimlachend voorbij de hotelreceptie
lopen.
De receptie heeft Karin nooit gezien, want terwijl ze haar Alfa Romeo afsloot parkeerde Peter zijn
Fiat Punto achter haar. Misschien had hij eerst zijn kraam aan Wanwisa getoond om haar ervan te
overtuigen dat hij een vast inkomen heeft, of zijn ze een stukje gaan toeren om nader kennis te
maken, wie zal het zeggen. In ieder geval wilden ze in het Holidy Inn Express een hapje gaan eten
en waarschijnlijk nog wel wat meer want het hotel stond bepaald niet bekend om haar fantastische
keuken. Peter herkende zijn Karin niet onmiddellijk. Om te beginnen verwachtte hij haar niet voor
het Holiday Inn Express te zien en mensen varen nu eenmaal op verwachtingen, maar ook wankelde
ze stomdronken rond met een vlijmscherp mes, bepaald geen pose die Peter bij zijn plantendrager
hakende echtgenote met pittig kort kapsel verwachtte. 'Blijf maar even hier zitten,' hoorde Karin
hem nog tegen Wanwisa zeggen terwijl hij aan de andere kant uitstapte. Dat had hij beter niet
kunnen doen. Het mes gleed door de linkerborst van de Thaise als door een zacht pakje roomboter
terwijl Peter schreeuwde: 'Wat doe je nou trut?'
De beveiliging van het hotel stond ondertussen een sigaretje te roken voor de draaideur. Op Peters
geschreeuw keek een van hen kort naar de overkant. 'Weer zo’n stel dat al jaren geleden uit elkaar
had moeten gaan,' zal zijn collega wellicht hebben gezegd waarna hij hem een vuurtje aanbood. Met
ruziënde stellen kon je je als bewaker maar beter niet bemoeien, wist hij uit eigen ervaring.
'Gewoon doen of je gek bent, Lena, zou mijn moeder hebben geadviseerd,' zei hij waarna het
gegrinnik van de bewaking wegstierf in de koele avondlucht.
Ondertussen had Peter het mes ontfrutselt en er uit onmacht Karins brandnieuwe all season banden
mee bewerkt. Daarna had hij Wanwisa uit zijn auto gesleept. Ze stierf op het voetpad, uit het zicht
van de rokende bewaking, uit het zicht van iedereen. Peter was er vandoor gegaan in zijn Punto. Op
Tinder stonden honderden Wanwisa’s. In de paar uurtjes die hij vanavond met het meisje had
rondgetuft had hij zich niet aan haar gehecht. Karin zocht het er maar mee uit. Met een beetje
mazzel sliep ze de komende jaren in de vrouwengevangenis van Nieuwersluis, misschien kon er
zelfs een TBS’je aan worden vastgeknoopt. 'Ze deed wel vaker raar, edelachtbare, maar ja, het blijft
toch je vrouw. Hoewel, die keer dat ze de buurvrouw dreigde om te leggen met een palenrammer
omdat ze bi-bi-que’en had gezegd (mijn Karin heeft een hekel aan afkortingen) vond ik haar wel
wat ver gaan. Maar goed, als de drank in de vrouw is...'
Het voorval had Karin op slag ontnuchterd. Geschrokken had ze naar Wanwisa gekeken die als een
halfvolle vuilniszak voor haar voeten lag terwijl ze in de verte de rochelende motor van de Punto
hoorde. Het leek bijna nog een kind, die Thaise, maar ja, je weet wat ze over Thaise meisjes zeggen,
dacht Karin en rolde haar in het Perzische tapijt. Even later stond ze bij de Amsterdam Arena met
haar duim omhoog.
Uiteindelijk stopte er een politieauto. Of het haar bekend was dat liften gevaarlijk is. 'Ik heb een
Perzisch tapijt gekocht, via Marktplaats, maar ik mag er de tram niet mee in,' antwoordde Karin. 'Ik
moet naar Santpoort-Noord.' Sinds de overheid als speerpunt heeft dat de politie toenadering tot het
publiek moet zoeken om het blauw op straat tenminste de glans van veiligheid te geven zijn agenten
behulpzamer dan de gidsen van de scouting. De agente zonder snor opende de kofferbak en hielp
Karin gemoedelijk om de rol erin te krijgen.
Gelukkig zijn Thaise meisjes niet zo zwaar.
Morgen zal iemand de afwezigheid van Wanwisa melden bij het politiebureau. Wellicht haar
werkgever of misschien een collega waar ze af en toe wat mee gaat drinken en die inmiddels haar
beste vriendin is, bij gebrek aan beter. In ieder geval niemand van haar familie, want die wonen
allemaal in Thailand. De politie zal eerst opperen dat ze is teruggegaan naar haar thuisland of met
een vriendje in de auto is vertrokken naar Spanje voor een strandvakantie in Lloret de Mar. De
werkgever, of de collega/vriendin, zal tegenstribbelen. Zo is Wanwisa helemaal niet, die is nog
nooit zonder aankondiging van haar werk weggebleven. De dienstdoende agent is sceptisch, hij
weet wat ze van Thaise meisjes zeggen en profilering hoort nu eenmaal bij het vak. Wat hem betreft
zit Wanwisa met een manager van 50 plus uit het middenkader in een morsig hotelletje aan de
Middellandse Zee. De politie heeft het veel te druk om zich over een meerderjarige meisje te
bekommeren die zonder achterlating van een bericht naar een van de Costa’s is vertrokken met haar
sugardaddy. Zojuist kwam er een melding binnen van bureau Warmoesstraat, een personenauto is
de gracht in gereden. De zaak is acuut. Het gaat om een gezin van vier dat ligt te dobberen in de
Achterzijds Voorburgwal. Links-rechts passeren agenten de werkgever, of de collega/vriendin, de
laatste mompelt een ongemeend excuus en iets over volgende week terugkomen. De dame achter de
balie haalt haar schouders op, ook zij kan verder niet van dienst zijn. 'Komt u maar liever over twee
weken terug,' zal ze voorstellen. 'Niemand gaat voor een week met de auto naar Spanje, dat is
gekkenwerk.' Uit eigen ervaring weet ze dat het een kolere eind rijden is. Teleurgesteld gaat de
werkgever, of de collega/vriendin, weg en terecht, want Wanwisa zit niet aan de Spaanse kust te
nippen van een tequilla, nee, Wanwisa ligt in een opgerold vloerkleed, dat Karin zes jaar geleden
tweedehands aanschafte op de Beverwijkse Zwarte Markt, in een container achter een flat in
Santpoort-Noord. Zo’n Perzisch kleed met een label eraan dat vervaardiging ervan in Bangkok
meldt.
Is Wanwisa toch nog een beetje thuis.
prima,
BeantwoordenVerwijderengoede typering,
alleen iets te vlotjes geschreven
om echt spannend te zijn...
De stijl van Marja kenmerkt zich door het zo'n quasi vlotjes maar bovenal met humor. I love this woman
BeantwoordenVerwijderen