September
had nog nooit zo’n warme dag gekend. Daarom was het dodental
waarschijnlijk ook zo hoog opgelopen. Tweehonderd. De eerste
berichten gaven aan dat het ging om 120 doden, maar gaandeweg die
zwoele septemberavond liep het dodental op. Hoger en hoger. Onder de
ziellozen zouden 94 kinderen zijn. 94 kinderen die met hun ouders,
broers, zussen, opa’s en oma’s genoten van een laatste warme dag
aan het strand. Vis eten op de pier, misschien nog een extra kasteel
bouwen op het gele strand van Scheveningen. Morgen… Morgen zou de
temperatuur omslaan.
De nieuwsbulletins zonden onafgebroken uit. Er was geen ontkomen aan
de werkelijkheid. Aan de waarheid. De eerste aanslag op Nederlands
grondgebied. ‘We zaten er al tijden op te wachten,’ stelde de ene
deskundige, terwijl de andere volhield ‘dat dit kwam als een
volkomen verrassing’.
De deurbel onderbrak de donkere stem van de nieuwslezer, die melding
maakte van een nieuw verdacht pakket, dit keer bij Paleis ’t Loo.
Er was extra beveiliging ingezet, ook bij de andere nationale
monumenten.
Met zijn hand volgde hij de muur. Het waren zes passen vanuit de
keuken naar de deur van de gang. Een stevige stap van de gang naar de
voordeur. Zijn vingers vonden het knopje van de speaker.
‘Hallo?’
Ruis aan de andere kant. Vervolgens een vrouwenstem. Licht. Jong.
Eerlijk. ‘Meneer Malik?’ Een korte pauze waarop hij niet
antwoordde. Het was duidelijk wie hij was, aangezien ze bij hem
aanbelde. Het mysterie lag aan de andere kant, aan haar kant. ‘Bent
u daar nog?’
‘Ja.’ Hij was er nog.
‘Mijn naam is Ivette den Brucke. Ik werk bij de nationale
recherche. Kan ik even met u praten? Binnen?’
Een slimme toevoeging op het einde. Praten had ook prima buiten
gekund. ‘Met een I of een Y?’
‘Sorry?’ De simpele vraag verwarde haar. Ze was hier met een doel
gekomen en dat doel slokte haar gehele concentratie op.
‘Uw naam. Met een I of een Y aan het begin.’
‘O.’ Geschuifel. ‘Met een I. De simpele spelling.’
Zelfspot. Aan de manier waarop ze sprak, het feit dat ze refereerde
aan simpele spelling... Middenklasse gezin, misschien een ondernemer
als ouder. Waarschijnlijk was ze de oudste met zeker nog een broer of
zus onder zich aangezien ze een verantwoordelijk beroep had gekozen.
‘Misschien kan ik even binnenkomen? Wat ik met u wil bespreken is
van een dusdanig gevoelige aard dat ...’
‘Dat wat?’
Opnieuw geschuifel. Een wisseling. Ze was dus met nog iemand gekomen.
Bij het horen van die stem, ging er een rilling door hem heen.
‘Kom op, Aiden, doe die godverse deur open. We staan hier niet voor
Jan Lul.’
Een stem uit het verleden. Een stem die eens het belangrijkste was.
Zijn levenslijn. De stem die toebehoorde aan het laatste gezicht dat
hij ooit had gezien, de laatste gelaatstrekken voordat zijn wereld
voor eeuwig duister werd. Hij had moeten weten dat hun wegen zich
vandaag zouden kruisen. Na alles wat er was gebeurd op het strand van
Scheveningen, hoe hun gezamenlijke vijand zich opnieuw had laten
zien. Zij hadden de kop van de slang gehad, zo veel maanden geleden,
wetende dat het beest der mensheid meerdere gezichten kende. Het was
een kwestie van tijd geweest voor een nieuwe cel het zou overnemen.
Even overheerste de twijfel. Zijn vingers beroerden de knop waarmee
de deur zich zou ontsluiten, waarmee hij ‘buiten’, binnen zou
laten. De afgelopen tijd was hij selectief geweest met het indrukken
van die knop. Niet wetende wat er aan de andere kant van de deur op
hem wachtte. De dood, of simpelweg de bezorger van de Appie.
‘Aiden… Alsjeblieft.’
Charles was niet de man om te smeken. Zelfs niet toen de beulen in
het kamp hem kootje voor kootje zijn vingers braken, had hij niet
gesmeekt.
De klik galmde na in zijn oren, het geluid overstemd door het openen
van de deur, de voetstappen naar binnen. De scherpe inademing van
Ivette den Brucke, die waarschijnlijk voor het eerst zijn gehavende
gezicht in ogenschouw nam. Charles had haar erop moeten voorbereiden.
De klootzak. Hij wendde zijn hoofd iets af, de linkerkant van zijn
gezicht naar de muur, en draaide zich om. Zijn hand opnieuw langs het
reliëf in het sierpleister, dat langzaam overging in het
structuurbehang van de woonkamer. ‘Ik zou zeggen dat het goed was
om je weer te zien, Charles, maar dat zou om meerdere redenen een
leugen zijn.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten