Carrièrewending – Dimitri Van Hove
‘Als het niks wordt met het
schrijverschap ga ik terug de prostitutie in,’ zei Karin vanochtend. ‘En jij?’
Ik antwoordde dat ik het nog
niet wist, maar ik heb er intussen over nagedacht. In het geval dat dit
gekrabbel op niks uitdraait, word ik seriemoordenaar. Daar is niet veel mee te
verdienen, maar met schrijven zou dat evenmin zo geweest zijn.
Wie ik zou vermoorden?
Iedereen. Mijn eerste gedachte was om me te richten op recensenten die iets
negatiefs hebben gezegd over ons debuut, maar dat zou een nuloperatie worden.
Recensenten in het algemeen dus. Maar ook dat is maar een handjevol
slachtoffers. Als ik met een duizelingwekkende bodycount in het
wereldrecordboek wil, zal ik ook met hun gezinnen en huisdieren moeten afrekenen.
Ik moet onze uitgever een kopje kleiner maken en iedereen die ze daar in dienst
hebben. Verder kan ik collega-schrijvers om zeep helpen – daar hebben we een
hele zak van.
En uiteraard kan ik onze lezers
ombrengen. Te beginnen met Sandy de Mos. Dat is zowat onze allereerste fan, die
verdient het om als eerste te sterven. Bovendien is dat geen onappetijtelijk
wijf, dus met haar kan ik achteraf nog een paar dingen ondernemen. Creatieve
dingen. Ik zie wel. Wat dat betreft kun je in boeken en films heel wat ideeën
opdoen. Hoe je een lijk laat verdwijnen. Dat je beter af en toe je manier van
moorden kunt veranderen. ‘Variatie brengen in je modus operandi,’ noemt Henry
Lee Lucas dat. Van C’est Arrivé Près de Chez Vous heb ik geleerd hoeveel
je dode lichamen moet verzwaren voor ze gaan zinken, en over de voordelen van
inmetselen.
Lifters oppikken lijkt me dan
weer een goede manier om aan nog wat meer slachtmateriaal te komen. Je kunt wel
op goed geluk ergens een huis binnenvallen en hopen dat daar een beetje een
leukertje woont, maar als je lifters oppikt kun je kiezen. Lelijke mokkels laat
je gewoon staan.
Als ik aan het moorden ga, zou ik
niet de massamoordenaar uithangen, maar eerder de geraffineerde, intelligente
seriemoordenaar. Voor mij zou het om de kwaliteit te doen zijn, niet de
kwantiteit. Ergens een lekker ding oppikken en er dan zo lang mogelijk van
genieten. Een smaakvolle, intelligente, knappe, bescheiden seriemoordenaar. Een
beetje zoals Jeffrey Dahmer, maar dan hetero. Ik zou aandenkens van mijn
slachtoffers verzamelen. Geverniste dijbenen, een collectie schedels aanleggen,
hun geamputeerde voeten bewaren in bokalen. Ik zie wel.
En dan later, als ik me heb laten
klissen: interviews, films over mijn leven, meisjes en vrouwen die me hun
slipjes en nylonkousen opsturen, medegevangenen die vol ontzag naar mijn
anekdotes luisteren, mannen buiten de gevangenis die me proberen te imiteren…
Een of andere knappe studente
komt me dan interviewen in de bajes. Voor haar eindwerk, zegt ze, maar ik weet
wel beter natuurlijk: ze geilt op me, daarom. Terug op haar kamer straks zal ze
zich hoogdringend moeten klaarvingeren met mij in gedachten, dat kan niet
anders.
Ze lijkt als twee druppels bloed
op Christina Ricci.
‘Hallo,’ zeg ik sexy.
‘H-hallo.’ Zenuwachtig dat ze is.
‘Ik zou je een kus geven, maar
eh…’ Ik wijs op de omstandigheden: mijn boeien, de gewapende bewakers, de kooi.
Ze knikt, maakt een schrift open
en pakt haar balpen. ‘Ehm…’ Ze slikt moeilijk. ‘Hoe eh… Wat vindt u van de… uw
leven? Hoe ziet uw leven eruit t-t-tegenwoordig?’
‘Niet zo slecht eigenlijk,’
antwoord ik dan. ‘Ik ben wel veroordeeld tot levenslang slecht eten, maar
verder heb ik echt geen klagen. We hebben hier kabeltelevisie,
recreatieruimtes, een zeer uitgebreide bibliotheek – veel tijd om te lezen,
hè?’ Ik knipoog. ‘Elke dag alle tijdschriften die je op kunt, een gymzaal, een
schaakclub… En elke bewoner heeft sinds kort een computer ter beschikking zodat
we kunnen e-mailen en chatten met fans. We hebben lang moeten bedelen, maar
eindelijk hebben we nu een cybercafé. Je zult me niet horen zeggen dat ik
liever hier ben dan thuis – want soms voel je toch echt de eenzaamheid knagen –
maar slecht hebben we het hier zeker niet. Ik had het me heel anders
voorgesteld… want je hoort van alles, hè: claustrofobie, verkrachtingen,
cipiers die je in elkaar slaan, dwangarbeid, afpersing, krankzinnigheid,
afrekeningen… maar nee hoor, niks van dat alles. Ik denk dat dat allemaal
griezelverhaaltjes zijn die de overheid uit haar duim zuigt om de burger af te
schrikken; “Blijf vooral op het rechte pad, want de gevangenis is geen pretje!”
Me reet, ja. Elke dag feest verdomme. Heb je al gezien hoe ze het hier gestyled
hebben voor ons?’
‘Heeft u eh… spijt… van uw
daden?’ Ze slikt en schraapt haar keel. ‘Euh… Nee dus. Die vraag kan ik
schrappen.’
‘Je bedoelt: ten opzichte van de
familie van die meisjes?’
Ze knikt.
Ik leg mijn haar goed. ‘De wereld
is vergeven van de idioten. Weet je dat ongeveer vijfennegentig procent van de
wereldbevolking gelovig is? Vijfennegentig procent. Dat betekent dat slechts
vijf procent van de mensheid bij zijn volle verstand is. Als je dus een groep
mensen hebt, en er een willekeurig persoon uitpikt, heb je bijgevolg veel kans
dat het iemand is die het licht in zijn ogen niet waard is. Bovendien help je
als seriemoordenaar als geen ander mee aan de bestrijding van de global
warming, want dooie dompelaars stoten geen co² meer uit.’
‘Maar u beperkte zich tot
vrouwen… Al uw slachtoffers waren vrouwen.’
‘Het is erg onbeleefd me te
onderbreken.’
Ze slaat terecht haar ogen neer.
‘Dat ik me op vrouwen
concentreerde, heeft te maken met mijn seksuele voorkeur’ zeg ik. ‘Ik probeerde
het nuttige aan het aangename te koppelen. Ik was… bén het soort
seriemoordenaar dat jaagt op hetgeen waarvan hij houdt, niet eentje die alles
keelt wat op zijn moeder lijkt, zoals Henry Lee Lucas. Of omdat een hond het
hem beveelt, zoals dat kalf van een David Berkowitz. Nee, ik ben meer een Ted
Bundy. Een Albert Fish… Een Andrei Chikatilo… Een Gary Heidnik. Edmund Kemper. Richard Ramirez. Hannibal Lecter.
Patrick Bateman. Kerels met stijl.’
‘En jou natuurlijk,’ zeg ik tegen
Karin. ‘Jou maak ik waarschijnlijk het eerst van allemaal af.’
Mijn schrijfpartner zit met haar
Amsterdamse grote mond vol tanden.
‘Zo,’ zeg ik. ‘Weer een column
volgekletst. Ik ga naar buiten. Stukje lezen. Doei.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten