donderdag 12 juni 2014

Rudy Soetewey met Research

Research.

Tegenwoordig is informatie vinden heel eenvoudig. Vroeger echter was het vaak letterlijk een avontuur. Met soms onverwachte consequenties.

In 1993 werkte ik aan De Laatste Reis, een historische roman gesitueerd in het Londen van de vroege jaren 1900. Ik wist hopeloos weinig over de stad in die periode, en in 1993 bestond er nog geen internet zoals we dat nu kennen. Het 'net' was niet alleen technisch zo goed als onbestaande bij ons, maar zelfs als je al een aansluiting vond, in een bibliotheek of zo, dan bleef de aangeboden informatie beperkt tot een absoluut minimum. Google moest nog geboren worden, Wikipedia bestond nog niet - je weet wel, die voorhistorische periode zonder mail, mobieltjes, smartphones,
tablets, ereaders, google glass, Facebook, Twitter, digitale fotografie, streaming, Skype... Er waren toen eigenlijk maar twee mogelijkheden: ofwel zocht je naar specialisten en probeerde je die te contacteren, ofwel dook je in de boeken. Zo'n kenner vinden was echter niet voor de hand liggend. Immers, waar moest je beginnen? Je vond nergens lijsten met namen - geen internet, remember? Een jeugdvriend had zich in de loop der jaren wel opgewerkt tot een specialist aangaande historische scheepvaart, waardoor ik dat aspect van het verhaal makkelijk kon stofferen, maar informatie over de leefomstandigheden in het Eduardiaans Londen kon ik alleen vinden in boeken. Engelstalige, uiteraard: vertalingen over dat onderwerp bestonden gewoon niet.

Waar kon ik zo'n boeken vinden? In Brussel was wel een Engelse boekhandel, W.H. Smith, maar die verkocht alleen literatuur, postkaarten en kalenders. Geen gespecialiseerde naslagwerken. En Amazon bestond nog niet. Dus zat er maar één ding op: ik moest naar Londen.
Gelukkig kende ik de stad een beetje. Ik was er jaren eerder enkele keren geweest met mijn vader, voornamelijk om theatervoorstellingen bij te wonen. Bovendien wist ik ook waar ik terecht kon.
Foyles was in die tijd legendarisch bij Londengangers: een boekhandel die gevestigd was in een drie rijhuizen breed en vijf verdiepingen hoog gebouw, en ongeveer alles had wat er op de markt was. Geen onderwerp zo gek, of je vond er wel een plank vol over. Dus ook over historisch Londen - daaraan twijfelde ik geen seconde.
Eurotunnel of Eurostar waren nog niet operationeel. Terwijl je nu in drie uur van Antwerpen in hartje Londen bent zonder uit je comfortabele zetel te komen, betekende een dagje Londen twintig jaar geleden nog letterlijk 'een reis maken'. Je kon de laatste trein naar Oostende nemen, die je dan rechtstreeks tot bij een P&O-schip bracht dat in vier uur de
oversteek naar Dover maakte. Een kajuit daarop was uiteraard te duur, dus probeerde je te slapen in een stoel, met je hoofd op een tafeltje. In Dover had men voor de passagiers dan wel een rechtstreekse treinverbinding voorzien naar Londen, maar het ging om een boemeltrein, die letterlijk bij elk station stopte. Alles opgeteld betekende dat dus dat je rond elf uur vertrok, en de volgende ochtend omstreeks half negen in Londen van de trein stapte - groggy, met een lichaam dat smeekte om een stevige portie cafeïne, en de overtuiging dat je nooit het einde van de dag zou halen.
Het meest spannende ogenblik van de hele trip was toen nog zonder enige twijfel de douanecontrole op Engels grondgebied. Die was vergelijkbaar met wat je nu in luchthavens moet doorstaan, met daar dan nog een schepje bovenop. Twee hokjes met telkens één ambtenaar, die van elke individuele passagier wilde weten waarom hij of zij naar Engeland was gekomen, hoe hij of zij de volgende dagen dacht door te brengen, waar hij of zij dan logeerde, en wanneer hij of zij weer vertrok. Dat laatste meestal met een toontje van 'hoe sneller hoe beter'. De nachtelijke overtochten waren populair, dus we spreken hier niet over enkele tientallen passagiers, maar honderden. Als je pech had, stond je helemaal achteraan de rij, en was de rechtstreekse trein naar Londen al vertrokken tegen de tijd dat je voorbij deze onverstoorbare sfinxen was geraakt.
Ondergetekende dus op een vrijdagavond naar Londen. Alles leek mee te vallen: de trein naar Oostende had geen vertraging, niet teveel wind tijdens de overtocht, snel genoeg van het schip af, een goede plek in de rij, en geen problemen bij de controle.
Dacht ik.
Ik had dit keer zowaar vooràf nagedacht over de trip - wat me nog steeds niet zo dikwijls overkomt. Ik ging toch boeken te kopen? Uit ervaring wist ik dat men in Foyles je aankopen alleen maar in papieren zakjes stopte. Een plastiek draagtas? No, sir, we are very sorry. Tien uur rondlopen met een verzameling papieren zakken die voortdurend aan je armen ontsnapt, was niet mijn idee van een prettige terugreis. En dùs had ik een lege reistas bij. Daarin zou ik mijn buit netjes kunnen opbergen, wat de terugreis heel wat makkelijker zou maken.
Geniaal. Toch?
Het was alleen niet bij me opgekomen dat een reiziger die zich met een lége reistas bij de douane aanbiedt, per definitie verdacht is.
Ik was nog geen vijftig meter voorbij de controlepost, of drie mannen in uniform doken plots aan weerskanten van me op, en vroegen me vriendelijk om even aan de kant te gaan. Dit was pré 911: ik begreep er dus niks van.
Waarom ik een lége reistas bij me had.
In al mijn naïviteit antwoordde ik dat ik op weg was naar Londen.
Yes, sir. And why?
To buy books.
Ik zie het ongeloof in de ogen van die politiemensen nog steeds.
Boéken? Welke idioot reist er nu naar een ander land om boéken te kopen? Dat doet toch niémand? Eén van de agenten barstte zelfs in lachen uit. Hij zei letterlijk dat het de meest originele uitvlucht(!) was die hij ooit had gehoord.
Ik moest mee naar een kantoortje, waar ze mijn identiteitskaart opnieuw bestudeerden, allerlei vragen op me afvuurden en controleerden of mijn reistas geen valse bodem had.
Waarschijnlijk zal ik er niet meteen als een schrijver uitgezien hebben, of als wat zij zich daarbij voorstelden: toen ik op een bepaald ogenblik antwoordde dat ik de boeken nodig had voor een roman die ik aan het schrijven was, groeide hun ongeloof zo mogelijk nog. Er ontstond een discussie tussen de drie over wat er nu moest gebeuren. Pas toen ik uiteindelijk geïrriteerd vroeg of ze er echt van uit gingen dat een potentiële smokkelaar op z'n heenreis met een lege draagtas voorbij de douane zou paraderen, verscheen er twijfel op hun gezichten.
Neen, dat leek hen inderdaad van de pot gerukt.
Waar ik die boeken dan wel ging kopen.
Boekhandel Foyles, meneer.
Een van de drie had er al van gehoord. Gelukkig.
Uiteindelijk sloten we een compromis: ik moest me dezelfde avond op de terugreis melden, en mijn draagtas met boeken tonen. Waarna ze me uiteindelijk, zij het aarzelend, het land binnenlieten.
Uiteraard was de trein al weg. De volgende zou pas twee uur later vertrekken. Dan maar ergens een koffie drinken? Jammer. De enige pub was gesloten. Uiteraard. Het was half vijf. En stikdonker.
Twee uur doorbrengen op een leeg perron, in het nachtelijk duister, met je rug tegen een paaltje en een lege reistas naast je, zorgt voor blijvende herinneringen.
Als je ooit het gevoel krijgt dat de tijd te snel gaat: zet je eens 's nachts op een leeg perron, ergens in het buitenland, en blijf er een uurtje. De uitdrukking 'het duurde een eeuwigheid' krijgt gegarandeerd een andere betekenis.
Pas een paar uur later, onderweg naar Londen, vroeg ik me ineens af wat er zou gebeuren als ik geen boeken vond over het Eduardiaanse Londen. Me opnieuw met een lege tas aanmelden, was uitgesloten. Ik begon mogelijke scenario's te bedenken, maar ik maakte me nodeloos zorgen. Foyles had in die tijd wel degelijk zo ongeveer alles. Ik vond er dan ook meer dan ik nodig had.
Een detail: die dag leerde ik ook het echte gewicht van 'literatuur' kennen. Een reistas vol boeken weegt als een zak cement, is voor het laveren door een wereldstad even handig als een bromfiets met twee lekke banden, en in een trein kun je 'm even makkelijk op een bagagerek tillen als een auto.
Niét zo geniaal. Dus. Eigenlijk.
Toen ik me met mijn loden tas 's avonds tot bij de douane sleepte, vroeg de ambtenaar van dienst wat ik godsnaam kwam doen. Een zak met boeken tonen?
Why, sir?
De man begreep er niks van. Hij was duidelijk niet gebriefd. En of ik wilde doorschuiven, want er stond nog een hele rij achter me.
So far for security.
Ik was te moe om me op te winden, en ik wilde die boeken echt wel thuis krijgen. Dus zweeg ik.
Zeven uur later was ik thuis. En ik heb die boeken nog altijd.

Uiteraard. 

2 opmerkingen: