Naast leraar Nederlands en Engels is Dominique Biebau schrijver van misdaadromans. Na het spannende ‘Ijslands gambiet’ volgde ‘Russisch voor beginners’ waarmee de auteur De Hercule Poirotprijs 2019 en De Gouden Strop 2020 binnenhaalde. Eind 2021 verscheen ‘Het mollenfeest’ een literaire thriller die ondertussen op de longlist staat voor de Hebban Thrillerprijs. Ook in ‘Het mollenfeest’ gaan literair taalgebruik en spanning hand in hand. Is ‘Het mollenfeest’ eerder literatuur? Of beantwoordt het boek toch eerder aan de criteria van een thriller? Thrillerlezers! besloot zijn licht op te steken bij de schrijver zelf.
Dag Dominique
• Met ‘Russisch voor beginners’ won je de Hercule Poirotprijs (2019) en
De Gouden Strop (2020). Maakte dat het
schrijven van ‘Het mollenfeest’ gemakkelijker of zorgde dat integendeel voor
extra stress?
Eerst en
vooral ben ik natuurlijk heel blij dat ik die prijzen gewonnen heb. Als dat
niet gebeurd was, dan hadden we dit gesprek misschien zelfs helemaal niet
gehad, maar ik moet wel toegeven dat ik sindsdien het schrijven wel wat
serieuzer ben gaan nemen. Zo probeer ik nu ook rekening te houden met
Nederlandse lezers en dat leidt soms tot pittige discussies over woordgebruik:
schrijf ik ‘gsm’ of ‘mobieltje’ (het is ‘telefoon’ geworden), ‘al bij al’ of
‘al met al’, ‘de matras’ of ‘het matras’? Maar al BIJ al ben ik gewoon
superblij met de extra aandacht die de prijzen me opgeleverd hebben. De rest
zijn luxeproblemen.
• Jouw misdaadromans zijn tegelijkertijd literair en spannend. Wat zijn ze in jouw ogen: literatuur of
thrillers?
Vroeger
hechtte ik veel meer belang aan die vraag. Als jonge snaak had ik een vrij
elitaire kijk op boeken. Aan de ene kant had je ‘de Grote Literatuur’ en aan de
andere kant ‘pulp’. Mijn jongere zelf wou natuurlijk tot die eerste groep
horen, maar doorheen de jaren ben ik toch veel milder geworden. Je hebt
uiteindelijk maar twee soorten boeken: boeken die je graag leest en boeken waar
je je doorheen worstelt – en dat is dan nog eens heel persoonlijk.
Zelf zie ik
mijn boeken eerder als misdaadromans dan als echte thrillers, maar dat komt
vooral omdat ze niet spannend genoeg zijn (lacht).
• Vind je die classificatie zelf eigenlijk belangrijk? Let je daar op
wanneer je een boek uitkiest om te lezen?
Steeds minder. Ik ben leerkracht
Nederlands en daarom lees ik uiteraard regelmatig literaire werken om ‘mee’ te
zijn, maar voor de rest ben ik een echte omnivoor: fantasy, historische romans,
non-fictie, comics, ja zelfs thrillers (lacht)… ik lees ze allemaal.
Uiteindelijk is wat op de cover staat niet zo heel belangrijk. Hoe
het verhaal verteld wordt, is dat wel.
• Zijn andere schrijvers een bron van
inspiratie voor jou?
Het zal misschien vreemd klinken, omdat
hij een totaal ander genre schreef, maar ik ben een enorme fan van Terry
Pratchett (auteur van de Schijfwereld-reeks) – en dan vooral van zijn humor. Nu
en dan betrap ik me op typische Terry Pratchett-mopjes. Qua plot zijn Agatha
Christie en Roald Dahl dan weer mijn grote helden. Dat zijn twee monumenten
waar een mens nu eenmaal niet omheen kan.
• Anthonis de Roovere alleszins wel. Zijn Middelnederlandse gedicht ‘Van der
Mollenfeeste’ behoort tot jouw favoriete gedichten of diende het enkel als
inspiratie voor het boek?
Het is alvast een gedicht dat me als
tiener is opgevallen in de lessen Nederlands (en dat wil al wat zeggen). Het
gaat ook over een universeel thema, de dood, en koppelt dat aan een levendige
beschrijving van de hele maatschappij. Die combinatie van humor en fatalisme
(‘we gaan allemaal dood, maar drink eerst nog iets’) spreekt me wel aan.
Daarnaast ben ik sowieso een grote fan van dat oude Nederlands, dat
ongelooflijk sappig moet hebben geklonken. Anthonis de Roovere was bovendien
ook nog eens een Bruggeling, dus in mijn hoofd lees ik dat gedicht altijd met
een zwaar West-Vlaams accent.
• Er zit heel wat intertextualiteit in ‘Het
mollenfeest’. Er is natuurlijk het
gedicht van Anthonis de Roovere, maar ook verwijzingen naar Hemingway,
legendes, … . Betekent dat dat er aan het
schrijven van het boek een grondige voorbereiding voorafgaat?
Die verwijzingen ontstaan vrij associatief,
zonder dat ik daar veel over nagedacht heb. Soms levert dat wel eens problemen
op. Zo besliste ik pas vrij laat om ‘Van der Mollenfeeste’ in het boek te
integreren, nadat ik een scène met molshopen had neergepend. Oorspronkelijk
heette het boek trouwens ‘Nichten’ (het gaat tenslotte om vier nichten), tot
mijn uitgeverij er fijntjes op wees dat die titel in Nederland wel eens anders
zou kunnen geïnterpreteerd worden.
• Brise-Tout,
het Mollendaalbos, … zijn bestaande
plekken. Aan het begin van het boek zijn
zij de geografische ankerpunten in het verhaal.
Vertrek je graag vanuit iets wat bestaat in jouw eigen leefwereld?
Eigenlijk
niet. Ik ben namelijk nogal lui als het op research aankomt. Daarom creëer ik
liever mijn eigen, parallelle, wereld die wel wat gelijkenissen vertoont met de
realiteit, maar net dat tikkeltje anders is. Dan kan niemand me op foute
beschrijvingen betrappen. (Handig toch?) Het geeft me ook meer vrijheid om
dingen uit te vergroten. Zo lijkt het bos in “Het Mollenfeest” net iets
angstaanjagender dan het echte Mollendaalbos (dit moet ik zeggen van de toeristische
dienst 😊).
• De schrik zit er dus in dat je bezoekers van
het Mollendaalbos afschrikt! 😊
• Waarom koos
je voor vier nichten als hoofdpersonages?
Al vrij
snel in het schrijfproces heb ik beslist dat ik een boek over familiebanden wou
schrijven. Ik wou vier personages creëren die min of meer dezelfde voorgeschiedenis
hebben maar daar op een compleet andere manier mee omgaan. Hoe bepalend is je
genetische erfenis voor de rest van je leven? Kan je daaraan ontsnappen? Die
genetische insteek deed me al snel bij vier vrouwelijke hoofdpersonages
belanden: vrouwen zijn nu eenmaal de poortwachters van het leven.
• Berust het verhaal over de gruwel gepleegd
door de Duitse officier op waargebeurde feiten?
Is geschiedenis ook iets wat jouw interesse heeft en ‘krab’ je wel eens
graag aan ‘korstjes die je beter met rust zou laten’?
Die scène is niet gebaseerd op een concrete gebeurtenis, maar in mijn geboortestad (Waregem) circuleerden wel wat verhalen over gruwelijkheden die in de Tweede Wereldoorlog gebeurd waren. Zo zijn er vlak voor het einde van de oorlog, begin september 1944, nog enkele burgers door de Duitsers geëxecuteerd toen ze de bevrijding aan het vieren waren. Die verhalen maakten als kind een grote indruk op mij.
• Jouw
personages kunnen geïdentificeerd worden aan hun taalgebruik: spaarzaam,
beeldend, woedend en dreigend, … .
Betekent dat dat je voordat je het verhaal begint te schrijven je je
personages helemaal uitwerkt?
Normaal
niet, maar voor ‘Het Mollenfeest’ heb ik dat voor een keer wel gedaan. Voor
elke nicht had ik een soort ‘identiteitskaart’ gemaakt met daarin het antwoord
op vragen als ‘Waarvoor schaamt ze zich het meest?’ of ‘Wat is haar grootste
droom?’ maar ook vragen als ‘Met welke auto rijdt ze? (of fiets)’ of ‘Op welke
politieke partij stemt ze?’
Voor hun
karakters baseerde ik me dan weer op de humorentheorie van de Romeinse
geneesheer Galenus. Die theorie classificeert mensen aan de hand van hun
lichaamsvloeistoffen: zo zijn mensen met te veel zwarte gal ‘zwartgallig’, die met te veel slijm (flegma)
zijn dan weer ‘flegmatisch’. Totaal ontwetenschappelijk, maar gefundenes
Fressen voor een schrijver!
• Heel veel
leuke beelden! Thomas vergelijkt zijn
relatie met Anna met het opeten van een Ferrero Rocher. Wat zegt deze vergelijking over jou?
Dat ik
een enorme zoetekauw ben. Qua verslavingen ben ik in mijn kindertijd blijven
steken: ik rook niet, drink zelden alcohol, maar ben dus wel een enorme snoeper
en coladrinker. Ik eet mijn snoep ook altijd op de vreemdste manieren: zo haal
ik bij Melocakes altijd het witte spul er eerst uit voor ik de rest op eet. En
bij Ferrero’s… Dat lees je dus in het boek.
• Het personage van Thomas vertoont
gelijkenissen met zijn geestelijke vader?
Zo ja, in welke mate?
Thomas
vertoont uitwendig inderdaad de meeste gelijkenissen met mezelf: hij is – net
als ik – een leerkracht Nederlands, heeft een bepaalde leeftijd bereikt waarop
je vaker terug dan vooruit kijkt, hij is ook niet de meest ondernemende, is ook
een beetje zwaarmoedig en filosofisch aangelegd … Dat zijn allemaal
karaktertrekken die bij mezelf ben gaan sprokkelen. Toch heb ik ook in de
andere personages iets van mezelf gestoken. Zo is er Carla’s zwarte humor,
Anna’s autistische kantje…
• De leraar is
nooit ver weg. Carla beoordeelt Thomas
met een 7 op 10. Omdat je dat niet kan
laten?
Misschien
wel. Wie zal het zeggen? (lacht)
• Mag
aangenomen worden dat de passage waarin Thomas het gedicht voorlegt aan zijn
leerlingen en zij aanvankelijk maar matige interesse tonen uit het leven
gegrepen is? En dan ook het moment dat
ze werkelijk gegrepen worden door het gedicht?
De scène
is wel herkenbaar, denk ik, voor veel leerkrachten. We leven in een visuele
cultuur. Het is dan ook moeilijk om jongeren gemotiveerd te krijgen om even de
cocon van hun eigen tijd te verlaten, om te vertragen en stil te staan bij
‘maar’ wat woorden. Je kan hen dat au fond niet kwalijk nemen: we leven nu
eenmaal in een tijd waarin ‘oud’ bijna een scheldwoord geworden is.
Toch probeer
ik mijn leerlingen telkens weer te doen beseffen dat een tekst, hoe oud die ook
is, in de eerste plaats geschreven is door mensen, die uiteindelijk dezelfde
dromen hadden of met dezelfde dingen worstel(d)en als henzelf. Soms lukt dat,
en dan ontstaat er een soort magie die van lesgeven het mooiste beroep ter
wereld maakt. Soms niet – en dan hopen we morgen op beterschap.
• Kan je
ondertussen leven van jouw schrijven en zou je ooit overwegen om te stoppen met
lesgeven?
Ik maak
me geen illusies. Als Nederlandstalige auteur is het sowieso moeilijk om van je
pen te leven, maar als Vlaming is het nog eens extra uitdagend. Momenteel
combineer ik mijn schrijven met een 4/5 job als leerkracht en dat hoop ik nog
lang te blijven doen. (Tenzij Steven Spielberg me een deftig voorstel doet voor
zijn versie van ‘A feast for moles’!)
Als ik
helemaal eerlijk ben, zou ik ook nooit fulltime willen schrijven. Mijn
leerlingen houden me met mijn beide voeten op de grond en dat is soms wel
nodig. Uiteindelijk vormen zij het leespubliek van de toekomst.
• Stop in
ieder geval nooit met schrijven! Tot
slot, ben je ondertussen al met het schrijven van een volgend boek bezig? Zo ja, kan en mag je er al iets over kwijt?
Voorlopig
zit ik nog in de verkenningsfase. Ik ben aan verschillende verhalen begonnen
maar wacht nog op een echte ‘klik’. Vroeger zou ik al gepanikeerd hebben, maar
nu weet ik dat de muze zich nooit laat dwingen. We leven dus op hoop!
Bedankt dat je
tijd wou nemen voor Thrillerlezers! ‘Het
mollenfeest’ is een feest om te lezen.
De thrillerlezers kijken vol verwachting uit naar jouw volgende boek!
Ook jij
bedankt voor de fijne vragen!
Anita voor
Thrillerlezers!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten