Piemel
In Vlaanderen is het woord ‘piemel’ een stuk minder beladen
dan in Nederland. Het Nederlandse piemel is slang, een scheldwoord zelfs. Een
Belg die verbaal met genitaliën smijt, zegt ‘lul’. Of het iets gemoedelijkere
‘fluit’, maar ook dat kun je op een sollicitatiegesprek beter achterwege laten.
Piemel overigens net zo, maar verder is het een vriendelijke benaming die
moeders bijvoorbeeld gebruiken bij hun zoontjes. Het Nederlandse equivalent ‘plasser’
is vrijwel onbekend, net zoals het werkwoord ‘plassen’ trouwens. Een klein venteke doet hier ‘pipi’.
Zo zat ik eens met mijn zoontje in de auto, toen het vroeg
of laat onvermijdelijke ‘papa ik moet pípi doen’, klagelijk van de achterbank
klonk. ‘Pípi’, met de klemtoon op de eerste lettergreep, zo zegt de
urinator in kwestie het. Bij ouders is het juist andersom, ik had voor de reis
moeten vragen: ‘Hebt ge al pipí gedaan?’ Nu kwam de mededeling toen we
nét een tankstation gepasseerd waren. Ik kan in het vervolg maar beter wat
minder nadenken over klemtonen en lettergrepen.
Enfin, vluchtstrook opdraaien, kleine loswringen en pissen
maar. ‘Zelf doen’, sprak mijn gebroed toen ik zijn garnaaltje in pincetgreep
vastnam. Een windvlaag geselde ons en de regen dreef in mijn nek. ‘Pas op,
seves gaat uwe piemel vliegen’, probeerde ik nog. In Vlaanderen waait nooit
iets weg, daar gaan de dingen vliegen. Een mededeling die overigens weinig
hielp. Kleuters die iets zelf willen doen, zijn eigenwijzer dan een kroeg vol
wantrouwende boeren.
De onderbreking verliep voor het overige voorspoedig en er
ging maar een beetje over zijn broek en iets meer over mijn schoenen. Terug in
zijn stoeltje maakte hij aan het incident geen woorden meer vuil en hij begon
aan te wijzen wat door toedoen van de wind was gaan vliegen. Minstens vier camions,
een familie dino’s (papa én kindje-dino), een loslopende olifant en twee
boshaaien. Al bij al viel de schade van deze najaarsstorm dus nog mee.
De plek van bestemming was zijn grootmoeder en geteisterd
door slagregens zette ik hem voor de deur af. Toen ik met mijn kraag omhoog
terug liep naar de auto om spullen te pakken, hoorde ik hem naar zijn oma
roepen: ‘Bomma, bomma! Mijne piemel kan vliegen!’
‘Jij moet niet zo hard lachen’, beet hij mij even later toe.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten