vrijdag 10 april 2020

Jo Claes ondervraagd


Hoi Thrillerlezers!!

Mijn naam is Anita en ik hou van lezen.  Sinds ik lid ben van deze groep ben ik naar een nog hoger tempo geschakeld.  Mooie boekenpareltjes volgen elkaar op.  Maar waar mijn lezershart écht, maar dan écht, écht sneller van gaat slaan, dat zijn de boeken van Jo Claes.  Dus toen ik laatst ‘Van de hemel in de hel’, zijn allerlaatste misdaadroman, voor mijn deur mocht vinden, was ik ongetwijfeld de gelukkigste lezeres in de wijde omtrek.  En voor zijn boeken neem ik de tijd: geen haastwerk, het leestempo gaat omlaag, want een ‘Jo Claes’ lezen, dat is genieten!

Voor zij die Jo Claes nog niet zouden kennen - hoe onwaarschijnlijk is dat? - een kleine introductie.

Jo Claes was tot vóór enkele jaren werkzaam als leraar Nederlands-Engels aan het H.-Hartinstituut in Heverlee.  Zijn onderwijsopdracht combineerde hij eerst met het schrijven van verhalenbundels, novelles en romans. Later verschenen van zijn hand een  reeks non-fictie werken over mythologie, hagiografie en iconografie.  Zijn specialisatie in de apocriefe literatuur, de religieuze kunst en de Romeinse sagenwereld duikt regelmatig op in zijn recente misdaadromans.  Ondertussen kan hij leven van zijn schrijverschap.


Met ‘De zaak Torfs’ lanceerde Jo Claes in 2008 zijn eerste misdaadroman met als hoofdpersonage de Leuvense hoofdinspecteur Thomas Berg.  Leuven, kunst, geschiedenis, archeologie, de psychologische analyse van Berg, een spannend moordonderzoek, het zijn de vaste ingrediënten in zijn boeken.  Meerdere keren viel hij in de prijzen: ‘De mythe van Methusalem’ leverde hem de Gouden Strop op alsook de publieksprijs Hercule Poirot; met ‘Het gewicht van de haat’ haalde hij eveneens de publieksprijs Hercule Poirot binnen.
Mij viel de eer te beurt om hem een aantal vragen te mogen stellen voor Thrillerlezers!. 

Lezen jullie mee?


Jouw misdaadromans hebben als thuisbasis Leuven.  Heb je bij aanvang van een nieuw boek een soort van stratenplan voor ogen, een stukje van Leuven dat in die bepaalde roman extra in de verf wordt gezet? 
Leuven als thuisbasis is met opzet gekozen omdat ik het grootste deel van mijn leven in deze stad heb gewoond en ze heel goed ken. Bovendien heeft Leuven een rijk historisch verleden en heeft de stad zwaar te lijden gehad tijdens de wereldoorlogen, twee aspecten die in mijn romans geregeld aan bod komen. Daar komt nog eens bij dat de mix van studenten en gewone Leuvenaars heel apart is. 60.000 studenten op een bevolking van 100.000 inwoners is uniek in dit land.
Als ik een nieuw verhaal bedenk, is het niet de bedoeling om een bepaald stukje Leuven in de verf te zetten. Wat ik wel doe, is urenlang door straten en steegjes dwalen om locaties te vinden die ik kan gebruiken voor de plot. Net zoals ook regisseurs van films doen, maar die hebben daar natuurlijk assistenten voor.


Je hebt ondertussen de  veertiende  Thomas Berg geschreven.  Waar haal je telkens de inspiratie om jouw hoofdpersonage weer een nieuwe misdaad te laten oplossen?
De vraag waar een schrijver zijn inspiratie vandaan haalt, is zo oud als het schrijven zelf en heeft nog nooit iemand naar tevredenheid kunnen beantwoorden. Ik doe dus ook geen poging, alleen dit. De manier waarop een verhaal ontstaat, is het resultaat van een melange van allerlei elementen: persoonlijke ervaringen, toevallige gebeurtenissen in je omgeving of in die van vrienden, je eigen fantasie, dingen die je gelezen hebt of gehoord, voorvallen uit je jeugd, herinneringen die plots komen bovendrijven, associaties die god-weet-waar vandaan komen enz… enz… Eigenlijk is het opbouwen van een plot een soort kettingreactie tussen al deze factoren, maar waar die begint en welke de katalysatoren zijn, is achteraf onmogelijk na te gaan.

Soms gaat Thomas Berg ook naar het buitenland.  Is dat dan naar aanleiding van een gebeurtenis daar dat het verhaal ook die kant wordt uitgestuurd?
De scènes in het buitenland zijn inderdaad een gevolg van de reizen die ik heb gemaakt. Een voorbeeld. In de roman ‘Van de hemel in de hel’ komt de Cappella degli Scrovegni in Padua aan bod. Toen ik die twee jaar geleden voor het eerst zag, vond ik die zo mooi dat ik dacht: dit moet ik ooit in een roman gebruiken. Hetzelfde geldt voor Verona.



Thomas Berg is een heel menselijke rechercheur: gedreven, ietwat koppig, intelligent, loyaal, dikwijls eenzaam, nors, soms laat hij de lezer schrikken op momenten dat hij serieus uit zijn sloffen schiet.  Als lezer kennen we hem ondertussen heel goed.  Met elke nieuwe roman ontmoeten we een oude bekende.  Als je zo lang met een personage ‘samenleeft’, wordt dat karakter dan geleidelijk aan ook niet Jo Claes?  Lijkt Thomas Berg op jou?  
Lijkt Berg op mij? Ook die vraag wordt vaak gesteld. Ik begrijp dat lezers daar nieuwsgierig naar zijn, maar eigenlijk heeft het geen enkel belang hoeveel van mij in Thomas Berg steekt. Laat ik enkel dit zeggen. Denk je dat het mogelijk is om veertien romans te schrijven met hetzelfde personage zonder dat er iets van jezelf in dat personage kruipt? Volgens mij is dat nagenoeg uitgesloten. Maar wat autobiografisch is en wat niet, laat ik in het midden.


Is hij geïnspireerd op iemand die je kent?  Dat vraag ik me trouwens ook af wat de andere personages betreft.
Berg is niet geïnspireerd op iemand die ik ken. Hetzelfde geldt voor alle andere personages in de romans. Af en toe gebruik ik wel karaktertrekken, uiterlijke kenmerken, hobby’s, eigenaardigheden, uitspraken enz… van mensen uit mijn vrienden- of kenniskring. Ook met hun voor- of familienamen doe ik dat. Soms maak ik bij de keuze van een nieuwe naam voor een personage een combinatie van de voornaam van een vriend of vriendin en de familienaam van zijn of haar partner. Mijn vrienden vinden dat grappig. Het zijn knipoogjes, meer niet.

Gaat er aan elke misdaadroman van jou veel onderzoek vooraf?   Archeologie, geschiedenis, …  het zijn vaste ingrediënten in jouw boeken.   Dit is toch niet enkel parate kennis?
Ik doe voor elke roman erg veel research. Vaak zitten er referenties aan geschiedenis, literatuur, kunst, Bijbel, Griekse mythologie of christelijke iconografie… in mijn verhalen verwerkt. Dat zijn vakgebieden waar ik goed in thuis ben, ofwel door mijn studies, ofwel omdat ik me er altijd voor heb geïnteresseerd. De rest is opzoekwerk. In de roman ‘De mythe van Methusalem’ gaat het bijvoorbeeld over stamcelonderzoek. Daar wist ik weinig of niets over, dus heb ik me uitvoerig moeten informeren. Wat dat betreft, is Leuven ideaal. Je hebt hier specialisten van wereldniveau voor nagenoeg elke discipline en het kost meestal maar enkele telefoontjes of mailtjes om bij de juiste persoon terecht te komen en alle informatie te krijgen die je nodig hebt. Dergelijke mensen staan meestal vermeld in mijn nawoord.

Waarin onderscheiden jouw misdaadromans zich van de misdaadromans/thrillers van jouw collega-auteurs?  Mag ik spreken over ‘intelligente’ misdaadromans?
Mijn boeken zijn geen gewone thrillers, het zijn romans in elke betekenis van het woord, met dit verschil dat er een misdaad in wordt gepleegd. Wat ze van de overige Nederlandstalige misdaadverhalen onderscheidt, is misschien het feit dat er zovele verwijzingen in aan bod komen naar die elementen die in de vorige vraag zijn vermeld. Waarom is dat? Omdat ik intertekstualiteit heel belangrijk vind. Uiteindelijk schrijf je als auteur toch altijd het soort boeken dat je zelf graag leest. Het omgekeerde is trouwens zo goed als onmogelijk. Of mijn boeken daarom ‘intelligente’ misdaadromans genoemd kunnen worden, laat ik aan de lezer over.

De covers van jouw boeken zijn echte ‘Jo Claes’-covers, een handelskenmerk, zeg maar.  Er is ook telkens een duidelijk verband met het verhaal.  Wat is er eerst?  De cover of het verhaal?
Op elke cover staat een kunstwerk uit Leuven. Dat gebeurt enerzijds om een link te leggen met de stad, maar anderzijds ook omdat het beeld van belang is voor de plot. Doorgaans bedenk ik eerst een verhaal en zoek dan naar een bijpassend kunstwerk, maar soms gebeurt ook het omgekeerde. Dan zie ik een beeld dat me bijzonder aanspreekt en op basis daarvan bedenk ik dan een plot. Dat was onder meer het geval bij ‘Tot de dood ons scheidt…’ en ‘Van de hemel in de hel.’

Welke  van jouw 14 misdaadromans ligt jou het meest aan het hart, aan welke hou je de beste herinneringen?  Waarom?
Aan een schrijver vragen welk boek uit de reeks hem het nauwst aan het hart ligt, is zo’n beetje hetzelfde als aan een vader vragen welk kind hij het liefst ziet. Maar goed, ik doe een poging. Boeken waar ik heel tevreden over ben, zijn: ‘Want alles gaat voorbij, maar niets gaat over’, ‘Tot de dood ons scheidt…’ en ‘Van de hemel in de hel.’ Het boek waar ik de slechtste herinneringen aan hem, is ‘De mythe van Methusalem’ omdat de research ronduit een verschrikking was en ik lange tijd het verhaal niet verteld kreeg zoals ik wilde. Aan de andere kant heb ik met die roman ‘De Gouden Strop’ gewonnen en is dat weer een heel prettige herinnering.

Had je ooit, toen je misdaadromans begon te schrijven, een bepaalde auteur, binnenlands of buitenlands, als voorbeeld? 
Toen ik aan de Thomas Berg-reeks begon, had ik geen specifiek personage uit een andere misdaadreeks voor ogen. Ten eerste omdat ik zelf weinig misdaadverhalen lees, ten tweede omdat ik geen epigoon wilde worden van een andere schrijver.
Soms wijzen lezers mij erop dat Berg wel wat wegheeft van Morse. Er zijn inderdaad enkele overeenkomsten, maar er zijn veel meer verschillen. Morse was gek op zijn Jaguar, Berg rijdt niet eens met de auto. Morse was een bierdrinker, Berg is een wijnliefhebber. Morse kookte niet, Berg kookt heel graag. Morse loste kruiswoordraadsels op, Berg kweekt orchideeën en verzamelt klein antiek zilver. Bij Morse lukte het bijna nooit met vrouwen, bij Berg af en toe wel, ook al loopt het eveneens vaak mis. Morse was eenzaat en had geen vrienden, Berg is heel goed bevriend met Zeebos. Enz… enz…




Lees je zelf (veel)?  Stel dat ik in jouw boekenkast zou mogen neuzen, welk genre, welke auteurs vind ik daar dan vooral terug?
Ik lees zoveel ik kan, afhankelijk van de hoeveelheid vrije tijd die ik op een bepaald ogenblik heb. Mijn boekenkast bevat literatuur uit de hele wereld en vele klassieke werken. Ik heb natuurlijk mijn favoriete schrijvers, maar het zou me te ver voeren om die hier allemaal op te sommen. Misdaadliteratuur heb ik niet veel, behalve enkele boeken van Jo Nesbø en Jussi Adler-Olsen. Daarnaast heb ik ook veel non-fictie en een verzameling eerste drukken van oude Vlaamse romans.

Je was leraar?  Thomas Berg kan het niet verbergen dat correcte taal hem nauw aan het hart ligt.  Zit er dan ook een beetje een ‘taalopvoedkundig’ aspect in jouw boeken?
Twee jaar geleden ben ik met lesgeven gestopt omdat ik fulltime wilde schrijven. Wat Thomas Berg betreft, die heeft de onaangename gewoonte om zijn medewerkers te wijzen op fouten die ze maken tegen het Nederlands. Dat is een van de eigenaardigheden die ik hem heb meegegeven en die geen enkele leraar Nederlands vreemd is, dus mij ook niet. Of er daarmee een ‘taalopvoedkundig’ aspect in mijn boeken zit, is wellicht overdreven. Ik ben wel een beetje een taalpurist en dat zal zijn weerslag wel hebben op de manier waarop ik schrijf. Bovendien ben ik een perfectionist wat stijl betreft, maar ook dat zal waarschijnlijk beroepsmisvorming zijn.

Kreeg jij jouw leerlingen beter aan het lezen omdat je zelf als auteur aan het werk was? 
Mijn leerlingen vonden het leuk dat ik schrijver ben en als er een nieuw boek verscheen of er stonden recensies in de kranten, dan lieten ze duidelijk merken dat ze daarvan op de hoogte waren. Soms kwamen ze na de les zelfs vragen om een boek van hun ouders te signeren. Leerlingen zelf doen lezen, is de dag van vandaag niet meer eenvoudig, maar wat altijd werkt – niet alleen bij jongeren, ook bij de meeste volwassenen – is een roman met een sterke plot. Iedereen houdt van een goed verhaal. Dat bewijst het succes dat dit genre al decennialang heeft.


En met deze vraag besloot ik deze vragenronde met Jo Claes, een absoluut aimabele en boeiende auteur die nog lang niet uitgeschreven is!


Geen opmerkingen:

Een reactie posten