zondag 5 januari 2020

Bekentenissen van een boekhandelaar, januari 2020


Priceless

Elk product dat in een winkel te koop wordt aangeboden, moet voorzien zijn van een prijsaanduiding. Dat is een wet en die wet geldt ook voor boeken. De etiketten die wij om die reden in onze winkel gebruiken zijn tamelijk groot en staan boordevol informatie waar alleen de boekhandelaar de betekenis van kent. Ze worden op de achterkant van een boek gekleefd; bij voorkeur over de barcode die daar staat gedrukt.

     Die etiketten hebben helaas een weerbarstig karakter. Het is te zeggen, de lijm reageert niet altijd goed met eender welk oppervlak. Het is een fenomeen waar geen enkele consument van wakker ligt, maar ik garandeer u dat uw favoriete boekhandelaar er ’s nachts al wel eens over gedroomd heeft. De lijm gedraagt zich naar behoren op geplastificeerde kaften, hoewel er een verschil is in het resultaat tussen blinkende en matte folie. De laatste schudt de etiketten makkelijker van zich af. Kaften die niet geplastificeerd zijn, maar al dan niet een vernislaag hebben, of zijn afgewerkt met van die speciale folie die aanvoelt als kattenvacht — zoals de Engelse paperbacks van de Fifty Shades-trilogie — moeten niets van onze labels weten. Met andere woorden, de lijm gedraagt zich op die kaften als water op een vettig oppervlak.

     Dergelijke boeken zijn gelukkig in de minderheid, maar ze zijn er desalniettemin verantwoordelijk voor dat u op onze winkelvloer regelmatig verdwaalde etiketten kan aantreffen. Hoe moeilijk ze bij de boeken blijven die ze van de juiste prijs moeten voorzien, zo gemakkelijk blijven ze aan een schoen kleven die veel meer kost dan de twintig euro die geadverteerd wordt. Wanneer de boekhandelaar zo’n etiket aantreft, raapt hij het op en zal hij met een binnensmondse verwensing op zoek gaan naar de oorspronkelijke eigenaar. Behalve wanneer het druk is en hij van klant naar klant moet rennen om iedereen tevreden te houden. Dan is er geen tijd om zich met rebelse labels bezig te houden, laat staan de schoenzolen te checken wanneer er daar eentje aan kleeft dat irritant over de vloer schuurt.

     Goed. De content is geschetst. Nu de context. Het is de zaterdag voor Kerst: traditioneel de drukste dag van het jaar voor een winkelier. Als hij niet door druk-druk-drukke klanten bij de kraag wordt gegrepen, dan holt hij achter hen aan als een puppy achter een tennisbal. Dat gold dus ook voor mij, terwijl ik door mijn schoenzool heen een of meerdere etiketten gewaarwerd, maar koen als ik was, negeerde ik dat vervelende besef, zelfs toen daar, naarmate de dag vorderde steeds meer labels leken bij te komen. De klanten kwamen eerst en ik had geen tijd om mijn voet op te heffen om de prop papier van mijn schoen te verwijderen.

De drukste dag van het jaar verloopt steevast als een hardloopwedstrijd waarin de deelnemer geen moment heeft om over tijd, ego en andere ongemakken na te denken.
Maar dan is het plots zes uur ’s avonds en gaan de deuren dicht. Kassa’s worden leeggemaakt en tijdens het tellen van de buit kan men voor de eerste keer sinds men die dag uit bed is gekomen, gaan zitten.

Mijn benen kreunden onder een zeurderige vermoeidheid en terwijl ik het geld telde, werd ik mij terug bewust van de etiketten die aan mijn schoenzool kleefden. Ik had er blijkbaar gedurende de dag een heleboel verzameld, want de vloer onder mijn voeten was zacht geworden, alsof ik op pantoffels liep. Dadelijk, dacht ik, dadelijk zal ik mijn schoeisel van die irritante labels verlossen, maar eerst moet het geld geteld worden. Zowel ik als mijn collega’s wilden na het sluiten van de winkel natuurlijk zo snel mogelijk naar huis, dus was voortmaken de boodschap.

     We stonden met z’n allen buiten, toen ik eindelijk, na een dag hard labeur, tijd had om mijn schoenen te inspecteren, terwijl een van mijn collega’s de persbakken naar buiten bracht en een ander de poort van de garage naar beneden liet zakken.

Eindelijk kon ik mijn voet optillen, om tot mijn verbazing geen etiket onder mijn schoenzool aan te treffen, maar een onderbroek.

     Een onderbroek, vraagt u zich af? Ja, dat leest u goed: een onderbroek.

     Ik heb namelijk de neiging om ’s avonds, voor ik ga slapen, mijn broek en ondergoed in één beweging uit te trekken, waardoor mijn boxershort op mijn broek blijft liggen tot de volgende ochtend. Dan raap ik die op en gooi ze in de wasmand, want u hoeft zich geen zorgen te maken: deze boekhandelaar trekt elke dag proper ondergoed aan. Alleen was ik in de vroege ochtend van de drukste dag van het jaar blijkbaar vergeten om mijn vuile onderbroek in de wasmand te gooien en had ik mijn broek aangetrokken zonder te beseffen dat mijn ondergoed er nog bovenop lag. In de loop van de dag moet, met dank aan het heen en weer geloop in de winkel, die onderbroek langs mijn broekspijp naar omlaag zijn gekropen, tot ze bleef haken achter de hiel van mijn schoen.

     Het was een zwarte boxershort van Hugo Boss. Dat mag u gerust weten. En ik heb ze die zaterdag gedragen als de sleep van een bruidsjurk. Ik vermoed dat er onder de klanten heel wat stiekem leedvermaak heeft plaatsgevonden, want hoewel niemand de moeite nam om mij attent te maken op mijn vestimentaire blunder, kan ik nog steeds moeilijk geloven dat het iedereen is ontgaan.

     Ik moest denken aan iets dat mijn vrouw soms tegen mij zegt: ‘Met jou kan je maar één keer ergens komen.’ En dat klopt, want mijn vrouw heeft namelijk altijd gelijk. Behalve dan dat de bewering problematisch wordt wanneer het een plek betreft waar ik nagenoeg dagelijks aanwezig moet zijn…

K.R. Valgaeren




Geen opmerkingen:

Een reactie posten