maandag 19 augustus 2019

Oma – een ontroerend blogbericht door Lara Reims

Oma was er altijd. Als ik er logeerde, en ‘s ochtends heel vroeg op stond en om het hoekje van haar slaapkamer ging kijken. Als ik bij haar in bed kroop en we samen wachtten op kaneelbeschuitjes die opa kwam brengen, met een kopje thee. Onder de warme dekens speelden we aap-pauw-wolf-fazant. Opa maakte ontbijt. Een zachtgekookt eitje dat Oma me voerde, ook toen ik daar al te groot voor was, gewoon voor de gezelligheid. Ze haalde me uit school en we speelden mens-erger-je-niet. Elk jaar kwam Sinterklaas en aten we oliebollen. Breien leerde ze me, drie pennen zelf en Oma maakte het af.

Toen ik groter werd, kocht ik met Opa een pot gel omdat die op en dringend nodig was, gingen Oma en ik samen ‘stadten’ in plaats van naar de hertenkamp. Opa werd vergeetachtiger, dus stopte Oma het briefje van vijf dat hij me altijd gaf vast in zijn zak zodat hij het niet kon vergeten. En toen stierf Opa, op de stoep en later nog eens in het ziekenhuis, en was Oma alleen. Verdrietig, en soms ook wat opgelucht omdat ze weer eens iets kon doen en niet meer constant waakzaam hoefde te zijn.

Bij Oma leerde ik voor mijn eindexamen, en kreeg ik zelfgemaakte soep. Toen ging ik studeren, zagen we elkaar minder vaak, maar als ik kwam kreeg ik overlevingspaketten mee met blikjes tonijn en kaneelbeschuitjes. Soms was ze boos als ik te lang niet geweest was, maar het was altijd snel weer goed. En oma bleef. Ik trouwde en ze was er, zij werd 80 en ik was er, en altijd was er soep.

Later vertrokken wij naar Frankrijk en Oma naar het bejaardentehuis. Voor ons allebei een grote en moeilijke stap. Dagelijks belden we. Ik probeerde haar via de telefoon zover te krijgen wat contacten op te doen in het huis. Oma had tijd nodig, maar vond uiteindelijk de moed om haar kamer uit te komen en ‘gein’ te gaan maken met de medebewoners en met het personeel. Ze vroeg me of ze naar het kerstdiner moest gaan. ‘Ja oma, ga maar,’ zei ik. ‘Zal ik dan mijn mooie jurk aan doen?’ ‘Ja oma, doe dat maar.’ En dat deed ze. Ondanks de afstand waren we dichtbij elkaar. Over alles praatten we, want ik lijk op Oma, zoveel. En als het moeilijk was zei ze de dingen die ik wilde horen, en andersom deed ik dat ook. En dat ze steeds dezelfde bladzijde las in haar boek omdat de inhoud niet meer wilde blijven hangen, maakte niets uit.

Oma werd bijna honderd. Bijna. Elk dag nog praat ik tegen haar. Zachtjes meestal, soms hardop. Ze is weg, en toch ook niet. Oma zit in mijn hoofd, in mijn hart. Maar dat boek, met mijn naam. Dat had ik haar zo graag willen laten zien. Dan zou ze met een trots gezicht elke dag opnieuw de eerste bladzij hebben gelezen.

Lara Reims

Geen opmerkingen:

Een reactie posten