zondag 21 februari 2016

Waarom ik schrijf (deel 4) - Kevin Valgaeren

Waarom ik schrijf
(deel 4)
Kevin Valgaeren



Ik ben een kind van mijn tijd. Ik schrijf over vandaag door middel van het verleden. Hoe graag ik mij ook laat beïnvloeden door schrijvers van weleer, ik zal altijd over en voor de mensen van nu schrijven. Welke middelen en decors er ook ingezet worden, verhalen zijn steeds, om het met een cliché te zeggen, een spiegel voor de hedendaagse samenleving.
Logischerwijs dringt zich dat de volgende vraag op: waarom schrijf ik historische thrillers met een bovennatuurlijk tintje, oftewel gothic novels, die zich op de koop toe afspelen op een eiland waar ik hooguit af en toe te gast mag zijn? Het antwoord op die vraag is tweeledig: Francis Ford Coppola en Enid Blyton.

Toen ik in de eerste klas van de basisschool leerde lezen, wou dat aanvankelijk niet echt vlotten. Ik had een leesachterstand, en ik denk dat dat de reden is waarom is vandaag nog steeds een trage lezer ben. Even had het er alle schijn naar dat boeken niets voor mij waren, tot ik voor mijn negende verjaardag van mijn grootmoeder De Vijf en de schat in de bergen (1958) van Enid Blyton cadeau kreeg. Die avond—het moet ergens op het einde van december in 1988 zijn geweest—veranderde mijn leven voorgoed. Het spaarvarken—eigenlijk was het een houten Meneer de Uil—stond de weken en de maanden nadien volledig in het teken van de aankoop van de andere twintig delen van The Famous Five, die destijds eenentachtig Belgische frank—ongeveer vier Nederlandse gulden—per aflevering kostten. Ik was verslaafd en mijn liefde voor het geschreven woord was vanaf toen onvoorwaardelijk.

Wat J.K. Rowling is voor de huidige generatie, was Enid Blyton voor de mijne en voor iedereen die ooit jong is geweest van de jaren veertig tot de jaren zeventig van de vorige eeuw. Blyton werd verguisd door het literair establishment, maar haar jeugdboeken—ze schreef er 186!—werden over de hele wereld verslonden door gulzige jongelingen. (Volgens Wikipedia verkocht ze meer dan zeshonderdmiljoen exemplaren van haar boeken. Slik!) Blyton was een Britse dame met blauw haar die leefde van 1897 tot 1968. Samen met series over Noddy en The Secret Seven waren The Famous Five haar populairste personages. Het betreffende vijftal bestond uit Julian (de blonde, iets oudere jongen, en daarom de leider van de groep), Dick (zijn broer en de flauwe grapjas van het gezelschap), Anne (hun jongere zus met een klein hartje, maar een groots moederinstinct), George (hun koppige nichtje die eigenlijk Georgina heet, maar graag als een jongen door het leven gaat) en Timothy (haar hond, die regelmatig mag optreden als deus ex machina, tenzij hij op konijnen aan het jagen is). De kinderen behoren tot de betere middenklasse en zitten op internaat. George woont in het ruime Kirrin Cottage aan de kust van Dorset. Haar vader is een verstrooide en norse wetenschapper, maar heeft aan zijn dochter een eiland geschonken. Het eiland bevindt zich op roeiafstand van de kust en in het midden ervan staan de restanten van een eeuwenoud kasteel—het decor van hun eerste avontuur.
Elke aflevering speelt zich af tijdens een of andere schoolvakantie, nadat de kinderen door hun ouders worden losgelaten in de getemde Engelse natuur, voorzien van een waanzinnige voorraad proviand. Er gaat zelden een hoofdstuk voorbij waarin de picknickmand geen belangrijke rol speelt, een onuitputtelijke bron van heerlijk eten waaronder scones en gemberbier. Vooral dat laatste vond ik als jonge lezer werkelijk verbluffend, omdat ik in de volle overtuiging verkeerde dat kinderen in Engeland bier mochten drinken. Zonder overdrijven, kan ik u vertellen dat mijn anglofilie voor een groot deel aan dat misverstand is te danken. Hoe kon ik destijds, zonder woordenboek in de nabijheid, weten dat gemberbier geen bier is maar limonade?

In ieder geval, hun kampeer– of fietsvakanties verliepen zelden vlekkeloos—gelukkig maar! Er waren altijd wel misdadige boeren, snode smokkelaars of lijzige zigeuners die hun pad kruisten, en zich bij voorkeur schuilhielden in duistere ruïnes of landhuizen die steevast dooraderd waren met een netwerk van geheime gangen en ondergrondse tunnels. De kinderen observeerden het misdadige gedrag van de slechteriken, nestelden zich vervolgens in de problemen, om ten slotte de strijd met de boeven aan te binden en ze kant-en-klaar af te leveren aan de dichtstbijzijnde politieman. Eind goed, al goed.
Het klinkt als triviaalliteratuur, als formule-schrijven, als verderfelijke pulp die van kinderen hersenloze dwazen dreigt te maken, maar ik verslond die boeken een voor een, en ben ze nooit meer vergeten. Een paar jaar geleden heb ik mezelf de volledige collectie opnieuw aangeschaft in het Engels, omdat ik wel eens wou weten of de vooroordelen van de spraakmakende gemeenschap wel steek hielden. Al snel bleek dat daar, zoals wel vaker het geval is met versteende vooroordelen, geen bal van aan was. Toegegeven, Blyton is een vertelster en bezondigd zich niet aan schoonschrijverij, en er zijn enkele gimmicks die in elke aflevering opnieuw opduiken—een beetje vergelijkbaar met de oneliners van een televisieserie als ‘Allo ‘Allo!—maar de plot is telkens weer wat anders.
The Famous Five zijn, tegen de zin van de zogenaamde voorvechters van de goede smaak, legendarisch geworden. En maar goed ook! Ik vraag me soms af hoeveel mensen er, al dan niet met succes, beginnen schrijven zijn dankzij de boeken van mevrouw Blyton. Ik ben er zo eentje, en ik kan me niet inbeelden dat ik de enige ben. Bovendien geef ik graag toe dat mijn boeken ook inhoudelijk schatplichtig zijn aan de betreffende schrijfster en haar vijf avonturiers. Mijn gedweep met de Britse Eilanden is door die boeken ontstaan, net als mijn passie voor het verleden. Ik was er mij van bewust dat de boeken zich in een tijd afspeelden die niet de mijne was. Als de tekeningen van Eileen A. Soper dat geheim al niet prijs gaven, dan was het het feit dat ze werden geschreven tussen 1942 en 1963. Daarnaast, maar daar was ik mij destijds minder van bewust, speelde mevrouw Blyton leentjebuur met de gothic novel, zoals de donkere gangen, de schijnbaar verlaten landhuizen, en de mysterieuze kracht van de grauwe Engelse heidelandschappen, waar ik hierboven melding van maakte.


Het mag duidelijk zijn dat ik veel te danken heb aan de boeken van Enid Blyton. Er was echter een tweede stap nodig alvorens mijn interesse zich richtte op de gothic novel, en die kwam er toen Francis Ford Coppola in 1992 Bram Stoker’s Dracula op de mensheid losliet, en op mijn jeugdige, alles-absorberende ziel.
Ik was dertien en volgens het leeftijdsadvies op de doos van de videocassette nog veel te jong, toen wijlen mijn oom op een zondagmiddag de gordijnen van zijn kamer sloot en de beruchte band in zijn videospeler stak. Het filmfestijn kon beginnen.
Enkele weken later kocht ik mijn eigen exemplaar van de film, en ik kan zonder overdrijven zeggen dat ik die film ondertussen minstens vijftig keer heb gezien. Wat Coppola’s Dracula allemaal met het genre op film doet, poog ik sinds De Ziener op papier te doen. De film is een van intertekstualiteit verzadigde ode aan alles wat er in de griezelliteratuur en -films voorafging, doch slaagt er tegelijkertijd in om iets helemaal nieuws te creëren.

Het spel van de rist topacteurs—Gary Oldman, Anthony Hopkins, Winona Ryder en Tom Waits, om er een paar te noemen—was opzettelijk theatraal gehouden, iets wat de gothic nodig heeft, want het genre is immers niet meer en niet minder dan een uitvergroting van de duistere kant des mensen. Die uitvergroting werd ook doorgetrokken in verschillende andere aspecten van de film. Er was de bombastische muziek van Wojciech Kilar, de waanzinnige kostuums die geïnspireerd waren op bekende kunstwerken, de dramatische cinematografie die onder andere gebruik maakte van fin de siècle technieken als stop-motion en dubbele belichting van de pellicule, om nog maar te zwijgen over de groteske decors die stuk voor stuk verwezen naar klassiekers uit het genre.
Voor het eerst in de filmgeschiedenis werd de sfeer en de intentie van Stokers boek getrouw weergegeven, met uitzondering van dat ene grote verschil: in de film wordt Mina verliefd op Dracula. Bloed stond bij Coppola symbool voor een onophoudelijke stroom van passie, lust, verlangen en honger naar een verboden, bestiale liefde. Ik kan hierover nog een paar bladzijden doorgaan, maar laat het volstaan te zeggen dat deze film het begin was van mijn bodemloze fascinatie voor de gothic.
Ik begon de klassiekers te lezen waarvan de uitstekende adaptaties in de jaren negentig van de vorige eeuw legio waren. Ik kocht mezelf een Prisma pocket met een overzicht van de Engelse literatuurgeschiedenis, leerde stapvoets de taal, maakte kennis met Stoker, Shelley, Wilde, Stevenson, Dickens, Austen en Hardy, maar ook met Stephen King, Anne Rice en Clive Barker. Enfin, het vervolg kent u ondertussen wel.

Ik schrijf de boeken die ik graag zelf zou willen lezen, en mijn persoonlijke voorkeur voor de Angelsaksische gothic werd mij aangereikt door de meesterlijke schrijvers en filmmakers die me voorgingen, en aan wiens geniale talent ik wellicht nooit zal kunnen tippen—niet dat ik niet probeer, maar dat is natuurlijk key to the game. Want ik ben natuurlijk nog ver van mijn einddoel, als ik daar ooit al mag geraken. Hard werken, veel schrijven, veel lezen en veel oefenen; alleen zo kan ik mijn vaardigheden verder aanscherpen om de lezer nog meer genot te geven, om heel misschien tot aan de knieën van één van bovengenoemde schrijvers te geraken. Het willen geven aan de lezer wat andere auteurs aan mij als lezer hebben geschonken, dat is volgens mij de grote drijfveer van het schrijverschap.
Orwell heeft gelijk als hij zegt dat schrijven gemotiveerd wordt door egoïsme en de drang om zich te uiten over het mooie, het historische en het politieke. Orwell heeft nog nooit ongelijk gehad. Maar ik zou graag een nieuw, niet bijzonder intellectueel motief aan zijn opsomming willen toevoegen: het is allemaal zo verdomd plezant! Ik denk niet dat hij me zou tegenspreken.


Secundaire bibliografie:
Orwell, George. ‘Why I Write’. Essays. Londen: Everyman’s Library, 2002. [1946].

Geen opmerkingen:

Een reactie posten