(deel
3)
Kevin
Valgaeren
Historische
impuls. Het verlangen om de dingen te zien zoals ze zijn, om ware
feiten te vinden en ze op te slaan voor de toekomst van het
nageslacht.
Mijn
interesse voor het verleden werd niet aangestoken door leerkrachten
op de middelbare school, maar door de films die ik als prille tiener
bekeek en de boeken die ik las. De puber die ik ooit ben geweest, was
niet alleen verliefd op elk meisje dat langer dan vijf seconden in
zijn ogen keek, maar ook op de pastorale negentiende eeuw die hij in
de bioscoop te zien kreeg door verfilmingen van klassiekers als Pride
& Prejudice
en Sense
& Sensibility
van Jane Austen, The
Secret Garden
en The
Little Princess
van Frances Hodgson Burnett, Stokers Dracula,
Shelley’s Frankenstein,
et cetera, et cetera.
De negentiende eeuw betekende voor mij ingetogen passie, rondhuppelende deernen in de heuvelachtige weidelandschappen van Engeland, bovennatuurlijke schurken in de door mist verstikte straten van een nachtelijk Londen. Ik was een hopeloze romanticus. Ik ben nog steeds een romanticus, maar tegenwoordig iets minder hopeloos… vermoed ik.
tijdperk van het laissez-faire kapitalisme en het sociaal Darwinisme. Men kon zich maar beter aan de top van de voedselketen bevinden en niet te vaak ziek worden. En heb ik al gezegd dat men maar beter niet van het vrouwelijk geslacht kon zijn? Gedoemd om te zwijgen, je plek aan het fornuis te kennen, al je bezittingen aan je echtgenoot af te staan—een echtgenoot die, tot later in de eeuw, de juridische toestemming had om je te slaan en vreemd te gaan, terwijl dat in omgekeerde richting helemaal niet het geval was—en niet te hard tegen zijn schenen te schoppen, op gevaar van gecolloqueerd te worden—de psychiatrische instellingen, zoals Bedlam, staken vol met geestelijk gezonde vrouwen die op die manier door hun man aan de kant waren geschoven, alleen omdat scheiden een nog grotere schande was.
Ik
overdrijf natuurlijk. Het was niet allemaal kommer en kwel, maar het
was toen zeker en vast niet beter dan nu. Feit is echter dat de
negentiende eeuw, meer dan de voorgaande eeuwen, ons vertelt wie wij
vandaag zijn. Onze moderne Westerse maatschappij werd toen beproefd
en gevormd. Door dat tijdperk te bestuderen kan men heel goed zien
wat we vandaag beter doen, maar ook wat we slechter doen.
Op het eerste gezicht zou men kunnen zeggen dat ik die tijdsperiode slechts gebruik als decor voor mijn verhalen, als een link naar het mysterieus verleden, als een kanaal om mijn kennis daarover te delen met de lezers, en om komaf te maken met vervelende demystificerende elementen zoals het internet en mobiele telefonie. En dat is natuurlijk allemaal waar, maar ik gebruik het genre van de historische roman ook om te vertellen waar we vandaan komen, wie we vandaag zijn, en waar we naartoe kunnen gaan. Neem, bijvoorbeeld, Seance, waarin geschreven wordt over de botsing tussen religie en wetenschap, de naïviteit waarmee sommige geleerden van toen te werk gingen—vooraanstaande lieden wiens uitvindingen nog steeds invloed hebben op de dagelijkse werking van onze gemeenschap—en de schandalige positie waarin de vrouw werd gedwongen. Het zijn problemen waarvan we moeten onthouden dat ze nog niet lang geleden bestonden, maar de discussie tussen religie en wetenschap is bijvoorbeeld nog steeds niet uitgeklaard. Hoewel de eerste duidelijk aan de verliezende kant staat, heeft de wetenschap nog verre van alle wijsheid in pacht.
En
dat brengt mij naadloos bij Orwells vierde en laatste motief.
Politieke
motivatie. Het woord politiek gebruikend in de breedst mogelijke
betekenis. Het verlangen om de wereld in een bepaalde richting te
sturen, om de ideeën van andere mensen over de maatschappij bij te
sturen. […] De mening dat kunst niets te maken hoeft te hebben met
politiek, is op zichzelf een politieke mening.
Dit
is een moeilijke. Ook Orwell had er een probleem mee, want hoewel hij
beweert dat dit motief voor hem het minst belangrijke was, is hij in
feite een van de meest politiek geëngageerde
auteurs wiens werk men in een bibliotheek vinden kan. Burmese
Days
(1934) gaat over het imperialistische en koloniale verleden van
India, Homage
to Catalonia
(1938) gaat over Orwells wedervaren in de Spaanse Burgeroorlog, Down
and Out in Paris and London
(1933) gaat over zijn ervaringen als pauper, Animal
Farm
(1945) is een kritiek op het communisme in de vorm van een fabel, en
Nineteen
Eighty-Four
(1949) is een wat-als-roman over de wereld onder het juk van
totalitaire regimes—onder andere. Als er iemand ooit een politiek
gemotiveerd oeuvre bij elkaar heeft geschreven, dan is het George
Orwell wel.
Wie
een van mijn boeken heeft gelezen, weet dat ik zeker niet in de
eerste plaats vanuit politieke beweegredenen schrijf. Ik schrijf over
mensen in buitengewone omstandigheden, en soms doen die personages
uitspraken over de samenleving. Een duidelijk voorbeeld daarvan is de
neurotische Ziener Werner van Lissum uit Bloedlijn.
Soms deel ik de mening van mijn personages, maar vaak ook niet.
Uiteindelijk doet dat er ook niet toe. Het gaat immers over de tekst
en niet over de auteur; de auteur heeft slechts een dienende functie.
Dat
wil echter niet zeggen dat ik geen mening heb over onze samenleving,
integendeel! De wereld belangt mij zeker en vast aan, en of ik nu wil
of niet, ik ben een kind van mijn tijd en reflecteer en schrijf over
die tijd, zelfs als mijn boeken zich gemiddeld anderhalve geleden
afspelen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten