zondag 18 maart 2018

Kevin Valgaeren ondervraagd


C: Koen Broos
Kevin Valgaeren is een Vlaamse schrijver van mysteries en gothic novels. In 2011 debuteerde hij met De Ziener, waarmee hij in 2012 de Schaduwprijs won voor beste spannende debuut in de Nederlandse taal. In 2012 werd Bloedlijn gepubliceerd, het tweede deel in een reeks verhalen over David Mayfair. Seance, een duistere thriller gebaseerd op een beruchte fraudezaak tijdens de hoogdagen van het Engelse spiritualisme, verscheen in 2016 en belandde prompt op de shortlist van de Harland Awards Romanprijs voor beste boek in het fantastische genre. Onlangs verscheen Blackwell en werd door onze recensent Tamara gebombardeerd met 5 kraaien. Dus wilde Thrillerlezers deze auteur wel eens wat vragen stellen.

1. Wil je je aan de hand van vijf kenmerken voorstellen aan de lezers?
Ik ben een Belgische schrijver van duistere thrillers, ofwel gothic novels: een klassiek genre dat zich onderscheid van het horrorgenre doordat het zich minder bezig houdt met fysieke gruwel, en meer met sfeerschepping en psychische terreur. Ik ben een echte anglofiel — dat klinkt een beetje pervers, maar dat is het niet — en ben mateloos geboeid door de literatuur en de geschiedenis van Groot-Brittannië. Ik heb Engelse literatuur en editiewetenschap gestudeerd aan de Katholieke Universiteit Leuven, en overdag werk ik als boekhandelaar. Net als jullie sta ik dus op en ga ik slapen met boeken. Ik ben heel gelukkig getrouwd met een vrouw die veel mooier en slimmer is dan ik. Ik ben een groot liefhebber van films en tv-series, durf soms wel eens een videogame spelen, en lust graag een glas wijn of bier. Ah ja, ik woon in een natuurrijke omgeving, in een gerenoveerde psychiatrische instelling uit het begin van de twintigste eeuw. Heel toepasselijk dus.

2. Hoe kom je aan je inspiratie?
Die komt eigenlijk van overal en nergens. Mijn boeken gaan vaak over personages die een probleem hebben met de eindigheid van hun bestaan, dus ga ik, deels onbewust, op zoek naar dergelijke verhalen. Soms kom ik die tegen als lezer, soms gebeurt het op een andere manier. De kiem van wat uiteindelijk ‘Blackwell’ is geworden, werd bijvoorbeeld geplant door de Efteling. Ik draag dat pretpark een warm hart toe omdat de mensen van de Efteling echte rasvertellers zijn. Sinds de Efteling meer dan tien jaar geleden De Vliegende Hollander opende, hoopte ik om ooit iets met die verhaalstof te doen. Na lang nadenken, hard studeren en lang schrijven is daar ‘Blackwell’ uit ontstaan: mijn versie van het verhaal. Het is misschien niet bon ton om te zeggen dat een pretpark aan de basis ligt van dit boek, en uiteindelijk is het ook iets helemaal anders geworden dan louter een hervertelling van die sage, maar eerlijk is eerlijk.

3. Krijgt Blackwell een vervolg? (bijna smekend)
Jazeker. Het verhaal van de Albatros mag in ‘Blackwell’ afgelopen zijn, maar Jericho Blackwell draagt een duister verleden met zich mee dat om opheldering smeekt. Daar gaat het volgende boek over. Het is de bedoeling om er minstens een tweeluik van te maken, maar misschien biedt de toekomst nog meer mogelijkheden voor Blackwell en John Dawkins.

4. Maak je het jezelf niet moeilijk om in zo’n oude tijd te schrijven?(qua research en oud taalgebruik gebruiken)
Ik schrijf in de eerste plaats boeken die ik zelf graag zou willen lezen, terwijl ik stiekem hoop dat anderen ze ook weten te appreciëren, en die spelen zich bij voorkeur af in lang vervlogen tijden, omdat dat een veilige afstand met onze relealiteit creëert, terwijl het geheel toch herkenbaar blijft. Omdat het genre dat ik schrijf veel inspanning vraagt van de fantasie van de lezer, vind ik het heel erg belangrijk dat de omgeving en de historische context volledig klopt. Dus daar komt inderdaad veel research bij kijken, maar dat vind ik eigenlijk heel prettig om te doen. Ik zou het mij inderdaad veel gemakkelijker kunnen maken, maar ik denk niet dat ik mij daar goed bij zou voelen. De lat moet steeds hoger, alles moet steeds beter, en als ik het gevoel krijg dat het gemakkelijk wordt, dan denk ik dat ik een probleem zou hebben. Daarnaast vind ik taal heel erg belangrijk. Het is niet omdat je een spannend boek schrijft, dat taal minder belangrijk wordt. Integendeel. Mijn stijl wordt vaak vergeleken met die van de negentiende-eeuwse schrijvers, en dat vind ik uiteraard een enorme eer, maar tegelijk hoop ik dat het geheel vlot leesbaar is.

5. Hoe ga je om met (zeer) negatieve kritiek? 
Nu heb ik het geluk dat ik weinig negatieve kritiek krijg, maar het gebeurt wel eens dat ik recensies tegenkom die minder positief zijn. Over het algemeen vind ik dat niet erg, omdat je natuurlijk niet van iedereen kan verlangen om van dit genre te houden. Bovendien staat de negatieve kritiek vaak in schril contrast met de positieve. Maar onlangs was ik, bijvoorbeeld, toch geschrokken van een recensie over ‘Seance’ van iemand die het seksisme in dat boek duidelijk niet begrepen had. Het hoofdpersonage van ‘Seance’ is in essentie een erg vrouwonvriendelijke lafaard die zich veel sympathieker voordoet dan hij werkelijk is, en de recensent liet doorschemeren dat de handelingen en de ideeën van dat personage ook die van mij waren. Dat is een cruciale fout in het interpreteren van een verhaal — ga er nooit van uit dat personages het karakter van de schrijver spiegelen — maar het staat wel mooi online. Anderzijds gebeurt het wel eens dat lezers hun persoonlijke smaak als de norm voor een goed boek zien, en daar heb ik problemen mee. Als je bijvoorbeeld niet van griezelverhalen houdt, dan wil dat niet zeggen dat alle griezelverhalen slecht zijn. Griet Op de Beeck heeft met haar Boekenweekgeschenk een gelijkaardig probleem. Zij en haar boek worden genadeloos neergesabeld, en niet in de eerste plaats voor wat Griet geschreven heeft, maar omdat sommige lezers van het Boekenweekgeschenk iets anders van een dergelijke publicatie verwachten. Die lezers maken dus van hun persoonlijke voorkeur de norm, en dat is verkeerd. 
C:Koen Broos

6. Hoe vier je positieve kritiek?
Als er gevierd wordt, dan gaat dat vaak gepaard met een ongezonde hoeveelheid drank, maar belangrijker is dat positieve kritiek mij enorm aanmoedigt om verder te schrijven, en nog beter te worden.

7. Hoe lang doe je gemiddeld over het schrijven van een boek?
Omdat er veel research bij komt kijken, omdat de lat steeds hoger moet, en, niet geheel onbelangrijk, omdat ik een voltijdse baan heb, doe ik gemiddeld twee jaar over het schrijven van een boek.

8. Hoe is blackwell ontstaan? Welke research doe je allemaal?
Zoals ik heb gezegd, is ‘Blackwell’ ontstaan na een bezoek aan de Efteling. Maar dat was slechts het begin: iets met de Vliegende Hollander doen. Er was een idee, en daarna ben ik op zoek gegaan naar personages. Uiteindelijk zijn het immers de personages die het verhaal verder vorm geven. Voor Blackwell en Dawkins heb ik mij lichtjes gebaseerd op het legendarische duo Sherlock Holmes en Dr Watson, hoewel ik de karakters een andere invulling heb gegeven. Daarna ben ik enorm veel gaan lezen over de sage van de Vliegende Hollander, tot ik die helemaal meester was, waarna ik er iets helemaal anders mee heb gedaan. Wat ook belangrijk is, is dat de personages denken en redeneren zoals mensen uit het einde van de negentiende eeuw, en daar komt veel geschiedkundig studiewerk bij kijken. Anderzijds is ‘Blackwell’ een ode geworden aan de geschiedenis van de gothic novel en zit het boordevol verwijzingen naar klassiekers. Het huis waar Blackwell in woont is gebaseerd op Strawberry Hill: het landhuis van Horace Walpole, de schrijver van de allereerste gothic novel. Een andere belangrijke locatie in het verhaal is Whitby: een vissersdorpje in het noorden van Engeland waar in ‘Blackwell’ het schip de Albatros zich te pletter stort op de kliffen. En dat is dan weer een ode aan Stokers ‘Dracula’, die in Whitby verbleef toen hij het boek aan het voorbereiden was, en het dorp een voorname rol in zijn verhaal heeft gegeven. Voor ‘Blackwell’ heb ik niet alleen veel over die plekken gelezen, maar ben ik ze ook gaan bezoeken. Alles moet juist zitten.

9. Wie verzon de prachtige cover?
Ook ik ben bijzonder gelukkig met de cover. Die werd in de eerste plaats gemaakt door Wil Immink, die onder andere ook de covers maakte voor de boeken van Zafon en Ken Follett. De foto heb ik zelf mogen kiezen. Er lagen een paar voorstellen op tafel, waaronder het voor de hand liggende beeld van een eeuwenoud zeilschip en een woeste zee, maar de afbeelding die uiteindelijk werd gebruikt, dekt volgens mij perfect de lading. De man op foto IS Jericho Blackwell en zijn gemoed wordt daarin prachtig geïllustreerd. Leuk om weten is misschien dat de uitgever de cover reeds had ontworpen, toen het boek nog niet eens voor de helft klaar was. Dat bood mij de mogelijkheid om het coverbeeld op het einde van het boek in het verhaal te integreren. Personages moeten op het einde van de plots een verandering ondergaan, en in 'Blackwell' is dat, dankzij het vroegtijd klaar zijn van de cover, ook een fysieke verandering geworden.

10. Heb je nog een bepaalde bijgeloof /handelingen als je begint aan een boek?
Eigenlijk niet echt, behalve misschien dat ik mijn boeken met de hand schrijf, meer bepaald met een vulpen, en dat ik een paar keer opnieuw begin voor ik meen de juiste toon te pakken te hebben. Van elk boek dat ik tot hiertoe geschreven heb, bestaan telkens vier à vijf aparte beginhoofdstukken.

11. Heeft het een reden waarom je historische /gothic novel schrijft?
Jazeker. Het is een genre dat mij van kindsbeen af heeft geboeid, omdat ikzelf heel erg bang ben voor de dood, iets wat volgens mij typisch is voor schrijvers van het genre. Ik ben een heel angstig, melancholisch en nostalgisch individu, en de gothic novel is een genre waarin al die elementen een voorname rol spelen.

12. Wie zijn jouw voorbeelden in dit genre?
Ik kijk heel erg op naar negentiende-eeuwse schrijvers zoals Mary Shelley, Bram Stoker, Wilkie Collins en Charles Dickens, maar ook voor hedendaagse auteurs als Stephen King, Anne Rice en Sarah Waters koester ik een mateloze bewondering.


13. Geloof je zelf ook (een beetje) in de onderwerpen waarover je schrijft?
Eenvoudig gezegd: nee. Ik ben er vrij zeker van dat er zich geen vampiers of waanzinnige kapiteins in deze werkelijkheid bevinden. Geesten wil ik nog de voorkeur van de twijfel geven, maar verder gaat het niet. De bovennatuurlijke elementen in mijn verhalen zijn steeds metaforen voor de angsten van mijn personages, en die angsten zijn dan weer net heel menselijk.

14. Vaak is een auteur, als een boek uit is, alweer verder met een volgend, jij ook? Wat kunnen we verwachten?
Ja, dat klopt. Ondertussen is er een ruwe versie klaar van de eerste honderd bladzijden van het vervolg op 'Blackwell'. De bedoeling is dat dat boek over een tweetal jaar in de winkels ligt. Dat lijkt nog veraf, maar ik zal de tijd meer dan nodig hebben. Over elke komma wordt nagedacht. Daarnaast zitten er nog minstens zes ideeën in mijn hoofd te broeden die ooit, als de tijd daar is, hun weg naar het papier zullen vinden. Aan inspiratie geen gebrek. Gelukkig.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten