zaterdag 14 januari 2017

Bloed op zand - deel 2 (door Marlen Beek - Visser)

Met zijn rug naar de woonkamer schoof hij heen en weer voor het aanrecht. Koffie. Twee maal. Ook voor Charles, hoewel hij zeker wist dat die voor iets sterkers had gekozen als Ivette-met-een-I er niet bij was geweest. De laatste keer dat hij koffie voor Charles had gemaakt was meer dan een jaar geleden. Toen ze ’s avonds op het hoofdkantoor in aanwezigheid van een hoge pief van het NCTV, die zijn naam niet kon noemen, de laatste dossiers doornamen voordat ze de volgende dag hun missie zouden aanvangen. Hij had de nachten ervoor onrustig geslapen en kon zijn ogen amper openhouden boven de kleine letters van het dossier. De mondelinge instructies van de naamloze man met het rossige baardje waren wel blijven hangen, maar wat had het allemaal voor zin gehad?
Met zijn rechterhand tastte hij in het blik met Senseo-pads, dat hij achter uit een kast haalde. Er zaten er nog precies twee in. Zelf dronk hij geen koffie meer. Koffie hoorde bij een werkdag, of -nacht, bij jezelf opladen om te kunnen presteren. Het feitelijke effect was minimaal, het psychologische des te meer. Maar dat was toen. Met een verbeten trek rond zijn mond trok hij nog een flesje bier uit de koelkast.

De open keuken maakte dat Charles en Ivette zacht spraken, bijna fluisterend. Met het geluid van de tv op nog geen twee meter afstand dachten ze dat hij hen niet verstond. Maar zijn gehoor was sinds die ene dag scherper dan het ooit was geweest. Een magere compensatie.
‘Hij is verbitterd, dus ik hoop dat we hem zover krijgen. Ik weet alleen niet hoe helder hij is op dit moment.’ Aiden zag in zijn hoofd hoe Charles zijn wijsvinger uitstak naar de drie lege bierflesjes op tafel en hoe Ivette knikte. Met zo’n begripvolle blik, ongetwijfeld. Daar had hij zo’n pleurishekel aan.
‘Zit hij nog steeds in de ontkenningsfase, gezien het feit dat die tv aanstaat? Ik bedoel, hij ziet toch niets meer?’ Nee trut, ik luister tv. Hele dagen. Hij moest op zijn lip bijten om de sneer niet uit zijn mond te laten ontsnappen.
‘Wij onderbreken dit item en schakelen nu over naar onze verslaggever bij Paleis ’t Loo, Peter den Ouden. Klopt het dat er nieuwe ontwikkelingen zijn, Peter?’ De stem van de nieuwslezer klonk nadrukkelijker dan daarvoor. Charles en Ivette vielen stil en gingen wat naar voren zitten, getuige het gekraak van het neplederen bankstel dat te groot was voor de benauwde woonkamer. Niet alleen zijn zicht was hij kwijtgeraakt, ook zijn baan, logisch maar keihard en vervolgens zijn vriendin, zijn huis. Hij zette het volle flesje aan zijn lippen en dronk het voor de helft leeg voordat hij zijn vingers in de oren van de koffiebekers haakte en in vijf stappen bij de salontafel stond.
‘Dat klopt,’ klonk de stem van Peter de verslaggever, ‘ik heb net bericht gekregen dat er een gijzeling gaande zou zijn in Paleis ’t Loo. Meerdere gewapende mannen zouden het paleis zijn binnengedrongen waar op dit moment een buitenlandse delegatie op bezoek is. Het zou betekenen dat de beveiligers op een of andere manier zijn omzeild. Of uitgeschakeld.’
In Aidens buik, net onder zijn middenrif, begon iets te broeien. Een mengeling van onrust en woede. Zijn neef van achttien zat bij de Marechaussee en werd als beveiliger afwisselend ingezet op enkele paleizen, waaronder ’t Loo. Kai, de enige zoon van zijn zus, die hij zag als zijn een eigen kind, zeker sinds zijn zwager elf jaar geleden bij een auto-ongeluk was omgekomen. Hij zette de koffiebekers net iets te hard op de salontafel neer, waardoor de druppels hete vloeistof op zijn handen spatten, en bleef staan. Terwijl de nieuwslezer en de verslaggever ter plekke speculeerden wat zich mogelijk binnen de muren van het paleis afspeelde, geleidde de alcohol de groeiende onrust via zijn aderen door zijn lijf, tot in zijn vingertoppen. Zijn handen kromden zich tot vuisten. 94 dode kinderen eerder op de avond, dat was te verschrikkelijk voor woorden en onmogelijk te bevatten. Maar alleen al de kans dat een van die schoften Kai iets had aangedaan, maakte van hem ter plekke een wandelende bom.

‘Ik maak ze af, stuk voor stuk. Ik weet niet waarvoor jullie komen, maar count me in.’

1 opmerking: