Whoehoe, de
zomervakantie komt eraan!
En ik kan bijna niet wachten, want ik ga iets heel leuks
doen. Of beter gezegd: iets heel spannends. Waar ik precies naartoe ga?
Daarvoor heb je een beetje achtergrondinformatie nodig.
Vorig jaar zomer vlogen
Bas en ik naar ‘het einde van de wereld’.
Naar het Portugese Sagres, het meest zuidwestelijke hoekje
van Europa, waar de zon altijd schijnt en de golven altijd rollen. Althans, volgens
onze reisagente. Het plan was dat Bas zou gaan surfen en ik vanuit een
strandtent verliefd naar hem zou staren. Met mijn laptop op schoot dan, want
honeymoon of niet, er diende geschreven te worden. ‘En,’ voegde ik daaraan toe.
‘Het is toch ook wel fijn om allebei wat tijd voor onszelf te hebben?’
Maar toen regende
het. Niet één dag, niet twee, nee de hele week.
De praia’s waren grauw, de terraço’s gesloten en de
uitkijkpunten te nat om te typen. Drie dagen op rij werd Bas om 8 uur ’s
morgens door een Volkswagenbusje vol surfdudes opgehaald om om 2 uur ’s middags
onder de schaafwonden weer terug te komen, en al die tijd zat ik vanuit mijn
bed met mijn laptop op schoot naar het beregende ruit te staren. Juist ja, er
bestaat ook zoiets als te véél schrijftijd…
Op dag vier veerde ik
verheugd op toen ik de hotelkamerdeur open hoorde gaan.
‘Schat,’ riep ik. ‘Eindelijk, daar ben je! Gaan we nu iets
leuks doen?’
‘Iets leuks?’ kreunend liet mijn kersverse echtgenoot zich op
het bed vallen. ‘Eerst even liggen hoor. Ik ben kapot. Jij wilde toch schrijven
en lezen?’* En daarna viel hij in slaap. Tot ver na vieren. Dit moest anders,
besloot ik op dat moment.
‘We gaan een
kookcursus doen,’ deelde ik hem mede. ‘Samen.’
De locatie op Google Maps was maar één centimeter bij ons
vandaan en dat het geen straatnaam had, laat staan een huisnummer, hoorde
gewoon bij het avontuur dat vakantie heette. Toch?
Daar gingen we dan, vijf kwartier in de auto en dan
vervolgens een gravelpaadje op, dat steeds steiler en smaller werd, zo smal dat
we onmogelijk nog konden keren, vooral vanwege de afgrond naast ons. De
steentjes schoten onder onze huurautobanden weg, ik klemde mijn vingers om de
handgreep aan het plafond en hield mijn andere hand handrem-klaar. We reden pal
op een windmolen af. ‘We zouden toch wel goed zitten?’ piepte ik.
En toen doemde de
setting van thriller 3 voor me op.
Een tot een boerderij verbouwde ruïne, waar een bejaard
Engels echtpaar woont. Hun twee dochters wonen onderaan de berg, en behalve kookworkshops
verzorgt het stel ook paardentrips. Er liep ook nog een Duitse vertaalster rond
die hier een werkvakantie deed.
Alle ingrediënten voor een thriller! Een afgelegen locatie,
een geïsoleerde gemeenschap, de hitte en een misdaad. De rest van de vakantie
besteedden Bas en ik (samen!) op terrasjes waar we een plot uitwerkten waar ik
nu, driekwart jaar later, nog steeds tevreden over ben.
Begin juli ga ik terug
naar deze geïsoleerde boerderij. Voor de broodnodige research.
Thriller 2, Later als
ik dood ben, is (eindelijk) af en ik ga me nu helemaal onderdompelen in het
Portugese. Ik ga – á la de Duitse vertaalster – een werkvakantie doen; met de paarden
helpen (had ik al gezegd dat ik als de dood ben voor paarden?), op het land
werken en helpen bij de kookcursussen.
De rest van de dag heb ik tijd om de omgeving te verkennen, aantekeningen
te maken en misschien zelfs al een paar passages te schrijven. Bas blijft
lekker thuis. Die is zijn kitesurfset al aan het waxen.
Dit zijn de boeken
die ik in Portugal las en van harte aanraad: Passagier 23 van Sebastian Fitzek, Galgenveld van Isa Maron, De zes levens van Sophie van Sarah Meuleman
En dit zijn de boeken
die ik deze vakantie van plan ben te lezen: Het Smelt van Lize Spit en Het meisje op de weg van Michael Berg (tot mijn
grote schaamte nog steeds niet aan toegekomen)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten