Afgelopen weekend waren wij in voormalig kamp
Westerbork in Hooghalen. Het klinkt misschien wat vreemd, maar dit bezoekje
stond al lange tijd op ons lijstje van dingen die we gezien moeten hebben. Door
de afstand is het er nooit van gekomen. Dit weekend lag het echter binnen
fietsafstand; vanwege een familie-uitje waren we maar 17 kilometer verwijderd
van het kamp. Dus als educatieve verantwoordelijke ouders namen we onze
kinderen en ouderen mee voor een leuk uitstapje. De term 'leuk' is uiteraard
misplaatst maar je snapt wat we bedoelen.
Na een kort bezoek aan het herinneringscentrum,
stappen we 2,5 kilometer verderop uit de pendelbus voor de openstaande slagboom
van de restanten van kamp Westerbork; een door bomen omring terrein, bestemd als
doorvoerkamp naar kampen voor totale destructie van de menselijkheid.
Een kamp dat gevoed werd met de ultieme
schijnveiligheid: hoop. Hoop om te overleven, hoop op een toekomst, hoop op
terugkeer van hen die al op de trein waren gezet, hoop om de trein te missen.
Waar hoop je in leven hield, was angst waar je mee leefde: angst om op de lijst
te staan, angst om in de trein te eindigen, angst om je man, vrouw of kinderen
achter te moeten laten, angst om niet te weten waar je terecht kwam. Een kamp
waar kinderen, baby's, zieken en ouderen als overbodig werden beschouwd, nutteloos,
treinvulling. Als je geen arbeid kon leveren, zat je binnen een week op
transport naar een vernietigingskamp, de eindoplossing van het Joodse probleem.
Van het kamp zelf is vrij weinig overgebleven. Een
terrein van 500 bij 500 meter, waar enkel nog door wat verhogingen in het
maaiveld is aangegeven waar de houten barakken hebben gestaan. Na de oorlog
wilde men eigenlijk zo snel mogelijk vergeten en het leven weer oppakken. Kamp
Westerbork werd gevuld met een volgende tragedie; het Molukse probleem. De
dorre, kale hei werd op last van de regering bebost en het kampterrein wordt,
sinds de jaren '60, ook gebruikt door de Westerborkse Sterrenwacht. Pas toen de
herinnering belangrijker werd, heeft men net op tijd een barak of twee kunnen
redden die ondertussen gebruikt werden als schuur.
Onze gids neemt ons mee door de geschiedenis van
het kamp en vertelt ons het verhaal van drie personen die in het kamp hebben
gezeten en zijn doorgevoerd. Hij vertelt van de briefkaarten die uit de
rijdende treinen door de spleten van de houten balken werden gegooid, een
laatste bewijs van hun bestaan. Hij vertelt van de kinderen die op transport
werden gezet, van de 93 transporten die hebben plaatsgevonden, van de bijna
honderdduizend mensen die met 70 mensen tegelijk als vee in een wagon werden
geduwd om drie dagen later zonder eten, met één ton met water en één ton om je
ontlasting in kwijt te kunnen aankwamen bij de gaskamer waar het laatste stukje
menselijkheid je werd afgenomen. Hij vertelt van de familie Frank, die als
onderduikers in de gevangenis van Westerbork werden geplaatst en hij vertelt met tranen in zijn ogen hoe de moeder van Anne Frank uiteindelijk gevonden werd,
met in elke hand een stuk brood. Hij vertelt van zijn oma, die met het laatste
kindtransport als wagonvulling heeft verlaten, hoe haar briefkaart langs het
spoor is teruggevonden en op de bus is gedaan.
Het kamp mag dan verdwenen zijn, de herinneringen
aan de wreedheid, de haat, zijn des te meer tastbaar.
Terwijl we met waterige ogen in gedachten nog de
gebouwen proberen te vormen, de verhalen van onze gids een plek proberen te
geven, bereikt ons het nieuws van een schietpartij in Orlando, Florida, Amerika.
In een bar, waar vooral leden van de LGTBQ komen,
zouden enkele tientallen gewonden zijn, nadat iemand in de bar het vuur zou
hebben geopend. De eerste berichten zorgen voor een zwaar gevoel en beloven
niet veel goeds. Gedachten aan Parijs flitsen door mijn hoofd. Niet weer.
In de auto naar huis worden onze bange gevoelens bevestigd:
49 doden en de schutter uitgeschakeld door de politie, zonder ingrijpen zouden
er zeker nog meer doden zijn geweest.
Wederom een gevoel van ongeloof en onmacht. Met waterige
ogen probeer ik me op de weg te concentreren.
49 mensenlevens. 49 gezinnen, ouders, broers,
zussen, kinderen blijven over met een gapend gat in hun leven. Een zinloos
einde, terwijl je je staat te vermaken op de dansvloer, terwijl je je veilig
waant in een gebouw waar niemand je veroordeelt voor wie je bent, waar je even
jezelf kan zijn, je zorgen kunt vergeten, waar niet iedereen je nastaart omdat
je anders bent maar waar iedereen je nastaart omdat je durft te zijn.
Een vals gevoel van veiligheid wordt wreed
verstoord omdat één persoon walgt van jouw 'manier van leven', jouw 'normen en
waarden' die niet passen in zijn wereld. Opeens moet je rennen voor je leven,
dekking zoeken achter de bar, schuilen in het toilet, je geliefde zien sterven,
het leven ontnomen zien worden door pure haat.
In een land waar je vuurwapens kunt kopen bij de
lokale kapper, waar elk labiel persoon zonder veel moeite een automatisch
vuurwapen kan kopen waar zelfs ons defensiepersoneel jaloers op zou zijn, waar
de lokale sheriff erbij loopt alsof hij van de set van Robocop komt, kun je als
je ook maar een klein beetje anders bent dan anders je niet veilig wanen.
De LGTBQ gemeenschap vecht er al jaren voor om
mens te mogen zijn; rechten worden je te pas en te onpas ontnomen, omdat je niet
voldoet aan de norm van man, vrouw, huisje, boompje, beestje. Omdat anderen jou
het licht niet gunnen, omdat zij vinden dat zij denken te weten van goed voor
jou en mij is.
Wie de fuck ben jij om voor mij te bepalen van wie
ik mag houden. Als jij met je man of vrouw hand in hand over straat loopt,
waarom 'mag' ik dan niet hand in hand lopen met mijn man of vrouw. Jij bepaalt
niet voor mij wat liefde is. Als je dat niet snapt, weet je niet wat liefde is.
Als jij het zo nodig vindt om in het bijzijn van je kinderen, mij uit te moeten
schelden omdat ik met een regenboogparaplu over straat loop, zou ik nog eens
goed naar je eigen normen en waarden kijken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten