vrijdag 24 oktober 2014

Net uit: Wilma Geldof met Elke dag een druppel gif

Elke dag een druppel gif

Maarten is elf jaar als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt. Als nsb-kind is hij het mikpunt van pesterijen. Terwijl zijn oudere broer Walter aan het oostfront vecht, voert Maarten op school zijn eigen kleine oorlog. Dan wordt hij, tot grote trots van zijn vader, toegelaten tot de Reichsschule, een ‘Hitlerschool’. Terwijl heel Nederland gebukt gaat onder de verschrikkingen van de nazi’s, is Maarten voor het eerst sinds lange tijd weer gelukkig. Maar dan capituleert Duitsland en breekt voor Maarten pas echt de oorlog uit. Als hij negentien jaar is, krijgt hij een relatie met Hanne. Zij is fel antinazi en Maarten kan niet langer zwijgen over zijn verleden. Er is iets wat hij als dertienjarige heeft gedaan wat mogelijk grote gevolgen heeft…

Elke dag een druppel gif is een schitterend verhaal over een vader-zoonrelatie, uitsluiting en het verlangen naar liefde, en zet de lezer aan het denken over individuele keuzes die ook nu aan de orde kunnen zijn.

Sinds 24 oktober 2014 ligt de roman Elke dag een druppel gif van Wilma Geldof in de winkel. Elke dag een druppel gif is uitgebracht door uitgeverij The House of Books. Het is een historische roman over een overtuigd NSB-kind, gebaseerd op diverse waargebeurde verhalen. Hieronder een fragment dat zich afspeelt in 1942. Maarten, de hoofdpersoon, is dan dertien jaar oud. Eva is een klasgenootje op wie hij op de lagere school nogal gek was.

Fragment
Op een middag, toen hij in de richting van de binnenstad slenterde, zag hij Moshe en Eva een eind verderop op de Nieuwe Gracht. Hij herkende Moshe meteen aan zijn losse, nonchalante manier van lopen en zijn lange smalle gestalte. Eva leek nog dunner geworden en ze bewoog zich rustiger dan hij zich herinnerde. Ze droegen allebei de gele Jodenster op hun grijze jassen.
            Geschrokken bleef Maarten staan. Toen gingen zijn mondhoeken omhoog, zoals altijd als hij Eva zag, en kwam hij weer in beweging. Hij wilde als Moshe gaan lopen en breed naar Eva lachen, net als vroeger, maar durfde dat niet. Misschien gaven zij, zoals de meeste mensen, de nsb de schuld van die ster en dat ze niet meer in parken en zo mochten komen. Alsof hij dat niet idioot vond. Alsof alle nsb’ers tegen Joden waren.
            Aan de glimlach op Eva’s mond zag Maarten dat Eva hem had herkend. En Moshe met zijn ondoorgrondelijke glimlachje ook, al keek de jongen terwijl hij met zijn zusje zijn kant op kwam zo’n beetje langs hem heen. Natuurlijk gingen ze niet meer rennen, en het duurde een eeuwigheid voor hij hen eindelijk was genaderd.
            Pas op het laatst lachten ze onbevangen naar elkaar.
            ‘Ha, Eva, ha, Moshe,’ zei hij zacht.
            ‘Hoi,’ zei Eva. Moshe knikte alleen.
            Ze bleven staan. Maarten richtte zijn blik op de strikken in Eva’s bruine vlechten, die nu bijna tot haar middel reikten, tot hij de moed vond haar aan te kijken. Moshe had zijn gezicht weggedraaid.
            ‘Komen jullie van school?’
            Eva knikte.
            ‘Ook hier in de buurt?’
            Ze keek hem aan. ‘Ja, in de Wilhelminastraat.’
            Over Moshes gezicht gleed een geringschattende blik. ‘De Schouwburgstraat heet dat nu,’ zei hij. Toen zweeg hij weer.
            ‘Hoe is het?’ vroeg Maarten.
            Eva haalde haar schouders op en keek naar haar broer.
            ‘Binnenkort krijgen we een oproep,’ zei Moshe. ‘Dat zegt mijn vader. Dan moeten we weg.’ Hij trok zijn lippen naar binnen. ‘Naar een kamp. Misschien wel naar Duitsland.’
            ‘Ik heb een kat…’ begon Eva.
            ‘Gaat-ie mee?’
            ‘Nee, hè hè! Die mag niet mee!’ barstte Eva uit. Meteen daarna viel ze weer stil. Ze draaide haar hoofd weg.
            ‘Tijgertje kan zich best redden.’ Moshe keek naar hem alsof hij om bijval vroeg.
            ‘Ja,’ zei Maarten. ‘Katten redden zich altijd.’
            Alle drie zwegen ze.
            ‘Ik zal thuis vragen of ik voor Tijgertje mag zorgen,’ zei Maarten toen.
            Eva richtte haar ogen op de zijne. Haar ogen waren weer stil en ernstig. Ze fonkelden niet meer, maar waren dof als het roet op de potkachel thuis.
            ‘Jullie willen niet weg,’ zei hij.
            ‘Nee, wat denk je?’ zei Moshe.
            Opnieuw bleef het stil. Maarten slikte, wilde hen troosten. ‘Onze Leider is in Dachau geweest,’ zei hij. ‘Om alles te controleren. Het was er goed, dat heeft-ie zelf gezegd.’
            ‘Jullie leider?’ vroeg Moshe.
            ‘Anton Mussert,’ zei Maarten.
            ‘Geloof je dat?’ Eva keek hem onverwacht doordringend aan. Haar donkere ogen boorden zich met zo’n intensiteit in de zijne dat de wereld om hem heen achteruitdeinsde.
            ‘Echt! In januari is hij er geweest,’ zei Maarten, maar zijn stem klonk al zwakker.
            Moshe legde zijn hand op de schouder van zijn zusje en keek Maarten met zulke treurige ogen aan dat hij schrok. Eva draaide haar hoofd, plukte aan de strikken in haar vlechten en zei niets meer. Moshe zei dat ze ervandoor moesten.
            Maarten keek Moshe en Eva na. Zwijgend liepen ze langs het water en verderop staken ze de brug over.
            Hij had veel meer moeten zeggen. Misschien had hij met hen af kunnen spreken. Als hij hen weer tegenkwam, zou hij dat vragen.
            Hij keek de gracht over en wachtte tot Eva zich net als vroeger naar hem om zou draaien, maar dat deed ze niet.

_____________________________________________________________________________

Hier een link naar de brochure


2 opmerkingen:

  1. Jacques van Gorp6 december 2014 om 13:10

    Ontstellend mooi en vooral wijs boek.
    Nu weten we, toen niet. Waarom?
    We hebben weinig moeite gedaan hun taal te leren om werkelijk in contact te komen.
    Ook nu geeft dat aan dat wij niet weten, geen contact maken en alleen bommen gooien of nog erger laten gooien.
    Jammer de onvolmaakte mens is niet beter dan die ander.

    BeantwoordenVerwijderen