Elke dag een druppel
gif
Maarten is elf jaar als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt. Als nsb-kind is hij het mikpunt van
pesterijen. Terwijl zijn oudere broer Walter aan het oostfront vecht, voert
Maarten op school zijn eigen kleine oorlog. Dan wordt hij, tot grote trots van
zijn vader, toegelaten tot de Reichsschule, een ‘Hitlerschool’. Terwijl heel
Nederland gebukt gaat onder de verschrikkingen van de nazi’s, is Maarten voor
het eerst sinds lange tijd weer gelukkig. Maar dan capituleert Duitsland en breekt
voor Maarten pas echt de oorlog uit. Als hij negentien jaar is, krijgt hij een
relatie met Hanne. Zij is fel antinazi en Maarten kan niet langer zwijgen over
zijn verleden. Er is iets wat hij als dertienjarige heeft gedaan wat mogelijk
grote gevolgen heeft…
Elke dag een druppel gif is een schitterend verhaal over een
vader-zoonrelatie, uitsluiting en het verlangen naar liefde, en zet de lezer aan het denken over individuele keuzes
die ook nu aan de orde kunnen zijn.
Sinds 24 oktober 2014 ligt de roman Elke
dag een druppel gif van Wilma Geldof in de winkel. Elke dag een druppel gif
is uitgebracht door uitgeverij The House of Books. Het is een historische roman
over een overtuigd NSB-kind,
gebaseerd op diverse waargebeurde verhalen. Hieronder een fragment dat
zich afspeelt in 1942. Maarten, de hoofdpersoon, is dan dertien jaar oud. Eva
is een klasgenootje op wie hij op de lagere school nogal gek was.
Fragment
Op een middag, toen
hij in de richting van de binnenstad slenterde, zag hij Moshe en Eva een eind
verderop op de Nieuwe Gracht. Hij herkende Moshe meteen aan zijn losse,
nonchalante manier van lopen en zijn lange smalle gestalte. Eva leek nog dunner
geworden en ze bewoog zich rustiger dan hij zich herinnerde. Ze droegen allebei
de gele Jodenster op hun grijze jassen.
Geschrokken bleef Maarten staan.
Toen gingen zijn mondhoeken omhoog, zoals altijd als hij Eva zag, en kwam hij
weer in beweging. Hij wilde als Moshe gaan lopen en breed naar Eva lachen, net
als vroeger, maar durfde dat niet. Misschien gaven zij, zoals de meeste mensen,
de nsb de schuld van die ster en
dat ze niet meer in parken en zo mochten komen. Alsof hij dat niet idioot vond.
Alsof alle nsb’ers tegen Joden
waren.
Aan de glimlach op Eva’s mond zag
Maarten dat Eva hem had herkend. En Moshe met zijn ondoorgrondelijke glimlachje
ook, al keek de jongen terwijl hij met zijn zusje zijn kant op kwam zo’n beetje
langs hem heen. Natuurlijk gingen ze niet meer rennen, en het duurde een
eeuwigheid voor hij hen eindelijk was genaderd.
Pas op het laatst lachten ze
onbevangen naar elkaar.
‘Ha, Eva, ha, Moshe,’ zei hij zacht.
‘Hoi,’ zei Eva. Moshe knikte alleen.
Ze bleven staan. Maarten richtte
zijn blik op de strikken in Eva’s bruine vlechten, die nu bijna tot haar middel
reikten, tot hij de moed vond haar aan te kijken. Moshe had zijn gezicht
weggedraaid.
‘Komen jullie van school?’
Eva knikte.
‘Ook hier in de buurt?’
Ze keek hem aan. ‘Ja, in de
Wilhelminastraat.’
Over Moshes gezicht gleed een
geringschattende blik. ‘De Schouwburgstraat heet dat nu,’ zei hij. Toen zweeg
hij weer.
‘Hoe is het?’ vroeg Maarten.
Eva haalde haar schouders op en keek
naar haar broer.
‘Binnenkort krijgen we een oproep,’
zei Moshe. ‘Dat zegt mijn vader. Dan moeten we weg.’ Hij trok zijn lippen naar
binnen. ‘Naar een kamp. Misschien wel naar Duitsland.’
‘Ik heb een kat…’ begon Eva.
‘Gaat-ie mee?’
‘Nee, hè hè! Die mag niet mee!’
barstte Eva uit. Meteen daarna viel ze weer stil. Ze draaide haar hoofd weg.
‘Tijgertje kan zich best redden.’
Moshe keek naar hem alsof hij om bijval vroeg.
‘Ja,’ zei Maarten. ‘Katten redden
zich altijd.’
Alle drie zwegen ze.
‘Ik zal thuis vragen of ik voor
Tijgertje mag zorgen,’ zei Maarten toen.
Eva richtte haar ogen op de zijne.
Haar ogen waren weer stil en ernstig. Ze fonkelden niet meer, maar waren dof
als het roet op de potkachel thuis.
‘Jullie willen niet weg,’ zei hij.
‘Nee, wat denk je?’ zei Moshe.
Opnieuw bleef het stil. Maarten
slikte, wilde hen troosten. ‘Onze Leider is in Dachau geweest,’ zei hij. ‘Om
alles te controleren. Het was er goed, dat heeft-ie zelf gezegd.’
‘Jullie leider?’ vroeg Moshe.
‘Anton Mussert,’ zei Maarten.
‘Geloof je dat?’ Eva keek hem
onverwacht doordringend aan. Haar donkere ogen boorden zich met zo’n
intensiteit in de zijne dat de wereld om hem heen achteruitdeinsde.
‘Echt! In januari is hij er
geweest,’ zei Maarten, maar zijn stem klonk al zwakker.
Moshe legde zijn hand op de schouder
van zijn zusje en keek Maarten met zulke treurige ogen aan dat hij schrok. Eva
draaide haar hoofd, plukte aan de strikken in haar vlechten en zei niets meer.
Moshe zei dat ze ervandoor moesten.
Maarten keek Moshe en Eva na.
Zwijgend liepen ze langs het water en verderop staken ze de brug over.
Hij had veel meer moeten zeggen.
Misschien had hij met hen af kunnen spreken. Als hij hen weer tegenkwam, zou
hij dat vragen.
Hij keek de gracht over en wachtte
tot Eva zich net als vroeger naar hem om zou draaien, maar dat deed ze niet.
_____________________________________________________________________________
Hier een link naar de brochure
Ow die wil ik wel lezen
BeantwoordenVerwijderenOntstellend mooi en vooral wijs boek.
BeantwoordenVerwijderenNu weten we, toen niet. Waarom?
We hebben weinig moeite gedaan hun taal te leren om werkelijk in contact te komen.
Ook nu geeft dat aan dat wij niet weten, geen contact maken en alleen bommen gooien of nog erger laten gooien.
Jammer de onvolmaakte mens is niet beter dan die ander.