CORDULA
Door Karin Kallenberg
Bij de veiligheidscontrole op
Schiphol haal ik mijn laptop uit mijn tas en plaats ze beide in de lichtblauwe
plastic bak. Ik vouw mijn jas op en leg hem in een andere bak. Mijn horloge
gaat ernaast.
‘Wat doe ik met mijn laarzen?’
vraag ik aan de veiligheidsbeamte.
‘U kunt proberen ze aan te
houden,’ antwoordt hij. ‘Piepen ze dat u weet?’
‘U bedoelt als een muis, meneer?’
Voor de zekerheid kijk ik even of er geen staartjes aan mijn hakken zitten. Ik moet
denken aan die mop over een man die zijn soep eet en aan de serveerster vraagt:
‘Juffrouw, heeft u soms een droog sneetje?’ Waarop ze antwoordt: ‘Nee, mijn
schoenen kraken zo.’
‘Geen idee of mijn laarzen
piepen,’ zeg ik. ‘Toen ik hierheen vloog, heb ik ze voor de zekerheid bij de
controle maar uitgedaan.’
De jonge, donkerharige vrouw in
een blauw mantelpakje gebaart dat ik door het poortje moet. GO staat er in
groen neon boven.
‘Fwiep!’ klinkt het als ik
erdoorheen loop.
Ze wijst naar mijn laarzen. Ik ga
terug, trek ze uit, leg ze in een plastic bak en loop weer door het poortje.
‘Fwiep!’
Ik wijs naar mijn oorbellen. De
vrouw schudt nee.
‘Nu is het random,’ zeggen zij en
haar mannelijke collega tegelijk. O random, denk ik. Natuurlijk.
De veiligheidsbeamte gaat
resoluut voor me staan. Ze wasemt een soort gretigheid uit, maar kijkt me
vriendelijk aan en informeert: ‘Mag ik u fouilleren?’
‘Ja,’ antwoord ik. Terwijl ik dit
schrijf, vraag ik me af of je eigenlijk een keus hebt. Wat gebeurt er als je
zou weigeren? Word je dan preventief opgepakt om te verijdelen dat je de
springstof tussen je tenen tot ontploffing brengt met de ontsteking verstopt in
je navel?
Ze begint bij mijn schouders.
Aait erover terwijl haar handen langs mijn rug gaan. De aai blijft als ze langs
mijn billen afdalen. Ik heb een legging aan. Een legging is dun, daar voel je
alles doorheen.
Na het strelen van mijn armen
voel ik haar frummelen aan het tussenstukje van mijn beha. Als ik het
minipareltje op het rozetje vervangen heb door de Koh-i-Noor dan nog zou ik
niets te vrezen hebben. Daar kun je geen aanslag mee plegen. Wat een
ongebruikelijke controle is dit. Normaliter maken ze even een schoolslag
zwembeweging tussen je boezem door.
In feite is het een onzin zo’n fouillering
aan de buitenkant. Als ik echt een wapen met me mee wil smokkelen kan dat toch?
Wat als ik een dolk met me meedroeg in mijn lichaam? De schede van een vrouw heet
niet voor niets zo.
Haar handen glijden over mijn
borsten. Stel dat ik niet zo’n stevige beha aan zou hebben. Dan had ik die
streling nog beter gevoeld. Ik richt mijn blik op het plafond en bedenk wat
voor een deuntje ik kan fluiten. Wat is toepasselijk nu? Ik zou mezelf kunnen
begeleiden door in mijn handen te klappen. Met welke danspasjes kan ik de
voorstelling opvrolijken? De cancan? Dan moet ik zorgen dat ze niet knock-out
gaat door mijn hoog gestrekte been. Moonwalken dan? Of de Macarena? Misschien
willen de mensen achter me in de rij wel meedoen. Beginnen we een flashmob met
z’n allen.
Maar mijn geest trapt niet in de
afleidingsmanoeuvre. Mijn zintuigen blijven de vlinderlichte handen op mijn
lichaam registreren.
De vrouw zakt op haar knieën voor
me. Ze bevoelt de binnenkant van mijn benen. Ik kijk om me heen op zoek naar
iets om me koelte toe te waaien. Een plastic mapje, een laptopkoffer, of daar…
Dat dienblad waar wat vuile koffiekopjes op staan. Haar handen gaan langs mijn
dijen omhoog. Als ze stopt, betast ze het daar op zo’n intieme manier dat ik
even mijn adem inhoud.
Op school vroeger kregen we
naailes van een non die wel vijftig keer over je heupen streek om te
controleren of de jurk die je aan het maken was, goed paste. Zuster Cordula.
Genânt mens, maar wij bakvissen keken wel uit om er wat van te zeggen. We lagen
er alleen maar dubbel om en stootten elkaar aan als ze weer eens de pasvorm wilde
controleren. Ik heb die naam eens opgezocht. Volgens wiki was de heilige Cordula
een maagdelijke martelares. Zoveel jaar na dato verklaart het veel.
Mijn Cordula de veiligheidsbeamte
is mooi. Ze gaat weer staan en zegt: ‘Alles in orde. U kunt gaan.’
Mijn roze wolkje verandert weer
in het grijze linoleum van de vertrekhal. Het felle tl-licht priemt in mijn
ogen. Tussen de ruggen door zie ik hoe mijn handbagage op me wacht aan het
einde van de band. Opzij van me doet het elektronische poortje ‘Fwiep!’ Het
gaat om een man gelukkig, dus ik heb Cordula nog even voor mezelf. Ik buig me naar
haar toe.
‘Goh,’ zeg ik. ‘Mag ik uw
telefoonnummer?’
Er glijdt een trek van verbazing
over haar gelaat. Haar mond valt een beetje open.
Voordat ze kan reageren ga ik
verder: ‘Ik vond het eigenlijk best wel lekker.’ Ik geef haar een knipoog.
‘Misschien kunnen we wat afspreken?’
Haar gezicht breekt open. Gelukkig,
ze heeft humor. Ze lacht.
facebook: https://www.facebook.com/karin.dimitri
Hahahaha hééérlijk!
BeantwoordenVerwijderenHaha leuk geschreven!
BeantwoordenVerwijderenOok ik krijg hiervan een glimlach op mijn gezicht. ;-)
BeantwoordenVerwijderenMoest wel erg lachen om dat droge sneetje, is dat een bejaard mopje?
BeantwoordenVerwijderenKarin, ga zo door, maak ons maar lekker aan het lachen!
Ja, dat is al een oude mop. Ik dacht dat de meesten hem wel zouden kennen.
VerwijderenZeker een hele oude mop (begin tijd van Andre van Duin 500 jaar geleden) en moest er zo hard om lachen toen ik hem hierin tegen kwam. Ik hoooouuuuu zo van jouw manier van schrijven Karin
BeantwoordenVerwijderenGeweldig
BeantwoordenVerwijderen