vrijdag 28 februari 2014

"VERRASSING" door Karin Kallenberg en Dimitri Van Hove



Een carnavalsverhaal geïnspireerd op het thema van ons debuut B.B. Verkrijgbaar bij bol.com, bruna.nl, zilverbron.com of onze facebook pagina.



Het valt vandaag weer niet mee met je acne. Je brengt een vinger naar het rode maanlandschap maar raakt het niet aan, want je weet dat duwen, krabben of snoeien in die handel het alleen maar erger maakt en littekens achterlaat. Dan schakelen ze op school gewoon van “puistenkop” naar “kraterkop”.
Je bestudeert je beginnende snorretje. Al enige tijd wil je je voor de eerste maal scheren, maar omdat je bovenlip zo bevolkt is met pukkels zou dat een pijnlijke aangelegenheid kunnen worden, met alle bloederige en ontstoken gevolgen van dien. Zie je jezelf al zitten in de klas, met een weggerotte bovenlip? Je bovenste rij tanden ontbloot in een permanente idiote grijns. Hoor je het gegniffel?
Nee, beter daar nog even mee wachten. Je legt pa’s scheermesje terug en ook het scheerschuim gaat weer het badkamerkastje in. Als het deurtje dicht is, zie je opnieuw dat geteisterde voorhoofd, die wangen en kin, en je steekt een middelvinger op tegen je spiegelbeeld.

In de keuken laat de fluitketel van zich horen en je moeder neemt hem van het gas. Ze is nog in nachtjapon. Als ze je opmerkt, zegt ze goedemorgen.
‘Ga je vandaag verkleed naar school?’ Je haalt je schouders op. ‘Lieverd?’ Er klinkt een lachje door in haar stem. ‘Kijk zo eens in je kamer. Ik heb een verrassing voor je.’

Je overleden hamster verleden week was de druppel. Nu heb je helemaal niemand om tegen te praten – voortaan staat er niks meer tussen jou en de pestkoppen.
‘Je eet haast niets meer,’ zegt je moeder. ‘Waarom niet? Wat is er aan de hand?’
De laatste tijd krijg je geen hap meer door je keel. Je kan alleen nog drinken. Je vult voor de tweede keer een glas fruitsap.
‘Dat is waarom je tegenwoordig zulke slechte cijfers hebt, Tim. Als je niet eet, heb je de energie niet om je te concentreren op je schoolwerk.’
Sinds pa dood is kan je niet meer eten. Je neemt een slokje en schuift het nog volle glas voor je uit. Je staat op en verlaat de keuken.
Pa dood. Rocky dood. In de gang pak je je rugzak. Je hangt hem over een schouder en gaat naar pa’s hobbykamer. Weet je nog hoe het hier vroeger altijd naar verf rook terwijl er nooit een schilderij of zelfs maar een geverfde muur te zien was?
Daar heb je nu geen tijd voor – je zoekt later maar eens uit of pa in het geheim schilderijen maakte. Je pakt de sleutel uit het doosje met steenboortjes. Waarom ze dachten dat je hem daar nooit zou vinden heb je nooit begrepen. Je maakt de onderste la van zijn oude bureau open, pakt de mahoniehouten doos waarin pa de revolver van opa bewaarde en opent hem. In de gestoffeerde mal zijn naast de revolver zes kogels ingebed. Je haalt het wapen uit de doos en weegt hem even in je hand. Het lijkt of er een pak suiker op je palm ligt. Best zwaar, zo’n ding.
Het koude staal laat een rilling langs je rug lopen. De kou trekt door je lijf als je de kolf omsluit en de haan spant. Het kippenvel staat op je armen en benen en je klemt je kaken op elkaar om niet te klappertanden. Je knijpt je ogen half dicht, ondersteunt je arm met je andere hand en richt op de gereedschapskist. Je hand trilt als een riet. Dat moet zo meteen beter. 'Pow,’ zeg je zachtjes. Je neemt de stoelpoot in het vizier. ‘Pow… pow.’ Dan de werkbank. Na een paar keer oefenen ben je al standvastiger. Geheel in je rol blaas je de rook van de loop en je stopt de revolver in je rugzak. De kogels doe je in het zijvakje.
Als je de deur van de hobbykamer achter je dichttrekt, hoor je je moeder naar boven roepen. ‘Tim! Je moet nu wel opschieten. Dat het carnaval is, betekent niet dat je te laat mag komen.’
Je bromt een antwoord en loopt naar je kamer. Met de klink in je handen blijf je staan. Op het bed ligt je pak voor vandaag klaar. Je krijgt een brok in je keel. Die goeie ouwe mama. Voor één keer heeft ze met haar keuze in de roos geschoten. Snel schiet je in je pak en controleert het resultaat voor de spiegel. Het is perfect. Het enige wat je misschien kan verraden, zijn de vurige bulten op je voorhoofd. Maar wat de hel. Je hebt toch niets meer te verliezen.
Bovenaan de trap sta je stil. Moet je van ma afscheid nemen? Moeizaam slik je een paar keer. Je keel is vandaag dikker dan ooit. Je slingert de rugzak op je rug en snelt de trap af. ‘Dag mam,’ roep je voordat de voordeur dichtslaat.
Het valt nog niet mee om op je fiets te komen met die beenkappen. Je drukt de hoed op je hoofd wat steviger aan. Als je opkijkt, zie je je moeder voor het raam staan. Ze glimlacht en tikt op het glas. Ze zegt iets. Je vertaalt haar lipbewegingen in: veel plezier vandaag. De brok in je keel laat je nu niets terugroepen. Je pakt je hoed en zwaait er even mee. Je moeder lacht vrolijk. Jij huilt. Twee tranen lopen uit je ogen en stranden in de grote rode zakdoek om je neus en mond.


Eén straat voor school word je voorbij gereden door een groepje fietsers. Je herkent hun fietsen. Malcolm is verkleed als een grote, beige beer. Zijn pluche achterkant plooit zich om het zadel dat volledig verdwenen is. Om zijn onderpoten heeft hij elastieken gedaan zodat ze niet tussen de kettingkast komen. De grote berenkop zit achterop tussen de snelbinders. Je moet er zenuwachtig om giechelen. Stef is gekleed als politie-agent. Handig. Kun je direct meteen ingerekend worden.
Bij school stap je af. Met de fiets aan je hand loop je naar het fietsenhok. Vanuit je ooghoeken zie je Isabelle en Marije staan die altijd de hele klas vragen voor hun partijtjes, behalve jou. Ze zijn identiek gekleed als elfjes, alleen heeft Marije een vest over haar witte jurkje aan. Het elastiek van de vleugels steekt fel af tegen de zwarte wol. Ze kauwen op een stukje kauwgom terwijl ze hun mobieltjes inspecteren of de volgende facebook like er al is. Bitches. Die ga je als eersten te grazen nemen. Naast hen staat Marco. Hij heeft een spijkerbroek en blauw T-shirt aan. Op zijn borst prijkt het logo van Superman maar de rode cape ontbreekt. Hij is de volgende die er aan gaat.
‘Hé!’ roept hij als je voorbij loopt. ‘Een kojboj!’ Je buigt je hoofd en loopt door. ‘Hé. Lukkie Luk. Waar is je klapperpistool?’ Je maant jezelf niet te gaan rennen en blijft stug doorlopen. Niet over je schouder kijken nu, als hij je rugzak afpakt, is alles verkeken. Er gebeurt niets achter je. Boven het rumoer op het schoolplein uit hoor je de hoge lach van Isabelle.
Je hart raast zo dat het pijn doet, toch weet je je fiets in één keer goed in het rek te krijgen. Naast je zetten leerlingen hun fietsen op slot. Je ziet een Batman en een verpleegster en het konijn uit Alice in Wonderland. Je peutert aan je versnelling om je hart tot bedaren te brengen en ademt diep in en uit. Als je handen nog maar een beetje trillen pak je je rugzak. Je zet hem op het zadel en ritst hem open. Je pakt de revolver en klemt hem tussen je benen. Je haalt de kogels uit het vakje. Je laadt het wapen. Als je je omdraait, valt de rugzak op de grond. Je laat hem liggen, je hebt hem toch nooit meer nodig. Je haalt nog één keer diep adem. Dan steek je de revolver tussen de band van je broek.

13 opmerkingen:

  1. Prachtig en intrigerend verhaal en ook nog met een actueel thema (en dan bedoel ik uiteraard niet carnaval) !

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Goed verhaal maar ik lees wel verder na de carnaval stel ik krijg een rare bui hahahahahahahahaa

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Heb jij weleens geen rare bui dan? :P Dank je wel voor reactie :)

      Verwijderen
  3. Je één keer superieur voelen tegenover je pesters.Een mooi en gevoelig verhaal Karin en Dimitri.
    Wil Rompelberg Hokke

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Reacties
    1. Leuk al die reacties. Thanks Erna :)

      Verwijderen