zaterdag 4 november 2023

Interview met Dieter Rogiers


 Het laatste weekend van oktober doet het hart van vele boekenliefhebbers sneller slaan: er is Boektopia in Kortrijk én de uitreiking van enkele belangrijke boekenprijzen! Zo werd op 28 oktober de Fred Braeckmanprijs uitgereikt voor het beste thrillerdebuut. Die prijs ging naar … Dieter Rogiers, schrijver van ‘Bot mes’! Ondergetekende mocht de thriller reeds lezen en begrijpt helemaal waarom de prijs naar deze auteur is gegaan. Dubbel geluk voor mij, want ik mocht hem ook wat vragen stellen!

Dag Dieter!

Hartelijk gefeliciteerd met het winnen van de Fred Braeckmanprijs! Tof dat je de tijd neemt voor Thrillerlezers!!

     Stel je je even voor aan de Thrillerlezers!? (Wie is Dieter Rogiers? Waar woon je? Hoe zou je jezelf omschrijven als persoon? …)

Ik ben 45 jaar, woon in de Brusselse deelgemeente Molenbeek en werk als fondsenwervend copywriter voor goede doelen. Als er één woord is waarmee ik mezelf zou omschrijven, dan is het ‘nieuwsgierig’. Nieuwe dingen ontdekken, is volgens mij immers het leukste dat er is.

     Je hebt net jouw eerste thriller uit, maar je bent al langer met schrijven bezig. Wat schreef je eerder en voor welk publiek?

 

Ik schrijf al langer korte verhalen, waar ik ook af en toe een prijs mee won. Zo verscheen de science-fictionsatire ‘De Wraak van de Walgvogel’ in het voormalige maandblad Ché en werd ‘Wie ben je, Alana?’ gepubliceerd in de langlopende verhalenreeks voor jongeren Vlaamse Filmpjes. Je kent me misschien ook als scenarist van de graphic novel ‘Tunguska’, die in 2010 en 2011 elke week in Focus Knack stond.

 

     En nu dus een thriller. Wat deed je overstappen naar het ‘langere’ werk en naar het thrillergenre?

 

Ik ben altijd een fan geweest van thrillers en detectives. Toen ik nog een kind was, schreef en tekende ik mijn eigen stripverhalen over Sherlock Holmes. En als filmliefhebber smul ik van Alfred Hitchcock en film noir. Het is dus geen toeval dat ik mijn debuut maak met een thriller. Dat is niet alleen leuk om te lezen, het is ook bijzonder leuk om te schrijven. Het uitdenken van plots die je het verhaal insleuren en de lezer af en toe op het verkeerde been zetten: daar heb ik me goed mee geamuseerd.

 

     Aan welke criteria moet volgens jou een goede thriller voldoen? ‘Bot mes’ voldoet daar volgens jou uiteraard aan?

 


Een goede thriller is volgens mij steeds een combinatie van drie elementen: sfeer, plot en personages. Ik kreeg al te horen van lezers dat zij de donkere sfeer waarin ‘Bot mes’ baadt goed konden smaken: daar ben ik blij mee. Het is ook leuk te horen dat de plotwendingen in het boek heel wat mensen verrassen: op dat vlak ben ik dus in mijn opzet geslaagd. En wat de personages betreft: daar ben ik tijdens het schrijven zelf zo verliefd op geworden dat ik ermee speel enkele van hen opnieuw op te voeren in toekomstig werk.

 

     ‘Bot mes’ valt al meteen op. Met jouw debuutthriller haal je meteen de Fred Braeckmanprijs voor het beste thrillerdebuut binnen. Wat doet dat met een schrijver?

 

Ik had nooit verwacht bij de genomineerden te zijn, laat staan om de prijs te winnen. Zeker omdat de twee andere genomineerde boeken van een hoog niveau waren. Maar natuurlijk ben ik er erg blij mee. Als je kijkt wie er allemaal op de erelijst van de Fred Braeckmanprijs staat – waaronder Geert Van Istendael, een Brusselse schrijver met een mening, die ik zeer bewonder – dan voel ik me vereerd met de erkenning.

 

     ‘Bot mes’ telt ‘slechts’ 157 pagina’s. Hoe moeilijk of hoe makkelijk is het om een volwaardige thriller te schrijven in 157 bladzijden? Is het moeilijker omwille van de ‘weinige’ pagina’s (tov de doorsneethriller) of net gemakkelijker?

 


Ik wilde een verhaal schrijven dat zich afspeelt in één stad, met één hoofdpersonage, één essentiële verhaallijn, binnen een tijdsbestek van enkele dagen. Dan kom je al snel uit bij iets dat niet te lang mag zijn om de aandacht van de lezer ten volle vast te houden. Ik hou ook wel van de literaire traditie van de novelle, zoals ik ‘Bot mes’ nog steeds het liefste noem. Enkele van mijn favoriete verhalen zijn novelles, zoals het fantastische spookverhaal ‘The Turn of the Screw’ van Henry James of William Goldings ‘Lord of the Flies’. Er wordt vaak neergekeken op dit genre, maar ik heb meer respect voor schrijvers die erin slagen om een
 verhaal kort en bondig tot leven te wekken dan voor schrijvers die daar vele honderden pagina’s voor nodig hebben. Zoals Shakespeare al schreef: ‘brevity is the soul of wit’.

 

     Het verhaal in ‘Bot mes’ komt vanuit de eerste hand. Het is de vader in de ‘ik’-persoon die zijn moeilijke relatie met de stad én met zijn dochter deelt. Hoe was het om onder zijn huid te kruipen, om in de ‘ik’-persoon te schrijven?

 

De eerste draft van ‘Bot mes’ was nog in de derde persoon geschreven. Tot ik het liet lezen aan een goede vriend. Hij vertelde me dat hij vooral genoot van de passages waarin het hoofdpersonage een innerlijke monoloog had. Dankzij die opmerking besefte ik dat ik in die eerste versie nog te weinig in het hoofd van het hoofdpersonage gekropen was. Vandaar de beslissing om alles te herschrijven naar de ik-vorm. Omdat mijn mening over Brussel behoorlijk wat parallellen vertoont met de mening van de protagonist van ‘Bot mes’, deed dat het schrijven zelfs beter vlotten.

 

     Zijn er raakvlakken tussen hem en jezelf? Voelde je daadwerkelijk zijn pijn zoals ook de lezer dat doet?

 

Iedereen is wel al eens iemand kwijtgeraakt die een belangrijke plaats in je leven had. Ook ik. Dus ja, die pijn, dat verlies heb ik gebruikt om de pijn die het hoofdpersonage voelt na de dood van zijn dochter vorm te geven.

 

     Brussel krijgt één van de hoofdrollen in het plot. Heb jij een bijzondere relatie met de stad?

 

In ‘Bot mes’ schrijf ik dat leven en wonen in Brussel de enige manier is om te stad te begrijpen. Dat is ook zo. Als ik mijn studententijd meereken, woon ik nu al meer dan 20 jaar in Brussel. Ik heb er een zeer nauwe band mee. Ik kan me niet voorstellen op eender welke andere plek in België te wonen. En ik merk ook dat steeds meer mensen die hier wonen zichzelf trots een Brusselaar durven te noemen, ondanks alle frustraties die deze surreële, vuile stad met zich meebrengt. Dat is een hele verandering met twintig jaar geleden.


     Jouw personages worden heel goed uitgewerkt. Hoe begin je in godsnaam aan de creatie van een personage als de stad Brussel?

 

Ik ken de stad door en door. Brussel was voor mij dus het makkelijkste personage om op papier te zetten. Als ik inspiratie nodig had, dan wandelde ik bij valavond door de straten. Daarna was het gewoon een kwestie van die indrukken op papier te zetten.

 

     Krijg jij, als Molenbekenaar, van dichtbij of van veraf te maken met de problemen in de stad en die jij aanhaalt in jouw thriller? Geef toe dat het beeld dat je schetst van Brussel verre van positief is.

 

Ik beschrijf inderdaad een Brussel waar je niet zou willen wonen. Veel mensen worden afgeschrikt door de grootstedelijke problemen hier, recent nog door de aanslag op de Zweedse voetbalsupporters, die op amper 300 meter van mijn deur gebeurde. Maar verschilt Brussel op dat vlak zo veel van Parijs of Londen of New York? Daar gaan mensen met plezier naar op reis, maar wellicht omdat Brussel zo dichtbij is, worden de problemen van deze stad uitvergroot. Daar komt nog bij dat onbekend ook onbemind is. Want als je Brussel alleen maar kent van je dagelijkse ritjes ernaartoe om er te gaan werken (wat voor veel Vlamingen het geval is), dan krijg je een verkeerd beeld van de stad.

 

     Brussel heeft in jouw boek niet enkel één gezicht. Er is de lelijkheid, maar er is ook … misschien vul jij dat als schrijver best aan?

 

Ik hoop inderdaad dat ik ook de charme en de verborgen schoonheid van Brussel naar voren heb kunnen brengen in ‘Bot mes’. Die kan je maar zien als je middenin de stad staat. Brussel verrast elke dag. Brussel brengt je in contact met mensen uit de hele wereld. Brussel bouwt langzaam – héél langzaam – aan een betere versie van zichzelf, met vallen en opstaan. Zonder evenwel de surreële charme van het laissez-faire los te laten. Dat vind ik wellicht het mooiste aan de stad: dat de contradicties hier elkaar even vaak versterken als dat ze elkaar tegenwerken.


     Als Belgische lezeres meen ik wel parallellen te kunnen trekken tussen Brussel in ‘Bot mes’ en Brussel, onze hoofdstad. Hoe dichtbij of hoe veraf zijn beide versies nog van elkaar, denk je?

 


Het Brussel in het boek leunt dicht aan tegen de werkelijkheid vandaag, dat steek ik niet onder stoelen of banken. Wie na het lezen van het boek Brussel binnenstapt, die zal er veel elementen uit ‘Bot mes’ in herkennen. Toch ben ik veel minder pessimistisch over de stad dan mijn boek doet uitschijnen. Ik zie vandaag de dag veel initiatieven – die vaak van de burgers zelf komen – die positieve verandering teweegbrengen. De kans lijkt me dus klein dat Brussel ooit zo dystopisch wordt als ik haar beschrijf in ‘Bot mes’.

 

     Welke thema’s hoop je dat de lezers van jouw boek erin ontdekken? Is het echt zo erg in Brussel als het zich laat lezen in jouw boek?

 

De belangrijkste zin in ‘Bot mes’ is voor mij die waarin het hoofdpersonage zich laat ontvallen dat alles wat lelijk is ook schoonheid in zich heeft en vice versa. Dat slaat op Brussel. Maar het slaat op veel meer dan dat. We leven vandaag helaas in een gepolariseerde wereld. Laat ons dus terugkeren naar wat meer nuance en niet alles ofwel zwart ofwel wit inkleuren.

 

     Ben jij ook een kunstliefhebber? ‘De val van de opstandige engelen’ van Pieter Bruegel de Oude is één van de bouwstenen in het verhaal. Kwam het idee om kunst(roof) te verwerken in jouw boek toevallig of was daar een speciale reden toe?

 

Ik ben altijd een grote fan van Bruegel geweest omdat hij een van de meest verhalende schilders is die ik ken. Over bijna elk personage op zijn schilderijen zou je met gemak een vuistdik boek kunnen verzinnen. Toen ik begon met het uitwerken van de plot van ‘Bot mes’, was er toevallig net een Bruegeljaar in Brussel. Op die manier kwam ik opnieuw in contact met zijn werk, en ook met ‘De val van de opstandige engelen’, dat in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten in Brussel hangt. Ik wist meteen: dit moet ik gebruiken voor ‘Bot mes’ omdat de thematiek zo nauw aansluit bij het verhaal dat ik wilde vertellen. Dat is dus een  van die aangename toevalligheden waar je als schrijver steeds op hoopt.

 

     Er komt nu ongetwijfeld heel wat op jou af. Heb je nog tijd om te schrijven? Denk je reeds aan een nieuw verhaal dat moet geschreven worden? En wordt het dan weer een thriller?

 


Ik vertrek binnenkort naar het buitenland voor een schrijfmaand. Daar ga ik werken aan mijn tweede boek. Het gaat iets helemaal anders worden dan ‘Bot mes’: zeker geen thriller pur-sang. Veel kan ik nog niet prijsgeven over de plot maar het verhaal speelt zich af in Moskou, midden jaren tachtig, tijdens de regeerperiode van Sovjetleider Tsjernenko. Ik grijp ook de kans om er een van mijn grootste passies in te verwerken: film. Het wordt een uitdaging, dat tweede boek, omdat ik me zal moeten inleven in een wereld en een tijd die ik veel minder goed ken dan het Brussel van vandaag. Maar net daarom kijk ik er zo naar uit om weer te beginnen met schrijven. Binnen niet al te lange tijd zou er dus een opvolger voor ‘Bot mes’ in de rekken moeten liggen!

Dit klinkt inderdaad als iets helemaal anders dan ‘Bot mes’. Wel spannend en uitdagend voor jou!

Wij als lezers hebben alweer iets om naar uit te kijken. Veel succes, Dieter!

Anita voor Thrillerlezers!

 

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten