vrijdag 27 augustus 2021

Leesfragment uit De nimfen van Alex Michaelides

 

de nimfen


alex michaelides bij uitgeverij cargo

 

De stille patiënt


 

 

 

Alex Michaelides

de nimfen

Vertaald door Els Franci-Ekeler

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 




 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Cargo is een imprint van Uitgeverij De Bezige Bij, Amsterdam

 

Copyright © 2021 Astramare Limited Copyright Nederlandse vertaling © 2021 Els Franci-Ekeler

Oorspronkelijke titel The Maidens

Oorspronkelijke uitgever Celadon Books, New York Omslagontwerp Will Staehle/Unusual Co.

Omslagbelettering bij Barbara

Omslagbeeld Shutterstock: ded pixto (buste); mbond77 (barsten); Lysogor Roman (landschap)

Foto auteur Andrew Hayes-Watkins Vormgeving binnenwerk CeevanWee, Amsterdam

Druk- en bindwerk Wilco, Amersfoort isbn 978 94 031 4201 2

nur 305 uitgeverijcargo.nl



Bij de productie van dit boek is gebruikgemaakt van papier dat het keurmerk van de Forest Stewardship Council (FSC®) mag dragen. Bij dit pa- pier is het zeker dat de productie niet tot bosvernietiging heeft geleid.


 

 

 

 

 

 

 

 

Voor Sophie Hannah,

die me de moed gaf mijn eigen pad te volgen


 


 

 

 

 

 

 

 

Tell me tales of thy first love – April hopes, the fools of chance; Till the graves begin to move, And the dead begin to dance.

 

Alfred, Lord Tennyson,

The Vision of Sin


 


 

Proloog

 

 

Edward Fosca was een moordenaar.

Dat was een feit. Het was niet iets wat Mariana alleen maar had beredeneerd, geen hypothese. Haar lichaam wist het. Ze voelde het in haar botten, in haar bloed, ze voelde het tot in de kern van elke cel.

Edward Fosca was schuldig.

Maar ze kon het niet bewijzen, en ze zou het misschien nooit kunnen bewijzen. Deze man, dit monster, die minstens twee mensen had vermoord, zou best eens op vrije voeten kunnen blij- ven.

Wat keek hij zelfvoldaan, wat gedroeg hij zich zelfverzekerd. Hij denkt dat het hem is gelukt, dacht ze. Hij dacht dat hij had ge- wonnen.

Maar hij had niet gewonnen. Nog niet. Mariana zou hem te slim af zijn. Ze moest wel.

Ze was van plan de hele nacht op te blijven en alles nog eens de revue te laten passeren. Ze zou hier blijven zitten, in deze kleine, naargeestige kamer in Cambridge, om na te denken en alles uit te pluizen. Ze staarde naar het rode verwarmingselement van het elektrische kacheltje aan de wand dat in het donker gloeide, wach- tend tot ze in een soort trance zou raken.

Ze zou terugkeren naar het begin en zich alles weer voor de geest halen. Elk detail.

En dan zou ze hem te grazen nemen.

 

 

 

9


 


 

 

 

 

 

 

 

Deel een

 

Nooit heeft iemand me verteld dat verdriet zo lijkt op angst.

 

C.S. Lewis, A Grief Observed


 


 

1

 

 

Een paar dagen daarvoor was Mariana thuis, in Londen.

Ze zat op haar knieën op de vloer met een grote hoeveelheid dozen om zich heen en deed de zoveelste poging Sebastians ei- gendommen te sorteren.

Het vlotte niet erg. Hij was nu al ruim een jaar dood, maar het hele huis lag nog vol met zijn spullen. Ze leek niet in staat te zijn deze klus af te maken.

Mariana was nog steeds verliefd op hem. Daar kwam het door. Ze wist dat ze Sebastian nooit meer zou zien, dat hij er niet meer was, maar ze wist niet wat ze met deze gevoelens moest beginnen. Ze had nog zoveel liefde in zich, die van alle kanten uit haar naar buiten puilde, als het vulsel van een oude lappenpop waarvan de naden waren losgeraakt.

Kon ze haar liefde maar in een doos stoppen en dichtplakken, zoals ze probeerde te doen met zijn spullen. Het was zo’n treurig gezicht – alles wat het leven van een man inhoud had gegeven, nu bestemd voor de rommelmarkt.

Mariana stak haar hand in de doos die het dichtst bij haar stond. Ze haalde er een paar schoenen uit en staarde ernaar.

Het waren de groene sportschoenen die hij altijd aanhad als hij op het strand ging hardlopen. Het leer voelde vochtig en er zaten zandkorreltjes in het profiel van de zolen.

Doe ze weg, zei ze tegen zichzelf. Stop ze in de vuilniszak. Doe het.

Ze kon dit wel denken, maar ze wist dat ze er niet toe in staat was. Ook al was het alleen maar een paar oude schoenen, niet hij-

 

13


zelf, niet Sebastian, niet de man van wie ze hield en van wie ze al- tijd zou houden, ze wegdoen was een vorm van zelfmutilatie: als- of ze een mes op haar arm zette en een reepje huid afsneed.

Ze drukte de schoenen tegen haar borst en wiegde heen en weer alsof ze een baby suste. En ze huilde.

 

Hoe was ze in deze situatie terechtgekomen?

In het tijdsbestek van een enkel jaar, dat normaal gesproken ongemerkt zou zijn verstreken, maar nu achter haar lag als een uitgestorven landschap waar een orkaan had huisgehouden, was het leven zoals ze het had gekend volledig vernietigd. Ze was zes- endertig jaar en zat op zondagavond zwaar aangeschoten op de vloer van haar huis met de schoenen van een dode man tegen zich aan gedrukt alsof het relikwieën waren wat in zeker opzicht ook zo was.

Er was iets moois gestorven, iets heiligs. Nu had ze alleen nog de boeken die hij had gelezen, de kleren die hij had gedragen, de dingen die hij had aangeraakt. Alles rook nog naar hem, ze kon hem nog proeven, op het puntje van haar tong.

Dat was de reden waarom ze zijn spullen niet kon wegdoen. Door ze bij zich te houden, kon ze Sebastian nog een klein beetje in leven houden. Als ze er afstand van deed, zou ze hem definitief kwijtraken.

Om haar ziekelijke nieuwsgierigheid te bevredigen en een poging te doen beter inzicht te krijgen in de dingen waarmee ze worstelde, had Mariana de afgelopen weken alles wat Freud over verdriet en verlies had geschreven, nogmaals gelezen. En hij be- weerde dat na de dood van een geliefde het verlies in psychologi- sche zin moet worden aanvaard en dat de overledene moet wor- den losgelaten, omdat men anders het risico loopt ten prooi te vallen aan permanente rouw, wat hij melancholie noemde, en wat nu depressie heet.

Mariana begreep dit. Ze wist dat ze Sebastian moest loslaten, maar ze kon het niet, omdat ze nog steeds verliefd op hem was. Ze

 

14


was verliefd op hem, ook al was hij verdwenen, als achter een slui- er ‘achter de sluier, achter de sluier’ wie had dat ook alweer ge- schreven? Tennyson, waarschijnlijk.

Achter de sluier.

Zo voelde het. Sinds Sebastian was gestorven, zag Mariana de wereld niet meer in kleur. Het leven was dof en grijs; het leven was ver weg, het zat achter een sluier, was bedekt door een nevel van verdriet.

Ze had zich verstopt, voor de wereld, voor het lawaai, voor het leed – ze was weggekropen in haar cocon, in haar werk, in haar gele huisje.

En daar zou ze zijn gebleven als Zoë haar op die avond in okto- ber niet had opgebeld vanuit Cambridge.

Zoë’s telefoontje, na de maandagavondgroep, daarmee was het begonnen.

Daarmee was de nachtmerrie begonnen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

15


 

2

 

 

De maandagavondgroep kwam bijeen in Mariana’s voorkamer.

Het was een ruime kamer, die voor therapie werd gebruikt sinds Mariana en Sebastian in het gele huis waren getrokken.

Wat hadden ze van dat huis gehouden. Het stond aan de voet van Primrose Hill in het noordwesten van Londen en was in de- zelfde kleur geschilderd als de rozen die ’s zomers op de heuvel bloeiden. Tegen een van de muren groeide kamperfoelie, die in de zomermaanden voor een zee van witte bloemen zorgde waarvan de zoete geur door de open ramen naar binnen dreef, de trap op sloop en zich tot in alle kamers verspreidde.

Het was die maandagavond warm voor de tijd van het jaar. Het was begin oktober, maar de nazomer bleef hangen als een treuze- lende gast die zich blind hield voor het feit dat de dorre bladeren aan de bomen hem vertellen dat het tijd was om afscheid te ne- men. De namiddagzon stroomde naar binnen en gaf de kamer een rossige gouden gloed. Voor de aanvang van de sessie deed Mariana de gordijnen dicht, maar ze liet de schuiframen open voor wat frisse lucht.

Ze zette de stoelen in een kring.

Negen stoelen. Een voor elk lid van de groep en een voor Mari- ana. In theorie moesten alle stoelen gelijk zijn, maar in de praktijk lukte zoiets niet altijd. Ondanks al haar goede bedoelingen had ze door de jaren heen een bonte verzameling rechte stoelen bij elkaar weten te krijgen, die niet alleen in vorm en grootte van elkaar ver- schilden, maar ook van verschillende materialen waren gemaakt. Dat ze de kwestie van de stoelen zo ontspannen tegemoet trad,

 

16


was typerend voor hoe ze haar groepen leidde. Mariana had een informele, om niet te zeggen aparte aanpak.

Therapie, in het bijzonder groepstherapie, was een ironische beroepskeuze voor Mariana. Ze had altijd een tegenstrijdig gevoel gehad wat groepen betreft, er zelfs achterdocht voor gekoesterd, al sinds ze klein was.

Ze was opgegroeid in Griekenland, in een buitenwijk van Athe- ne, in een oud, bouwvallig huis boven op een heuvel die was be- dekt met een zwart-groene waas van olijfbomen. Als jong meisje zat Mariana vaak op de roestige schommel in de tuin te staren naar de oeroude stad die voor haar lag uitgespreid, helemaal tot aan de zuilen van het Parthenon op de heuvel in de verte. De stad leek zo groot en onbegrensd dat Mariana zich klein en onbedui- dend voelde en ernaar keek met een bijgelovig voorgevoel.

Als ze samen met de huishoudster boodschappen deed op de drukke, rumoerige markt in het centrum van Athene, voelde ze zich gespannen, en ze was altijd blij en een beetje verbaasd als ze weer ongedeerd thuiskwamen. Ze was huiverig voor grote groe- pen mensen, ook toen ze ouder werd. Op school stond ze aan de zijlijn, met het gevoel dat ze er niet bij hoorde. Dat gevoel, dat je overal buiten stond, was iets wat je niet makkelijk van je afzette. Jaren later leerde ze in therapie dat het schoolplein een macrokos- mos was van hun gezin: haar onbehagen gold niet zozeer het schoolplein, de markt of grote menigten, maar het gezin waarin ze opgroeide en het eenzame huis waarin ze werd grootgebracht.

In hun huis was het altijd koud, ondanks dat Griekenland een warm land was. Het voelde leeg, verstoken van warmte, zowel li- chamelijk als emotioneel. Dit was grotendeels te wijten aan Mari- ana’s vader, die in veel opzichten een opmerkelijke figuur was – knap om te zien, krachtig, scherp als een mes maar die erg inge- wikkeld in elkaar zat. Mariana vermoedde dat hij in zijn prille jeugd onherstelbaar was beschadigd. Ze had de ouders van haar vader nooit ontmoet en hij noemde hen zelden. Zijn vader was zeeman en hoe minder er werd gezegd over zijn moeder, hoe be-

 

17


ter. Ze werkte in de haven, had hij gezegd, met zo’n beschaamde blik dat Mariana eruit begreep dat ze waarschijnlijk een prosti- tuee was geweest.

Haar vader groeide op in de sloppenwijken van Athene en rond de haven van Piraeus. Hij ging al jong op de schepen werken en leerde alles over de handel en invoer van koffie, graan en, naar Mariana veronderstelde, minder respectabele goederen. Op zijn vijfentwintigste was hij eigenaar van een boot en een eigen scheep- vaartbedrijf. Met een combinatie van meedogenloosheid, bloed en zweet breidde hij het bedrijf uit tot een klein imperium.

Hij had iets van een koning, dacht Mariana, of een dictator. La- ter zou ze erachter komen dat hij steenrijk was. Gezien hun sobe- re, spartaanse manier van leven had ze dat nooit vermoed. Mis- schien had haar moeder, haar zachtaardige, tere, Engelse moeder, hem wat zachter kunnen maken als ze in leven was gebleven, maar zij was jammer genoeg jong gestorven, kort na Mariana’s ge- boorte.

Als kind was Mariana zich altijd sterk van dit verlies bewust ge- weest. Nu wist ze dat een baby zich voor het eerst van zichzelf be- wust wordt via de blik van zijn ouders. Vanaf je geboorte wordt er naar je gekeken, en de uitdrukking op het gezicht van je ouders, dat wat je ziet in de spiegel van hun ogen, bepaalt hoe je jezelf ziet. Mariana had de blik van haar moeder moeten ontberen, en haar vader had moeite om haar aan te kijken en keek meestal langs haar heen als hij tegen haar sprak. Ook als Mariana naar links en rechts schuifelde om te proberen binnen zijn blikveld te komen en door hem gezien te worden, was ze op de een of andere manier al- tijd buiten beeld gebleven.

In de zeldzame gevallen dat ze een glimp opving van wat er in zijn ogen lag, zag ze slechts verachting en diepe teleurstelling. Zijn ogen vertelden haar de waarheid: ze was niet goed genoeg. Hoe ze ook haar best deed, ze had altijd het gevoel dat ze tekortschoot, dat ze de verkeerde dingen deed of zei. Het feit dat ze bestond leek hem al te irriteren. Hij was het altijd met haar oneens, ongeacht

 

18


het onderwerp van gesprek; hij was een Petruchio en zij een Kate

– als ze zei dat het koud was, zei hij dat het warm was; als ze zei dat de zon scheen, beweerde hij dat het regende. Maar ondanks zijn kritiek en tegenspraak hield Mariana van hem. Ze had niemand anders dan hij en ze verlangde ernaar zijn liefde waard te zijn.

Ze ontving als kind weinig liefde. Ze had een oudere zus, maar met haar had ze nauwelijks contact. Elisa was zeven jaar ouder en interesseerde zich niet voor haar verlegen zusje. In de lange zo- mermaanden speelde Mariana in haar eentje in de tuin, onder het toeziend oog van de strenge huishoudster. Geen wonder dat ze eenzelvig werd en zich ongemakkelijk voelde tussen de mensen.

De ironie van het feit dat ze groepstherapeute was geworden, ontging Mariana niet, maar paradoxaal genoeg had ze veel profijt van haar tegenstrijdige gevoel ten opzichte van vreemden. In groepstherapie lag de nadruk op de groep, niet het individu; om een succesvolle groepstherapeut te zijn, moest je – tot op zekere hoogte onzichtbaar zijn.

Daar was Mariana goed in.

Tijdens de sessies hield ze zich zo veel mogelijk afzijdig. Ze kwam alleen tussenbeide als het gesprek stokte, als het nuttig was een interpretatie te geven, of als er iets misging.

Op die bewuste maandagavond ontstond er al snel een strijd- punt, waardoor inmenging was vereist. En zoals meestal was Henry de oorzaak.

 

 

 

 

 

 

 

 

19


 

3

 

 

Henry kwam pas binnen toen alle anderen er al waren. Hij zag er verhit uit en was buiten adem. Hij leek ook niet al te stevig op zijn benen te staan. Mariana vroeg zich af of hij high was. Het zou haar niet verbazen. Ze verdacht hem ervan misbruik te maken van zijn medicatie, maar omdat ze zijn therapeute was, niet zijn huisarts, kon ze daar niets tegen doen.

Henry Booth was pas vijfendertig, maar hij zag er ouder uit. Zijn rossige haar was doorweven met grijs en zijn gezicht was net zo gekreukeld als zijn overhemd. Hij had altijd een frons tussen zijn wenkbrauwen en wekte daardoor de indruk voortdurend ge- spannen te zijn, en op uitbarsten te staan. Hij deed Mariana den- ken aan een bokser of een vechter, die elk moment een dreun ver- wacht, of staat te popelen om iemand te lijf te gaan.

Henry verontschuldigde zich mompelend voor zijn late aan- komst en ging zitten. Hij had een kartonnen beker met koffie in zijn hand.

En de koffie was het probleem.

Liz had meteen iets aan te merken. Liz was een gepensioneerde onderwijzeres van midden zeventig, die erop stond dat alles werd gedaan ‘zoals het hoort’. Mariana vond haar een beetje vermoei- end, soms zelfs irritant. Ze wist dat Liz er iets van zou zeggen.

‘Dat mag niet.’ Liz wees met een van verontwaardiging trillende wijsvinger naar Henry’s beker. ‘We mogen geen eten en drinken meebrengen. En dat weet jij best.’

Henry bromde: ‘Waarom mag dat niet?’ ‘Er zijn regels.’

 

20


‘Zeik toch niet zo, Liz.’

‘Wat? Mariana, hoorde je wat hij tegen me zei?’

Liz barstte in huilen uit en daarna raakten de gemoederen al snel verhit, wat uitmondde in de zoveelste ruzie tussen Henry en de rest van de groep, die zich eendrachtig tegen hem keerde.

Mariana hield de situatie goed in de gaten, vooral Henry, om te zien hoe hij het opnam. Hij deed wel heel stoer, maar hij was een bijzonder kwetsbaar individu. Als kind was Henry door zijn va- der op gruwelijke manieren mishandeld en misbruikt. Op een ge- geven moment had de kinderbescherming ingegrepen, waarna Henry bij een reeks van pleeggezinnen terecht was gekomen. Henry was een opmerkelijk intelligente jongen en een poosje had het ernaar uitgezien dat hij het, ondanks alles wat hij had door- staan, toch zou gaan redden. Nadat hij de middelbare school had afgemaakt, ging hij natuurkunde studeren, maar het duurde maar een paar weken voordat hij door zijn verleden werd ingehaald. Hij stortte volledig in en kwam die inzinking nooit meer te boven. Na een trieste geschiedenis van zelfmutilatie, drugsverslaving, zenuw- instortingen en meerdere ziekenhuisopnamen werd hij door zijn psychiater naar Mariana doorverwezen.

Mariana had een zwak voor Henry, waarschijnlijk omdat hij zo’n rotleven had gehad, maar ze was er niet zeker van of ze er goed aan had gedaan hem in de groep op te nemen. Niet omdat hij veel vaker van slag was dan de anderen, want ernstig zieke pa- tiënten konden zeer effectief geholpen en genezen worden door een groep, maar omdat mensen als hij een groep volledig konden ontwrichten. Afgunst en agressie staken snel de kop op, niet al- leen door externe oorzaken mensen die er niet bij hoorden maar ook door duistere en gevaarlijke invloeden binnen de groep. Henry was een paar maanden geleden bij de groep gekomen en had vanaf het begin conflicten veroorzaakt. Zo was hij. Hij had een sluimerende agressie en zacht borrelende woede in zich en wist die niet altijd te beheersen.

Maar Mariana gaf het nog niet op; zolang ze de groep onder

 

21


controle kon houden, wilde ze met hem blijven werken. Ze ge- loofde in de groep, in de acht personen die de kring vormden; ze geloofde in de kring en de helende kracht ervan. Als ze in de juiste stemming was, sprak ze in mystieke termen over de kracht van de kring, van cirkels: de zon, de maan, de aarde; de planeten die zich door het heelal bewogen; het wiel; de koepels van kerken; de trouwring. Volgens Plato was de ziel een cirkel, en dat vond Ma- riana heel logisch. Het leven was ook een cirkel, van de geboorte tot de dood.

Als groepstherapie goed werkte, vond er binnen de kring een klein wonder plaats dan ontstond er een organisme: een groeps- geest, een gezamenlijk denken. Dit werd ‘Big Mind’ genoemd. Het was meer dan de som van de delen, intelligenter dan de therapeut en elk van de deelnemers. Big Mind was wijsheid, geneeskracht en geborgenheid. Mariana had die kracht vaak ervaren. Binnen de kring in haar voorkamer waren door de jaren heen veel geesten opgeroepen en te ruste gelegd.

Vandaag was het Liz die van streek was. Vanwege de koffie. Dat Henry regels negeerde omdat hij dacht dat ze voor hem niet gol- den, wekte veel woede en afkeer in haar op. Plotseling besefte ze dat Henry haar deed denken aan haar broer, die altijd was voorge- trokken en haar genadeloos had gepest. Alle woede ten opzichte van haar broer kwam naar de oppervlakte, en dat was heel goed, vond Mariana. Het was hoog tijd. Op voorwaarde dat Henry het kon verdragen om als psychologische boksbal te dienen.

Wat uiteraard niet zo was.

Opeens vloog Henry overeind. Met een gekwelde kreet smeet hij de beker in het midden van de kring. Een plas donkere koffie spreidde zich uit over de houten vloer.

De andere leden van de groep reageerden onmiddellijk, luid en een beetje hysterisch van verontwaardiging. Liz begon te huilen. Henry maakte aanstalten om weg te gaan, maar Mariana haalde hem over te blijven en erover te praten.

‘Het is maar koffie,’ zei Henry. Hij klonk als een verbolgen kind.

 

22


‘Het gaat niet om de koffie,’ zei Mariana. ‘Het gaat om grenzen, de grenzen van deze groep, de regels die we moeten gehoorza- men. We hebben het hier al vaker over gehad. We kunnen niet aan therapie deelnemen als we ons onveilig voelen. Door grenzen voelen we ons veilig. Grenzen is waar het bij therapie om gaat.’

Henry staarde haar wezenloos aan. Mariana wist dat hij het niet begreep. Grenzen waren per definitie het eerste wat verdween als een kind werd misbruikt. Al Henry’s grenzen waren kapotge- maakt toen hij nog maar een kleine jongen was. Het gevolg was dat hij het concept niet begreep. Net zomin als hij begreep dat hij mensen een ongemakkelijk gevoel gaf door hen lichamelijk en geestelijk niet voldoende ruimte te geven hij stond te dichtbij als hij met je sprak, had veel behoefte aan aandacht, meer dan Maria- na ooit bij een van haar patiënten had meegemaakt. Niets was ooit genoeg. Hij zou bij haar intrekken als ze hem de kans gaf. Het was aan haar om de grens tussen hen in stand te houden, de begren- zingen van hun professionele relatie op een gezonde manier te be- palen. Dat was haar taak als therapeute.

Maar Henry dreef haar tot het uiterste. Hij zat haar altijd te jen- nen, te stangen... en ze wist zo onderhand niet meer hoe ze daar- mee om moest gaan.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten