Met ‘De witte weduwe’ verwent Michael Kestemont zijn lezerspubliek voor de tweede keer in twee jaar tijd met een spannend boek waarin de Belgische koninklijke familie opnieuw een belangrijke rol krijgt toebedeeld. Ik mocht de auteur enkele vragen stellen.
●
Michael,
zou je jezelf even kort willen voorstellen aan de bezoekers van
Thrillerlezers!?
Mike
– “Michael” is mijn geheimzinnige schuilnaam – Kestemont
is een geboren en getogen Brusselaar die aan de Universiteit Antwerpen
computationele letterkunde doceert. Hij houdt van cultuurgeschiedenis (zeker de
middeleeuwse) en spannende verhalen, maar even goed van een ijskoude Duvel
Tripel Hop en buitenshuis koken.
●
Wat voor
schrijver ben je? Schrijf je elke
dag? Schrijf je vele uren na elkaar?
Ik
schrijf doorgaans zeker niet elke dag, maar eerder in fases: bij het afronden
van een boek bijvoorbeeld kan ik wel als een betezene tekeer gaan op het
toetsenbord. Ik heb een druk professioneel bestaan en dito familieleven
(met twee jonge kinderen), dus meestal kan ik slechts enkele uren aan het einde
van de dag uit m’n planning stelen. Hele dagen enkel schrijven, hou ik meestal
niet vol.
●
Ben je een
schrijver die de noodzaak voelt om zich af te zonderen of ben je daarentegen
een auteur die mensen om zich heen wil? Heb je een klankbord nodig?
Ik ben een sociaal wezen en werk nog het beste
in drukke, rumoerige contexten, zoals op een
zomerterras of zelfs op een feest. Ik kan mezelf
mentaal perfect afzonderen van het geroezemoes. Ik laat mijn manuscripten vaak
door zoveel mogelijk mensen op voorhand lezen (mijn jongste zus is altijd mijn
eerste lezer, in de fase waarin ik nog erg onzeker ben): het is
erg belangrijk om constructief met kritiek om te gaan, al kan dat erg moeilijk
zijn. Ik heb wel fantastische collega’s die enorm nuttige
feedback geven.
●
Als docent
aan het departement Letterkunde aan de UA hoeft het niet te verwonderen dat je
van taal houdt. Met ‘De witte weduwe’
schrijf je jouw tweede boek. Waarom
heeft je eerste boek zo lang op zich laten wachten?
Tot
voor kort had ik mezelf nooit als schrijver gezien (toch niet van fictie). Het idee om een roman te schrijven heb ik
eigenlijk opgedaan tijdens een experiment op het werk, waarbij we een computer
een verhaal probeerden te laten schrijven. Ik besefte toen dat ik eigenlijk
helemaal geen idee had van hoe je een langer verhaal opbouwt en dan heb ik het
zelf maar eens geprobeerd. Van het een kwam het ander.
● Inhoudelijk ligt jouw expertise vooral bij de historische (middeleeuwse) literatuur. Neem je die expertise mee in jouw schrijfproces?
Zeker, op sommige vlakken denk ik eerder als
een middeleeuwse dan een hedendaagse auteur. Ik vind het bijvoorbeeld niet zo
belangrijk om kost wat kost te vernieuwen en schrijf over thema’s waarover al
honderden boeken zijn geschreven. Voor mij is wat je vertelt minder belangrijk
dan hoe je je probeert
te onderscheiden van je voorgangers.
●
Hoe, waar
is het idee ontstaan voor ‘De witte weduwe’?
Ik wilde absoluut iets doen rond een “heist” of
meesterkraak. De afgelopen jaren heb ik prachtige films en series in dat genre
gezien: iets ouder is Prison break, maar ook Casa de papel vond
ik geweldig. De Vlaamse serie De Dag was ook zeer de moeite waard. Het
leek me erg moeilijk om zoiets in een boek te doen, omdat je veel minder
visueel kan werken. Die uitdaging sprak me erg aan.
●
Hoeveel
voorbereiding ging er aan het schrijven van het boek vooraf?
Voor elke 20 bladzijden in de uiteindelijke roman lees ik toch zeker één volledig geschiedkundig werk. Dat betekent dat je vooronderzoek toch al snel aan een half jaar zit. Daar komt dan nog eens een klein half jaar aan uitschrijven bij.
●
Lag het
plot vast van bij het begin?
Bepaalde
elementen zeker wel, maar het einde durf ik meestal niet op voorhand vast te
leggen – al zou ik dat beter wel doen!
●
Het boek
bulkt van de info en de weetjes. Weet je
op voorhand wat je op welk moment in het verhaal gaat gebruiken?
Niet
echt: het is meestal net erg leuk om geschikte plekken in het verhaal
te vinden waar een personage dergelijke weetjes kan laten vallen zonder dat het
te belerend overkomt. Dat is best moeilijk.
●
‘De witte
weduwe’ is jouw tweede boek en voor de tweede keer reserveer je een rol voor
het Belgische koningshuis. Heb je een
speciale connectie met het koningshuis?
In
een land met een complexe structuur en geschiedenis blijf ik de monarchie een
interessant fenomeen vinden. (Mijn lezers overigens ook, merk
ik.)
●
De fases
van een meesterdiefstal worden aangekondigd door middel van Italiaanse
termen. Vanwaar je keuze voor de
Italiaanse taal?
Ik
wilde de meesterdief een pedant, overdreven verfijnd kantje geven. Dat schreeuwt om Italiaans.
●
Je bent
heel erg vertrouwd met de scheepsterminologie.
Gewoon parate kennis of het resultaat van studie als voorbereiding op
het boek?
Haha,
daar was ik mezelf niet van bewust… Over de Mercator heb ik natuurlijk flink
wat gelezen maar ik wist niet dat ik daaraan extra “nautische”
woordenschat had overgehouden! Ik hou wel erg van schepen, al vaar ik niet heel
vaak.
● Je bent ook te horen op KLARA. Zijn er raakpunten tussen werken voor de
radio en schrijven?
De stukjes over de canon-teksten op Radio Klara waren erg fijn om als wetenschapper aan mee te werken. Dat ik bijvoorbeeld Karel ende Elegast mocht bespreken [link: https://klara.be/de-canon-06-karel-ende-elegast-met-mike-kestemont-0], kwam bovendien erg goed uit omdat dit verhaal ook een inspiratiebron voor De witte weduwe was. Ik hou erg veel van deze middeleeuwse teksten en het is altijd fijn om iets van die passie te kunnen delen met een groter publiek.
●
Je bent
een behoorlijk bezige bij: je doceert aan de unief, je besprak Karel ende
Elegast voor Radio Klara, je schrijft.
Hoe doe je dat allemaal? Telt
jouw dag meer dan 24 uren?
Neen, ik wou net dat een dag meer dan 24 uren telde! Ik kijk zelden televisie en heb jonge kinderen die vaak erg vroeg wakker zijn. Veel van mijn werk doe ik daarom (helaas!) als anderen nog slapen.
●
Hoe is bij
jou de liefde voor cultuur ontstaan?
Ik vermoed dat mijn ouders en familie daar wel een rol in
hebben gespeeld. Als kind heb ik met hen heel West-Europa rondgereisd en alle
grote culturele centra bezocht. Die plekken zijn me toch altijd bijgebleven.
Verder heb ik enkele bijzonder sterke docenten gehad, bijvoorbeeld in de
klassieke talen, hetgeen ik altijd als
een voorrecht heb ervaren.
●
Bezoek jij
veel musea? Welk museum is voor jou
bijzonder? Waarom?
Dat gebeurt zeker, maar ik associeer dat toch vooral met
vakantieperiodes, want tijdens het academisch jaar is daar zelden tijd voor.
Een bijzonder museum (deels in open lucht) vond ik de site van Sutton Hoo in
Engeland, een verzameling vroegmiddeleeuwse grafheuvels waarin men fantastische
kunstschatten heeft ontdekt. Je waant je zo in het decor van de Beowulf.
Dat is vooral een knipoog naar het huidige debat over open access in de wetenschap, maar ook in de erfgoedsector: bibliotheken en musea moeten erop gericht zijn om hun collecties te ontsluiten en dus toegankelijker te maken voor het publiek, maar nog veel te veel instellingen kiezen ervoor om hun collecties angstvallig achter een betaalmuur af te schermen. Die conservatieve reflex staat volgens mij haaks op wat de missie van deze instellingen zou moeten zijn. Ik denk wel dat er beterschap op komst is in deze context.
●
Stel dat
je zomaar een kunstwerk voor het uitkiezen zou hebben, zou je het aanbod
aannemen? Welk kunstwerk zou dat dan
zijn?
Leuke vraag. In Parijs ga ik altijd eens kijken naar Les
raboteurs de parquet van Caillebotte in het Musée d'Orsay. Het schilderij
maakt me erg rustig en ik krijg altijd zin om mee te beginnen schrapen met die
mannen. Ik heb er wel een mooie poster van maar ik zou het niet erg vinden om
die voor het origineel in te ruilen!
●
Het is
waarschijnlijk moeilijk kiezen, maar heb jij net als Charlotte een boek dat je
boven alle andere verkiest, zoals Charlotte telkens weer kiest voor Perceval et
le conte du Graal?
In de Nederlandse literatuur staat Van den vos Reynaerde met stip op één in mijn persoonlijke canon (waarom leg ik hier uit: https://klara.be/de-canon-05-van-den-vos-reynaerde-met-mike-kestemont-0). Wat iets recentere literatuur betreft, zou ik het Verzameld werk van Willem Elsschot vernoemen – dat ik maar blijf herlezen. Wat poëzie betreft zou ik twijfelen tussen Lucebert of T.S. Eliot – zijn kille en verwarrende Waste Land blijft me ook boeien.
●
Wat
betekent Chrétien de Troyes voor jou?
Hij is een mysterieus auteur omdat hij aan het begin
staat van een ontzagwekkende literaire traditie en tot de bekendste van de
middeleeuwse dichters behoort, maar tegelijkertijd weten we helemaal niets over
hem. Hoe hij bijvoorbeeld in Gent is terecht gekomen en in welke omstandigheden
hij gewerkt heeft of gestorven is, blijft een raadsel. Die waas van onzekerheid
is stimulerend en creëert ruimte om verhalen te verzinnen. Twijfel en
onzekerheid zijn de perfecte voedingsbodem voor fictie.
●
Heb je een
bijzondere affiniteit met Koning Arthur en zijn ridders van de ronde
tafel? Waarom?
Ik
ben altijd al geboeid geweest door heldenverhalen, zeker ook als kind, maar ik
had vooral fantastische docenten middeleeuwse literatuur aan de universiteit.
Het ontrafelen van feit en fictie in deze oude legendes, die vaak toch een
historische kern bezitten, is iets wat me enorm
boeit.
●
Wat boeit
jou in het verhaal van de zoektocht naar de graal?
De
zoektocht naar de graal is interessant omdat we eigenlijk niet goed weten naar
wat we precies zoeken. Elke generatie heeft steevast z’n eigen invulling aan
dat mysterieuze object gegeven. Is het een visschotel? Een kelk? Een
massavernietingswapen? Een verborgen dochter? In het boek leg ik uit waarom
zoiets een zogenaamde MacGuffin is, een term van Hitchcock. Het doet er niet
toe wat je zoekt: de zoektocht zelf staat voorop en vooral wat je tijdens die
queeste over jezelf leert.
●
Wat is
jouw MacGuffin?
Dat is een leuke vraag! Ik denk dat ik dan toch voor de waarheid zou opteren in verband met de diefstal van de Rechtvaardige rechters – het onderwerp van mijn eerste roman, De zwarte koning. Ik heb daarover zo verschrikkelijk veel opzoekingen gedaan dat ik er nu echt veel voor zou geven om te weten te komen wat er in hemelsnaam met dat vervloekte paneel is gebeurd. Het is een echte MacGuffin, want eigenlijk maakt het voor mij persoonlijk niets uit, maar ik zou het toch enorm graag weten.
● Komt er een vervolg of is ‘De witte weduwe’ een op zich staand verhaal?
Dit boek was opgezet als een (subtiel) vervolg op De zwarte koning. Het oorspronkelijke plan was steeds om er nog een derde Anna Vleminckx-verhaal aan toe te voegen – dat kon je al een beetje raden op basis van de laatste zin in De witte weduwe. Inderdaad! De drie boeken zou je dan als een soort Parcifal-trilogie kunnen zien, die in het teken staan van een soort ‘queeste’ die in het derde deel zal worden afgerond.
●
Ben je
ondertussen gestart met het schrijven van een nieuw boek? Wanneer mogen we ons aan een nieuwe Michael
Kestemont verwachten?
Voorlopig
stel ik mezelf geen deadlines. Ik wil het de komende maanden even wat kalmer
aan doen en me wat bezinnen. Het tweede boek is erg snel gevolgd op het eerste
en dan is een adempauze geen slecht idee. Reculer pour mieux sauter.
Wij van Thrillerlezers! gunnen Michael Kestemont deze adempauze van harte, maar tegelijkertijd kijken we reikhalzend uit naar zijn volgende boek. Deel drie in de Anna Vleminckx-reeks staat al op ons verlanglijstje!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten