Hugo, welkom bij Thrillerlezers!.
Na
‘Verast’ en ‘De Brexitmoorden’ schrijf je met ‘Het jaar van de slang’ je derde
thriller. Een korte speurtocht op het
internet leert me dat je in een vorig leven werkzaam was in het onderwijs. Vanwaar de carrièreswitch?
Ik werkte in het
hoger onderwijs, en daar was een jaar of vijf geleden de zoveelste
herstructurering aan de gang. Mijn job zou er niet interessanter op worden; nog
meer vergaderingen, nog minder colleges geven. Er moesten een paar man uit,
verspreid over verschillende leeftijdscohorten. Het lot had mij ook kunnen
treffen maar ik ben zelf gegaan, met een alleszins redelijke ‘regeling’. Vanaf
toen ben ik full time met schrijven bezig, hoewel ik ook aan commerciële
opdrachten werk en dus niet alleen boeken schrijf. Heel af en toe geef ik wel
nog les. Zomers zakt het aantal commerciële opdrachten wat in, dus probeer ik op
die manier een buffer op te bouwen met een paar uurtjes les op een middelbare
school. Maar ‘I am only in it for the money’. Door alle regeltjes, bedilzucht
en onderwijsvernieuwingen – die in mijn ogen vrijwel allemaal verslechteringen
zijn – heb ik niet echt meer het plezier in lesgeven dat ik vroeger had.
Je
staat ook te boek als historicus. Waar
gaat jouw interesse vooral naar uit (een periode, een stroming, …)?
Alles, behalve de
Oudheid. Voor mij begint het dus pas rond het jaar 500. Officieel ben ik
afgestudeerd op de Nieuwste Geschiedenis (ruwweg van de Franse Revolutie t/m de
dag van vandaag), maar of het nu middeleeuwse kathedralen zijn, de gevolgen van
het Partagetraktaat voor Limburg, of de uitvinding van het WC-papier: het
interesseert me allemaal. Mijn eerste roman (Offer voor een verloren zaak,
2017, The House of Books) speelde in de Eerste Wereldoorlog. Het verhaal is
verzonnen, maar de hoofdfiguren (twee Duitse soldaten bij het uitbreken van de
oorlog in 1914) hebben echt bestaan; het zijn voorvaderen van mij. Ooit wil ik
overigens nog een romancyclus schrijven die in de Middeleeuwen speelt. Het plot
voor vier delen ligt al klaar, nu nog een uitgever vinden die erin trapt…
Hoe
ziet een doorsneewerkdag er voor jou uit?
Doorsnee bestaat
niet echt, omdat ik in verschillende periodes erg verschillende dingen doe.
Maar als ik met een boek bezig ben, dan sta ik vrij laat op, meestal pas rond
de middag. Eerst ontbijten, en dan eventueel de administratie, boodschappen of
andere verplichte nummertjes. Dan ga ik schrijven, researchen, plot bedenken
etc. Dat wil ik zoveel mogelijk in één ‘tijdslot’ doen, zonder dat ik
onderbroken word door mails, klusjes, telefoontjes, etc. Na het avondeten (mijn
dag is dan pas half bezig) kan het zijn dat ik een serie kijk met mijn vriendin
(we houden allebei wel van crime), maar ondertussen blijven de raderen op de
achtergrond draaien en maak ik vaak aantekeningen. Als zij om een rond 11 uur
naar bed gaat, ga ik nog even door met werken, meestal tot een uur of 4-5. De
nacht is van mij, omdat niemand hem hoeft. (citaat van de meester zelf ;-)
Wat
heeft jou geïnspireerd tot het schrijven van ‘Het jaar van de slang’?
Het idee kreeg ik
toen ik bezig was aan mijn vorige boek (De Brexitmoorden). Daar is af en toe
sprake van klimaatbetogingen, omdat die ook daadwerkelijk plaatsvonden toen ik
aan het schrijven was. Ik vond het als thema de moeite waard om in een apart
boek te verwerken. Daarnaast heb ik een lijst met ideeën, van een paar woorden
tot maximaal een regel of twee. Zoiets als ‘Man wordt dood gevonden in eigen
auto’. Het thema verbind ik dan met dat idee, zo ontstaat langzaam maar zeker
iets dat op een plot lijkt.
Ligt
het plot reeds in grote lijnen vast op het moment dat je begint te schrijven?
Elke schrijver die
beweert van niet, die liegt. Zeker in crime/thrillers. Een boek of film is
spannend omdat het aan een aantal wetmatigheden voldoet. Vrij precies zelfs: op
25, 50 75 en 90% van elk (goed) boek, gebeurt iets belangrijks, iets groots.
Dat kan alleen als je goed gepland/geplot hebt.
Daarnaast kan het
wel dat een plot gaandeweg wat verandert. Een van die ‘plotpunten’ verschuift,
of ik gebruikt iets totaal anders, ik streep een karakter bij nader inzien toch
weg, etc. Dat heeft met het schrijven zelf te maken, dan schieten me in een
scène vaak aardigheden te binnen die ik alleen kan zien als ik erbij ben.
Jawel, je leest het goed: ik ben zelf bij alle scènes ter plekke als
toeschouwer. Ik hoef alleen maar op te schrijven wat er gebeurt en wat ze
zeggen. ;-)
Commissaris
Cools is al aan zijn derde avontuur bezig.
In welke mate beïnvloedt zijn personage de verhaallijnen?
Weinig. Natuurlijk
zou het een totaal ander boek worden als hij niet was wie hij nu eenmaal is,
maar veel daarvan zit niet in de hoofdlijn van het verhaal. De cases zelf
kunnen ook door andersoortige commissarissen worden opgelost. Misschien wel
sneller, of met minder gedoe. Dat gedoe is dan wel weer erg eigen Cools. Maar het
criminele gevaar zelf komt altijd van externen (zoals alle plots), en daar
heeft zelfs een ‘grumpy commissioner’ weinig vat op. Dat gebrek aan grip op de
dingen, zorgt trouwens ook voor een klassieke spanningsboog.
Hoe
is het personage van Stef Cools tot stand
gekomen? Had je daarbij iemand in het
bijzonder in gedachten?
Niet echt. Ik
wilde graag een ‘policier’ schrijven, een detective. Uit een soort
jongensachtige interesse voor de politie. Vervolgens ben ik zelf nogal
onaangepast als het om hiërarchische verhoudingen gaat, dus dat de hoofdfiguur
ook lekker tegendraads moest zijn, dat stond voor mij vast. Verder laat ik hem
met een satanisch genoegen allemaal dingen doen die wij ‘normale mensen’ niet
mogen. Hij drinkt, rookt, vloekt… Beschouw het maar als mijn antwoord op onze
aangeharkte, keurig uitgeknipte en opgeplakte maatschappij.
Overigens heb ik
zelf wel een beeld van Cools, zoals bij de meesten van mijn personages.
Vermits
je nauw ‘samenwerkt’ met Stef Cools, mogen we
veronderstellen dat hij trekjes heeft die ook terug te vinden zijn in de
persoonlijkheid van zijn geestelijke vader?
Welke?
Die vraag krijg ik
inderdaad vaak. Ik zit in heel veel personages. Het gedrevene van Ilse herken
ik in mezelf. Het laconieke van Cif. En ja; het onaangepaste van Cools. Alleen
maken mijn personages natuurlijk veel extremere dingen mee, en reageren ze ook
veel extremer. Zo supergevat als Cools heel vaak is bijvoorbeeld, zo vind je in
het ‘echte leven’ natuurlijk bijna niemand.
Is commissaris
Cools een gepassioneerd personage? En
Hugo Luijten? Welke passies drijven jou?
Ik denk niet dat
Cools gepassioneerd is, overigens. Hij vertrouwt het alleen vaak niet, en dan
wil hij de onderste steen boven. Maar het liefst zou hij de hele dag in op café
zitten, vermoed ik.
De vraag
beantwoordend: passie… ik vind dat een lastige term. Ik kan helemaal opgaan in
schrijven. Als ik een lezing geef of een radiopraatje hou, dan hoor ik vaak van
toehoorders dat ze ge-enthousiasmeerd raakten. Ik kan enorm genieten van muziek
maken en luisteren (ik speel op een hoog niveau bastuba). Maar gepassioneerd…
ik weet niet of ik dat ben hoor.
De
commissaris van politie gebruikt een heel arsenaal aan krachttermen. Kan je uitleggen waarom je hem met deze
vaardigheid hebt gezegend?
Vooral in Nederland
boven de rivieren kreeg ik daar bij lezingen etc. al vaak commentaar op, in het
zuiden en Vlaanderen nog nooit. Ik denk dat het iets calvinistisch is, om
meteen iets van dat vloeken ‘te vinden’. Katholieken vloeken meer, is mijn
ervaring. Het heeft dus ook iets provocerends, iets tegen de gevestigde orde,
tegen het brave, volgzame, afgeborstelde. Zowel van mijzelf overigens, als voor
de romanfiguur Stef Cools. De anderen personages vloeken ook wel, maar niet zo
uit hun kleine teen als Cools. Dat maakt hem al meteen onaantrekkelijk voor
tegenspelers die wat meer op hun woorden (willen) letten.
Meermaals
drijft hij zijn overste Durbecq tot wanhoop met zijn acties en discussies. Ga jij graag in discussie?
Ik ben een
conflictvermijder, echt ruzie zal ik zelden maken. Maar discussies ga ik niet
uit de weg. Ik heb nogal een harde stem, dus van een afstandje denken mensen
vaak dat ik ruzie sta te maken met mijn debatpartner. Maar dat is dus
discussiëren. Dat kan over van alles zijn, serieuze dingen als politiek of
muziek. Maar het kan net zo goed gaan over iets onnozels of Ringo Starr echt
een ‘linkshandige drummer’ is, of dat dat een marketingverhaaltje is (dat laatste,
overigens).
In
het ‘Zolderkot’ bij Bolleke (kan het nog Antwerpser?) in de Kelderstraat kan Stef
Cools tot rust komen. Heb jij ergens in
Antwerpen zo’n toevluchtsoord?
Jawel, dat is café
Het Keldergat in de Kelderstraat. Zolang het er nog is, heet dat. Café De
Duyfkens om de hoek op de graanmarkt strijdt bij wijlen om de voorrang en als
ik het echt laat wil maken is er nog café De Rui op de Oudevaartplaats. Zowel
het Keldergat als De Rui keren regelmatig terug in mijn boeken. Weer een stukje
van Cools dat op mij lijkt dus…
Ik snoep erg
weinig, althans dat probeer ik. Mijn suikerspiegel slaat dan namelijk op hol en
dat is niet altijd aangenaam. Maar ik ben op zich wel van de Snickers. Zo bont
als Cif maak ik het dus nooit, maar ik vond die ondeugd wel bij hem passen.
De
oude binnenstad van Antwerpen is het actieterrein van de commissaris. Komen die straten en pleinen ook echt tot
leven tijdens het schrijven? Probeer je,
als voorbereiding op het boek, het traject uit?
Ik kan alleen over
iets schrijven dat ik zelf erg goed ken, het liefst bij mij voor de deur dus. Overigens
probeer ik het te situeren in ‘groot Antwerpen’. Ook de wat rauwere, minder
toeristisch aantrekkelijke stukjes komen aan bod.
Trajecten,
straten, routes, etc. probeer ik inderdaad uit. Ook voor plekken waar ik heel
vaak kom, blijkt mijn geheugen onbetrouwbaar. Gelukkig is er ook nog Google
Streetview, zodat ik niet steeds terug moet gaan (en waarop de mensen vast
denken: ‘Alweer die gast die hier komt langsgesjokt? Bel de flikken!’) Ik vind
het wel leuk als ik hoor dat mensen dingen gegoogled hebben. In dat soort
research steek ik erg veel tijd (belachelijk veel zelfs), dus dan is het plezant
als dat gewaardeerd wordt.
Als
historicus heb je een belangrijke band met het verleden. ‘Het jaar van de slang’ is dan wel een
fictief verhaal, heb ik het juist wanneer ik zeg dat uit dit boek ook jouw
bezorgdheid blijkt voor de zware uitdagingen die ons wachten in de toekomst?
Dat is zeker zo,
al laat ik het oordeel aan de lezer zelf en probeer ik alle invalshoeken
evenveel aan bod te laten komen.
Hoewel het mijn
aard helemaal niet is, ben ik wat dat betreft nogal pessimistisch: het schijnt
mij toe dat de mensheid de aarde (en zichzelf) helemaal niet wíl redden.
Managers,
ministers, Staatsveiligheid, grote concerns, ze maken geen al te beste beurt in
‘Het jaar van de slang’. Is dat Hugo Luijten die zijn mening geeft of is het
gewoon onderdeel van de fictie? Wil je
met dit boek een boodschap meegeven aan de lezer?
Ik heb moeite met
macht, mijn hele leven lang al. Vooral als het niet op gezag is gebaseerd,
hetgeen vrijwel altijd het geval is. De eindeloze schare managers die ik in mijn
werkzame leven heb zien passeren is, enfin… ik zwijg best. Er zaten trouwens
ook zeer goeie tussen, maar veel verder dan een stuk of twee kom ik niet. Ook
politici overtuigen mij zelden, omdat ze vrijwel altijd liegen of op zijn minst
hypocriet zijn.
Dus inderdaad:
mijn eigen verhouding met macht komt in het boek aardig naar voren, al moet ik
erbij zeggen dat dit het plot zeker niet in de weg staat maar juist naar voren
helpt. Het creëert een extra spanningsboog.
Zijn
de klimaatbetogingen, de milieucrisissen, het falend beleid van ministers je
tot inspiratie geweest?
Niet echt, in
zoverre dat het een thriller is, een geen politiek pamflet. Klimaatacties
vormen in het boek een decor, het is niet zo dat ik op die manier lezers ergens
van wil overtuigen. Wel zie je dat in onze gepolariseerde maatschappij steeds
fellere standpunten worden ingenomen. Die felheid maakt dat de gebeurtenissen
in mijn boek mijzelf niet eens zo heel fantastisch voorkomen.
Tot
slot nog even de cover. Hoe mooi is
die! Op welk moment in de wording van
het boek werd beslist dat het deze zou worden?
Denk je daar mee over na?
Covers maken is een vak, zowel
qua vormgeving als qua tekst en dan nog de verhouding tussen die twee. Er zijn
maar weinig schrijvers die zich daarmee bemoeien. Ik ben natuurlijk wel
benieuwd, en soms geef je een suggestie (licht-donker, andere kleurstelling,
‘doe eens wat meer bloed erbij’), maar meer ook niet.
Bedankt, Hugo, dat je tijd wou vrijmaken om
naast al jouw andere bezigheden te antwoorden op de vragen!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten