zaterdag 1 augustus 2020

Hugo Luijten ondervraagd




Hugo, welkom bij Thrillerlezers!. 

Na ‘Verast’ en ‘De Brexitmoorden’ schrijf je met ‘Het jaar van de slang’ je derde thriller.  Een korte speurtocht op het internet leert me dat je in een vorig leven werkzaam was in het onderwijs.  Vanwaar de carrièreswitch?

Ik werkte in het hoger onderwijs, en daar was een jaar of vijf geleden de zoveelste herstructurering aan de gang. Mijn job zou er niet interessanter op worden; nog meer vergaderingen, nog minder colleges geven. Er moesten een paar man uit, verspreid over verschillende leeftijdscohorten. Het lot had mij ook kunnen treffen maar ik ben zelf gegaan, met een alleszins redelijke ‘regeling’. Vanaf toen ben ik full time met schrijven bezig, hoewel ik ook aan commerciële opdrachten werk en dus niet alleen boeken schrijf. Heel af en toe geef ik wel nog les. Zomers zakt het aantal commerciële opdrachten wat in, dus probeer ik op die manier een buffer op te bouwen met een paar uurtjes les op een middelbare school. Maar ‘I am only in it for the money’. Door alle regeltjes, bedilzucht en onderwijsvernieuwingen – die in mijn ogen vrijwel allemaal verslechteringen zijn – heb ik niet echt meer het plezier in lesgeven dat ik vroeger had.

Je staat ook te boek als historicus.  Waar gaat jouw interesse vooral naar uit (een periode, een stroming, …)?

Alles, behalve de Oudheid. Voor mij begint het dus pas rond het jaar 500. Officieel ben ik afgestudeerd op de Nieuwste Geschiedenis (ruwweg van de Franse Revolutie t/m de dag van vandaag), maar of het nu middeleeuwse kathedralen zijn, de gevolgen van het Partagetraktaat voor Limburg, of de uitvinding van het WC-papier: het interesseert me allemaal. Mijn eerste roman (Offer voor een verloren zaak, 2017, The House of Books) speelde in de Eerste Wereldoorlog. Het verhaal is verzonnen, maar de hoofdfiguren (twee Duitse soldaten bij het uitbreken van de oorlog in 1914) hebben echt bestaan; het zijn voorvaderen van mij. Ooit wil ik overigens nog een romancyclus schrijven die in de Middeleeuwen speelt. Het plot voor vier delen ligt al klaar, nu nog een uitgever vinden die erin trapt…


    Hoe ziet een doorsneewerkdag er voor jou uit?

Doorsnee bestaat niet echt, omdat ik in verschillende periodes erg verschillende dingen doe. Maar als ik met een boek bezig ben, dan sta ik vrij laat op, meestal pas rond de middag. Eerst ontbijten, en dan eventueel de administratie, boodschappen of andere verplichte nummertjes. Dan ga ik schrijven, researchen, plot bedenken etc. Dat wil ik zoveel mogelijk in één ‘tijdslot’ doen, zonder dat ik onderbroken word door mails, klusjes, telefoontjes, etc. Na het avondeten (mijn dag is dan pas half bezig) kan het zijn dat ik een serie kijk met mijn vriendin (we houden allebei wel van crime), maar ondertussen blijven de raderen op de achtergrond draaien en maak ik vaak aantekeningen. Als zij om een rond 11 uur naar bed gaat, ga ik nog even door met werken, meestal tot een uur of 4-5. De nacht is van mij, omdat niemand hem hoeft. (citaat van de meester zelf ;-)

Wat heeft jou geïnspireerd tot het schrijven van ‘Het jaar van de slang’?

Het idee kreeg ik toen ik bezig was aan mijn vorige boek (De Brexitmoorden). Daar is af en toe sprake van klimaatbetogingen, omdat die ook daadwerkelijk plaatsvonden toen ik aan het schrijven was. Ik vond het als thema de moeite waard om in een apart boek te verwerken. Daarnaast heb ik een lijst met ideeën, van een paar woorden tot maximaal een regel of twee. Zoiets als ‘Man wordt dood gevonden in eigen auto’. Het thema verbind ik dan met dat idee, zo ontstaat langzaam maar zeker iets dat op een plot lijkt.

Ligt het plot reeds in grote lijnen vast op het moment dat je begint te schrijven?

Elke schrijver die beweert van niet, die liegt. Zeker in crime/thrillers. Een boek of film is spannend omdat het aan een aantal wetmatigheden voldoet. Vrij precies zelfs: op 25, 50 75 en 90% van elk (goed) boek, gebeurt iets belangrijks, iets groots. Dat kan alleen als je goed gepland/geplot hebt.
Daarnaast kan het wel dat een plot gaandeweg wat verandert. Een van die ‘plotpunten’ verschuift, of ik gebruikt iets totaal anders, ik streep een karakter bij nader inzien toch weg, etc. Dat heeft met het schrijven zelf te maken, dan schieten me in een scène vaak aardigheden te binnen die ik alleen kan zien als ik erbij ben. Jawel, je leest het goed: ik ben zelf bij alle scènes ter plekke als toeschouwer. Ik hoef alleen maar op te schrijven wat er gebeurt en wat ze zeggen. ;-)

Commissaris Cools is al aan zijn derde avontuur bezig.  In welke mate beïnvloedt zijn personage de verhaallijnen?

Weinig. Natuurlijk zou het een totaal ander boek worden als hij niet was wie hij nu eenmaal is, maar veel daarvan zit niet in de hoofdlijn van het verhaal. De cases zelf kunnen ook door andersoortige commissarissen worden opgelost. Misschien wel sneller, of met minder gedoe. Dat gedoe is dan wel weer erg eigen Cools. Maar het criminele gevaar zelf komt altijd van externen (zoals alle plots), en daar heeft zelfs een ‘grumpy commissioner’ weinig vat op. Dat gebrek aan grip op de dingen, zorgt trouwens ook voor een klassieke spanningsboog.

Hoe is het personage van Stef Cools tot stand gekomen?  Had je daarbij iemand in het bijzonder in gedachten?

Niet echt. Ik wilde graag een ‘policier’ schrijven, een detective. Uit een soort jongensachtige interesse voor de politie. Vervolgens ben ik zelf nogal onaangepast als het om hiërarchische verhoudingen gaat, dus dat de hoofdfiguur ook lekker tegendraads moest zijn, dat stond voor mij vast. Verder laat ik hem met een satanisch genoegen allemaal dingen doen die wij ‘normale mensen’ niet mogen. Hij drinkt, rookt, vloekt… Beschouw het maar als mijn antwoord op onze aangeharkte, keurig uitgeknipte en opgeplakte maatschappij.
Overigens heb ik zelf wel een beeld van Cools, zoals bij de meesten van mijn personages.

Vermits je nauw ‘samenwerkt’ met Stef Cools, mogen we veronderstellen dat hij trekjes heeft die ook terug te vinden zijn in de persoonlijkheid van zijn geestelijke vader?  Welke?

Die vraag krijg ik inderdaad vaak. Ik zit in heel veel personages. Het gedrevene van Ilse herken ik in mezelf. Het laconieke van Cif. En ja; het onaangepaste van Cools. Alleen maken mijn personages natuurlijk veel extremere dingen mee, en reageren ze ook veel extremer. Zo supergevat als Cools heel vaak is bijvoorbeeld, zo vind je in het ‘echte leven’ natuurlijk bijna niemand.

Is commissaris Cools een gepassioneerd personage?  En Hugo Luijten?  Welke passies drijven jou?

Ik denk niet dat Cools gepassioneerd is, overigens. Hij vertrouwt het alleen vaak niet, en dan wil hij de onderste steen boven. Maar het liefst zou hij de hele dag in op café zitten, vermoed ik.
De vraag beantwoordend: passie… ik vind dat een lastige term. Ik kan helemaal opgaan in schrijven. Als ik een lezing geef of een radiopraatje hou, dan hoor ik vaak van toehoorders dat ze ge-enthousiasmeerd raakten. Ik kan enorm genieten van muziek maken en luisteren (ik speel op een hoog niveau bastuba). Maar gepassioneerd… ik weet niet of ik dat ben hoor.

De commissaris van politie gebruikt een heel arsenaal aan krachttermen.  Kan je uitleggen waarom je hem met deze vaardigheid hebt gezegend?

Vooral in Nederland boven de rivieren kreeg ik daar bij lezingen etc. al vaak commentaar op, in het zuiden en Vlaanderen nog nooit. Ik denk dat het iets calvinistisch is, om meteen iets van dat vloeken ‘te vinden’. Katholieken vloeken meer, is mijn ervaring. Het heeft dus ook iets provocerends, iets tegen de gevestigde orde, tegen het brave, volgzame, afgeborstelde. Zowel van mijzelf overigens, als voor de romanfiguur Stef Cools. De anderen personages vloeken ook wel, maar niet zo uit hun kleine teen als Cools. Dat maakt hem al meteen onaantrekkelijk voor tegenspelers die wat meer op hun woorden (willen) letten.

Meermaals drijft hij zijn overste Durbecq tot wanhoop met zijn acties en discussies.  Ga jij graag in discussie?

Ik ben een conflictvermijder, echt ruzie zal ik zelden maken. Maar discussies ga ik niet uit de weg. Ik heb nogal een harde stem, dus van een afstandje denken mensen vaak dat ik ruzie sta te maken met mijn debatpartner. Maar dat is dus discussiëren. Dat kan over van alles zijn, serieuze dingen als politiek of muziek. Maar het kan net zo goed gaan over iets onnozels of Ringo Starr echt een ‘linkshandige drummer’ is, of dat dat een marketingverhaaltje is (dat laatste, overigens).


In het ‘Zolderkot’ bij Bolleke (kan het nog Antwerpser?) in de Kelderstraat kan Stef Cools tot rust komen.  Heb jij ergens in Antwerpen zo’n toevluchtsoord?

Jawel, dat is café Het Keldergat in de Kelderstraat. Zolang het er nog is, heet dat. Café De Duyfkens om de hoek op de graanmarkt strijdt bij wijlen om de voorrang en als ik het echt laat wil maken is er nog café De Rui op de Oudevaartplaats. Zowel het Keldergat als De Rui keren regelmatig terug in mijn boeken. Weer een stukje van Cools dat op mij lijkt dus…

Cif verslindt de ene chocoladereep na de andere.  Een kleine ondeugd waaraan jij je ook bezondigt?


Ik snoep erg weinig, althans dat probeer ik. Mijn suikerspiegel slaat dan namelijk op hol en dat is niet altijd aangenaam. Maar ik ben op zich wel van de Snickers. Zo bont als Cif maak ik het dus nooit, maar ik vond die ondeugd wel bij hem passen.

De oude binnenstad van Antwerpen is het actieterrein van de commissaris.  Komen die straten en pleinen ook echt tot leven tijdens het schrijven?  Probeer je, als voorbereiding op het boek, het traject uit?

Ik kan alleen over iets schrijven dat ik zelf erg goed ken, het liefst bij mij voor de deur dus. Overigens probeer ik het te situeren in ‘groot Antwerpen’. Ook de wat rauwere, minder toeristisch aantrekkelijke stukjes komen aan bod.
Trajecten, straten, routes, etc. probeer ik inderdaad uit. Ook voor plekken waar ik heel vaak kom, blijkt mijn geheugen onbetrouwbaar. Gelukkig is er ook nog Google Streetview, zodat ik niet steeds terug moet gaan (en waarop de mensen vast denken: ‘Alweer die gast die hier komt langsgesjokt? Bel de flikken!’) Ik vind het wel leuk als ik hoor dat mensen dingen gegoogled hebben. In dat soort research steek ik erg veel tijd (belachelijk veel zelfs), dus dan is het plezant als dat gewaardeerd wordt.



Als historicus heb je een belangrijke band met het verleden.  ‘Het jaar van de slang’ is dan wel een fictief verhaal, heb ik het juist wanneer ik zeg dat uit dit boek ook jouw bezorgdheid blijkt voor de zware uitdagingen die ons wachten in de toekomst?

Dat is zeker zo, al laat ik het oordeel aan de lezer zelf en probeer ik alle invalshoeken evenveel aan bod te laten komen.
Hoewel het mijn aard helemaal niet is, ben ik wat dat betreft nogal pessimistisch: het schijnt mij toe dat de mensheid de aarde (en zichzelf) helemaal niet wíl redden.

Managers, ministers, Staatsveiligheid, grote concerns, ze maken geen al te beste beurt in ‘Het jaar van de slang’. Is dat Hugo Luijten die zijn mening geeft of is het gewoon onderdeel van de fictie?  Wil je met dit boek een boodschap meegeven aan de lezer?   

Ik heb moeite met macht, mijn hele leven lang al. Vooral als het niet op gezag is gebaseerd, hetgeen vrijwel altijd het geval is. De eindeloze schare managers die ik in mijn werkzame leven heb zien passeren is, enfin… ik zwijg best. Er zaten trouwens ook zeer goeie tussen, maar veel verder dan een stuk of twee kom ik niet. Ook politici overtuigen mij zelden, omdat ze vrijwel altijd liegen of op zijn minst hypocriet zijn.
Dus inderdaad: mijn eigen verhouding met macht komt in het boek aardig naar voren, al moet ik erbij zeggen dat dit het plot zeker niet in de weg staat maar juist naar voren helpt. Het creëert een extra spanningsboog.

Zijn de klimaatbetogingen, de milieucrisissen, het falend beleid van ministers je tot inspiratie geweest?

Niet echt, in zoverre dat het een thriller is, een geen politiek pamflet. Klimaatacties vormen in het boek een decor, het is niet zo dat ik op die manier lezers ergens van wil overtuigen. Wel zie je dat in onze gepolariseerde maatschappij steeds fellere standpunten worden ingenomen. Die felheid maakt dat de gebeurtenissen in mijn boek mijzelf niet eens zo heel fantastisch voorkomen.



Tot slot nog even de cover.  Hoe mooi is die!  Op welk moment in de wording van het boek werd beslist dat het deze zou worden?  Denk je daar mee over na?

Covers maken is een vak, zowel qua vormgeving als qua tekst en dan nog de verhouding tussen die twee. Er zijn maar weinig schrijvers die zich daarmee bemoeien. Ik ben natuurlijk wel benieuwd, en soms geef je een suggestie (licht-donker, andere kleurstelling, ‘doe eens wat meer bloed erbij’), maar meer ook niet.

Bedankt, Hugo, dat je tijd wou vrijmaken om naast al jouw andere bezigheden te antwoorden op de vragen!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten