Altijd als de
datum nadert voor een bezoek aan de smoelsmid, begin ik weken van tevoren
de mogelijke
gaten in m’n gebit te voelen, stop ik met theedrinken alsof de tandsteen
vanzelf minder wordt en
voelt het alsof de tanden spontaan uit m’n mond brokkelen. Elke hap en elk koud glas water
voelt alsof m’n wortels bloot liggen.
Uiteraard is 9
van de 10 bezoeken aan de tandarts ‘zonder erg’, zoals de Zuiderburen
zouden zeggen;
een beetje tandsteen hier, een minuscuul gaatje om de 10 jaar daar. Wat
licht onderhoud
door de masochist met zijn mini boortje en schuurapparaat en mijn glazuur
schittert weer
in het zonlicht, nadat al het bloed uit mijn gezicht via het tandvlees een weg
naar mijn maag
heeft gevonden. Helaas voor hem lach ik niet zoveel dus maak ik weinig
reclame voor de
kunsten van de olijkerd.
zou het zo maar
kunnen dat er wat meer is, zoals het bij elk bezoek zover kan zijn.
De afstand van
mijn werk naar de tandarts bedraagt maar 200 meter, zoals ik al eerder zei:
‘alles zit hier
om de hoek’, maar ik zou willen dat het 50 kilometer was. Van mij hoeft het
niet, laat maar.
Fikkie mag z’n portie houden. Toch is het onoverkomelijk. M’n voeten leven een eigen leven en
sleuren me mee naar de wachtkamer en weigeren dienst als ik probeer te vluchten.
Met de Donald
Duck vul ik mijn tijd, achter de deur klinkt het geluid van het mini boortje,
gegorgel en af
een toe een ‘Ja, ja’ of ‘Nou, dat valt niet mee’. Ik krijg het idee alsof Dr.
Frankenstein met
zijn assistente achter de deur staat, een toneelstukje opvoerend om de
wachtenden de
stuipen op het lijf te jagen.
Een
ongemakkelijk ‘Goedemorgen’ klinkt als het volgende slachtoffer de wachtkamer
binnenwandelt,
een vriendelijk knikje en gemompel van mij kan er nog net af. We weten
allebei waar we
hiervoor zijn en we vinden het allebei niet leuk, dus waarom doen alsof?
Nadat de
gijzelaar is vrijgelaten, heb ik de stille hoop dat mijn medeslachtoffer eerder
aan de beurt is. Helaas
vervaagd deze hoop wanneer de assistente mijn naam misbruikt.
‘Meneer
Roessen?’ Meneer. Ze moest eens weten.
Met gepaste
snelheid stap ik de martelkamer binnen en geef de in zijn handen wrijvende
tandarts een
hand.
‘Zo, daar zijn
we weer. Laten we maar eens kijken,’ zegt hij breed grijnzend, het lijkt net
alsof hij even wil
demonstreren hoe een echt gebit eruit hoort te zien.
Ik neem plaats
in de lederen stoel en laat me langzaam achterover kiepen, de felle lamp
wordt gericht op
het gapende gat onder mijn neus en de gemaskerde boef verschijnt in mijn
gezichtsveld,
spiegeltje en prikker in de aanslag.
‘Hmm...ja...nou...oh,
ja. Dat dacht ik al, we gaan maar eens een fotootje maken.’
Een pijnscheut
schiet door m’n aangezicht. ‘Moth... Een gaatje? Neeeeeeeeeee!’
Voordat ik kan
reageren krijg ik een apparaat m’n mond ingeschoven met het verzoek hier op te bijten,
waarna een fotocamera als een pistool tegen m’n wang geschoven wordt. De
assistente zoekt
haastig een veilig heenkomen achter een vouwwand, de tandarts rent weg
alsof hij de
trein moet halen en schuilt gehurkt achter het keukenmuurtje. Een nucleair
gezoem klinkt
naast m’n hoofd. ‘Hallo, en ik dan? Scheur ik straks uit m’n kleding bij elke
irritatie? Moet
ik mijn naam veranderen in Alex Banner?’
Voldaan wandelt
de tandarts terug wanneer de kernreactor naast me tot stilstand komt en de assistente neemt
weer plaats achter haar bureau om de foto te bekijken. Een prachtige
zwart-wit foto
toont het gebrek. ‘Typisch gevalletje van aanhoudend terugtrekkend tandvlees. We zien het
vaker bij oudere mensen.’
‘What? Oh no he
didn’t.’
‘Kijk, hier is
het gaatje’. Het nieuws wordt gebracht alsof ik zit te kijken naar de echo van
een ongeboren
vulling. ‘Komt u vrijdag maar weer terug. Dan gaan we dit varkentje eens even wassen. Voor het
andere euvel mag u naar de mondhygiëniste.’ Trots pakt hij nog wat
schaalmodellen
van diverse kiezen en laat mij het euvel zien. Ook krijg ik een spiegel in m'n
hand geduwd
zodat ik live kan zien wat er gebeurt als hij met zijn stoker aangeeft om welke
tand het gaat.
'Ja, joh. Gaat
wel hoor,' zeg ik op z'n mannelijkst met hoge stem.
Mopperend en
balend loop ik de 200 meter, zonder lolly, weer terug naar m'n werk en pak
mijn
werkzaamheden weer op.
Bij onze buren
klinkt opeens gehamer en geboor.
Hij is fijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten