vrijdag 25 september 2015

Negen van de tien keer gaat het goed

Ik ben ook echt een ware held op geiten wollen sokken.
Altijd als de datum nadert voor een bezoek aan de smoelsmid, begin ik weken van tevoren
de mogelijke gaten in m’n gebit te voelen, stop ik met theedrinken alsof de tandsteen vanzelf minder wordt en voelt het alsof de tanden spontaan uit m’n mond brokkelen. Elke hap en elk koud glas water voelt alsof m’n wortels bloot liggen.
Uiteraard is 9 van de 10 bezoeken aan de tandarts ‘zonder erg’, zoals de Zuiderburen
zouden zeggen; een beetje tandsteen hier, een minuscuul gaatje om de 10 jaar daar. Wat
licht onderhoud door de masochist met zijn mini boortje en schuurapparaat en mijn glazuur
schittert weer in het zonlicht, nadat al het bloed uit mijn gezicht via het tandvlees een weg
naar mijn maag heeft gevonden. Helaas voor hem lach ik niet zoveel dus maak ik weinig
reclame voor de kunsten van de olijkerd.

Elke keer ga ik al met knikkende knieën naar de uitermate vrolijke meneer, want deze keer
zou het zo maar kunnen dat er wat meer is, zoals het bij elk bezoek zover kan zijn.
De afstand van mijn werk naar de tandarts bedraagt maar 200 meter, zoals ik al eerder zei:
‘alles zit hier om de hoek’, maar ik zou willen dat het 50 kilometer was. Van mij hoeft het niet, laat maar. Fikkie mag z’n portie houden. Toch is het onoverkomelijk. M’n voeten leven een eigen leven en sleuren me mee naar de wachtkamer en weigeren dienst als ik probeer te vluchten.
Met de Donald Duck vul ik mijn tijd, achter de deur klinkt het geluid van het mini boortje,
gegorgel en af een toe een ‘Ja, ja’ of ‘Nou, dat valt niet mee’. Ik krijg het idee alsof Dr.
Frankenstein met zijn assistente achter de deur staat, een toneelstukje opvoerend om de
wachtenden de stuipen op het lijf te jagen.
Een ongemakkelijk ‘Goedemorgen’ klinkt als het volgende slachtoffer de wachtkamer
binnenwandelt, een vriendelijk knikje en gemompel van mij kan er nog net af. We weten
allebei waar we hiervoor zijn en we vinden het allebei niet leuk, dus waarom doen alsof?
Nadat de gijzelaar is vrijgelaten, heb ik de stille hoop dat mijn medeslachtoffer eerder aan de beurt is. Helaas vervaagd deze hoop wanneer de assistente mijn naam misbruikt.
‘Meneer Roessen?’ Meneer. Ze moest eens weten.
Met gepaste snelheid stap ik de martelkamer binnen en geef de in zijn handen wrijvende
tandarts een hand.
‘Zo, daar zijn we weer. Laten we maar eens kijken,’ zegt hij breed grijnzend, het lijkt net alsof hij even wil demonstreren hoe een echt gebit eruit hoort te zien.

Ik neem plaats in de lederen stoel en laat me langzaam achterover kiepen, de felle lamp
wordt gericht op het gapende gat onder mijn neus en de gemaskerde boef verschijnt in mijn
gezichtsveld, spiegeltje en prikker in de aanslag.
‘Hmm...ja...nou...oh, ja. Dat dacht ik al, we gaan maar eens een fotootje maken.’
Een pijnscheut schiet door m’n aangezicht. ‘Moth... Een gaatje? Neeeeeeeeeee!’
Voordat ik kan reageren krijg ik een apparaat m’n mond ingeschoven met het verzoek hier op te bijten, waarna een fotocamera als een pistool tegen m’n wang geschoven wordt. De
assistente zoekt haastig een veilig heenkomen achter een vouwwand, de tandarts rent weg
alsof hij de trein moet halen en schuilt gehurkt achter het keukenmuurtje. Een nucleair
gezoem klinkt naast m’n hoofd. ‘Hallo, en ik dan? Scheur ik straks uit m’n kleding bij elke
irritatie? Moet ik mijn naam veranderen in Alex Banner?’
Voldaan wandelt de tandarts terug wanneer de kernreactor naast me tot stilstand komt en de assistente neemt weer plaats achter haar bureau om de foto te bekijken. Een prachtige
zwart-wit foto toont het gebrek. ‘Typisch gevalletje van aanhoudend terugtrekkend tandvlees. We zien het vaker bij oudere mensen.’
‘What? Oh no he didn’t.’
‘Kijk, hier is het gaatje’. Het nieuws wordt gebracht alsof ik zit te kijken naar de echo van een ongeboren vulling. ‘Komt u vrijdag maar weer terug. Dan gaan we dit varkentje eens even wassen. Voor het andere euvel mag u naar de mondhygiëniste.’ Trots pakt hij nog wat
schaalmodellen van diverse kiezen en laat mij het euvel zien. Ook krijg ik een spiegel in m'n
hand geduwd zodat ik live kan zien wat er gebeurt als hij met zijn stoker aangeeft om welke
tand het gaat.
'Ja, joh. Gaat wel hoor,' zeg ik op z'n mannelijkst met hoge stem.
Mopperend en balend loop ik de 200 meter, zonder lolly, weer terug naar m'n werk en pak
mijn werkzaamheden weer op.
Bij onze buren klinkt opeens gehamer en geboor.
Hij is fijn.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten