Wil je je even kort voorstellen? (leeftijd,
studie ed)
Ik ben 32 jaar, getrouwd en ik woon en werk in Rotterdam. Ik heb HAVO
gedaan en ben daarna gaan werken. Bij mijn werk heb ik wel altijd veel gelezen,
omdat ik erg leergierig ben, maar het moeten wel onderwerpen zijn die me
boeien. De laatste vijf jaar werk ik als receptioniste bij een groot import- en
exportbedrijf en daarnaast schrijf ik natuurlijk veel.
Ik las dat je al in je tienerjaren schreef. Is
de Dode kamer dan toch pas je eerst gepubliceerde werk?
Ja. In de eerste instantie komt dat, doordat het schrijven voor mij altijd
een hobby is geweest. Ik heb vijftien jaar heel veel geëxperimenteerd met stijl
en taal. Echte emoties in een fictieve setting of juist andersom. Mannelijk en
vrouwelijk perspectief. Verschillende genres en verhaalconstructies. Ik heb
opzettelijk nooit iets afgemaakt, zolang ik mijn eigen geluid en stijl nog niet
helemaal had gevonden.
Als het niet af is, hoef je er ook niets mee. Het is een mooi excuus om
niets te hoeven laten lezen aan anderen. Toen ik aan ‘De Dode Kamer’ begon,
voelde het meteen al anders dan alle voorgaande projecten. Gaandeweg vielen
alle notities, verhaallijnen, research en personages als een puzzel in elkaar.
Je koos voor een boek van meer dan 700
bladzijden. Veel mensen schrikt dat af. Terwijl elke echte boekenliefhebber
vindt dat een goed boek niet dik genoeg kan zijn. Van waar deze lef?
Het heeft niets met lef te maken en ik heb ook niet gedacht: Goh, laat ik
eens beginnen met een boek van 700 pagina’s. Ik had een aantal verhaallijnen en
die ben ik gaan uitwerken. Nu wordt een boek waarschijnlijk nooit precies wat
de schrijver van tevoren heeft bedacht. De personages gingen gaandeweg leven en
daardoor soms een richting op, die ik niet had voorzien, maar ik laat me graag
verrassen. Als het niet precies volgens de planning gaat, is dat voor mij een
teken dat de personages leven.
Over lef gesproken: je eerste boek zit in de
Crimezoneleesclub. Waar mensen hun mening geven over het boek in een forum. Als
het ze niet bevalt, lees je dat ook. Hoe nerveus was je vantevoren?
Meedoen was een ingeving en toen heb ik het meteen kortgesloten, voordat ik
me weer kon bedenken. Ik doe veel op intuïtie. Op het moment dat ik ‘De Dode
Kamer’ voor de Leesclub opgaf, voelde het goed.
Natuurlijk heb ik in de tijd voordat de eerste reacties bij de Leesclub
loskwamen, mezelf honderd keer voor gek verklaard en me afgevraagd waar ik in
vredesnaam aan begonnen was. Je neemt een enorme gok, want als je debuut de
grond in geboord wordt, kun je het verder natuurlijk wel vergeten.
Gelukkig zijn de reacties heel positief.
De Dode Kamer is deel 1 van wat een trilogie
gaat worden. Hoe vol zit jouw hoofd met ideetjes?
Vaak te vol, maar ik merk dat ik daar beter mee om leer gaan, nu ik ouder
word. Toen ik jonger was, kon ik echt in een personage ‘blijven hangen’ of een
hele dag bezig zijn met één zin, die voor mijn gevoel niet liep. Naarmate je
langer schrijft, ontwikkel je een methode, die voor jou het beste werkt en leer
je je af te sluiten.
Voorlopig heb ik nog heel veel ideeën voor de twee vervolgen op ‘De Dode
Kamer’. Daarnaast heb ik nog tientallen onafgemaakte projecten en ideetjes van
de laatste tien jaar, waar ik daarna eens naar kan kijken. Ik herinner me dat
ik in de winter van 2005/2006 bezig was aan een roman, maar die niet heb
afgemaakt, omdat ik zelf niet wilde weten hoe het afloopt. Misschien dat ik
daar over een paar jaar anders over denk.
En ik ben stiekem al wat lijntjes aan het uitzetten voor het boek dat ik na
de Project X trilogie wil schrijven, maar dat zit echt nog in de denkfase. Ik
kan op dit punt nog niet eens zeggen in welk genre het zou vallen.
Hoe houdt je overzicht als je aan zo'n groot
verhaal werkt?
Dat is inderdaad lastig, vooral omdat mijn gedachten vaak sneller gaan, dan
ik kan schrijven en omdat ik werk met verschillende verhaallijnen, die door
elkaar heenlopen. Ik houd overzicht door te werken met veel verschillende files,
onderverdeeld in mappen en submappen en door voor ieder personage chronolisch
en heel kort bij te houden wat ze meemaken. Dan kan ik makkelijk terugvinden
wat ik zoek.
Hoe is jouw schrijfritueel? (waar schrijf je,
met bepaalde muziek?)
Ik ben erg van de rituelen. Zo kan ik echt niet schrijven zonder koffie,
sigaretten en muziek en werk ik het liefst ‘s avonds en ‘s nachts.
Doordat ik heel snel ben afgeleid door wat er om me heen gebeurt, werk ik
erg methodisch en sluit ik me volledig af. De koffie en sigaretten dienen als breaks, als ik scenes afsluit. Ik heb
mijn bureau in een hoek staan, zodat ik gedwongen met mijn gezicht naar de muur
zit en ik niet kan zien wat er buiten of achter me gebeurt. Ik heb altijd
muziek aan als ik schrijf, hard en met een koptelefoon, anders wordt mijn man
gek. De muziek stem ik af op het personage in wiens hoofd ik op dat moment zit
en de sfeer van de scene waar ik aan werk.
Schrijven is toch een beetje acteren op papier. Je zoekt naar de emoties
van je personages. Ieder personage heeft bij mij zijn/haar eigen soundtrack.
Het komt weleens voor dat ik een hele dag met één song op repeat zit, dus
vandaar de oordoppen.
Je bent een Rotterdamse (opgegroeid in de
omgeving), merk je dat in je schrijfstijl? Ik doel dan op het directe van de
Rotterdammers. Niet al te verbloemd praten.
Zelf merk ik het zeker. Daarnaast is het een bewuste keuze. Het verhaal van
“De Dode Kamer” is vrij complex. Wanneer je dan zou kiezen voor een literaire,
lyrische stijl, zou dat teveel afleiden van het verhaal. Het zou ook niet
passen bij de personages.
Ik vind het belangrijk dat personages een eigen geluid hebben. Tenslotte
hebben ze allemaal een andere geschiedenis, achtergrond en bewegen ze zich in
diverse lagen van de maatschappij. Ik streef ernaar om dit terug te laten komen
in de manier waarop ze praten en acteren. Dat maakt de karakters realistischer.
Wat is het laatste boek wat je zelf las? En wat
vond je daarvan?
Het laatste boek dat ik zelf las is “Wat je nooit moet doen” van Koethi
Zan. Ze heeft een heel prettige schrijfstijl en kan een bijzondere, onderhuidse
spanning oproepen. Toen het uit was, was het ook een boek dat even bij me bleef
hangen, niet alleen omdat ik het goed vind, maar ook omdat het vragen opriep en
een beetje ‘onaf’ leek. Ik heb het gevoel dat het oorspronkelijke manuscript
eigenlijk uitgebreider was en dat er door de uitgever later aardig in geschrapt
is. Onder het lezen had ik wel de indruk dat de schrijfster een goed inzicht heeft
in de psychologie van haar personages, maar dat ze niet de ruimte heeft
gekregen/genomen om het helemaal uit te werken.
Welke boeken heb je mooie herinneringen aan?
Dat zijn er best veel. Toen mijn oma nog leefde, las ik vaak samen met
haar. Als kind al. We lazen elkaar voor uit verhalenbundels van Washington
Irving, Edgar Allen Poe of oude horrorsprookjes, zoals ze waren, voordat ze
werden bewerkt naar de kindvriendelijke versie. Ik herinner me dat ik met open
mond zat te luisteren naar een verhaal over twee jongetjes, die per ongeluk een
derde doodden en vervolgens in een keuken het lichaam aan stukken zaagden om te
voorkomen dat iemand het zou ontdekken.
Daarnaast heb ik een zwak voor ‘De Kleine Blonde Dood’ van Boudewijn Büch,
omdat dit het eerste boek voor volwassenen was, dat ik kreeg, toen ik tien jaar
was. Het voelde alsof ik een sleutel had gekregen naar het rijk der boeken voor
volwassenen. De kinderboekensectie in onze boekhandel was destijds vrij klein,
dus daar was ik allang doorheen en toen bleek opeens dat er nog zoveel meer te
lezen was.
Hoe ziet 2014 voor je?
Eigenlijk een beetje zoals 2013: non-stop werken en schrijven en (te)
weinig slapen. Daarnaast hoop ik natuurlijk dat ‘De Dode Kamer’ wat meer
bekendheid gaat krijgen en dat de reacties vooral positief zijn. Ik wil
proberen om dit jaar een volledige eerste versie op papier te krijgen van het
(nog even naamloze) vervolg. Als dat allemaal lukt, is 2014 voor
mij helemaal geslaagd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten