‘Het Boek van de Doodgraver’ is geschreven door Oliver Pötzsch, een Duitse auteur die al heel wat boeken en historische romans op zijn naam heeft staan. Dit boek is zijn eerste thriller en ook het eerste boek dat in het Nederlands is vertaald.
Toen
ik dit boek voorbij zag komen werd ik direct aangetrokken door de titel en de
cover. De informatie op de achterflap deed daar voor mij nog een schepje
bovenop.
In
de setting van historisch Wenen, anno 1893, start inspecteur Leopold von
Herzfeldt met een duistere zaak. Het lichaam van een jong dienstmeisje wordt
gevonden en ze is gruwelijk aan haar einde gekomen. Leopold is nog maar net
verhuisd naar Wenen, hij is nog onbekend in de stad en nieuw op het
politiebureau. Al vrij snel krijgt hij hulp uit onverwachte hoek. Julia Wolf,
de telefoniste, heeft een persoonlijk motief om deze nare zaak zo snel mogelijk
te willen ontrafelen. Ook Augustin Rothmayer, de plaatselijke doodgraver van de
Centrale Begraafplaats, heeft zo zijn eigen theorie. Het vermoorde dienstmeisje
is namelijk gespietst en dat is één van oude rituele manieren om de ‘ondoden’
onder de grond te houden. Waart er een bijgelovige seriemoordenaar rond in Wenen
of is er wat anders aan de hand?
Oliver
Pötzsch begint zijn boek met een fragment uit de Almanak voor Doodgravers van
Augustin Rothmayer gevolgd door een korte proloog waarna voor mij direct de
toon wordt gezet, luguber en duister.
Toch
is dit een vertekenend beeld. Het boek is niet bijzonder duister of heel
luguber, het zijn de korte fragmenten van de doodgraver die iets gruwelijks
hebben maar deze fragmenten zijn uit het boek dat Augustin zelf bezig is te
schrijven. Het wordt namelijk een naslagwerk voor zijn collega doodgravers
waarin alle kennis die essentieel is voor dit beroep wordt opgetekend. En als
lezer lees je die mee.
‘Wie
afdaalt in een grafkelder hoort vaak een zacht, schavend en verontrustend
geluid. Het is afkomstig van kleine levende wezentjes, zoals het klopkevertje
en de stofluis, die soms al eeuwenlang bezig zijn met hun werk aan de doden.’
Dit
is een boek dat niet in sneltreinvaart langs dendert maar het is meer een
gestaag boemeltje waarbij je de tijd moet nemen om alles wat langs komt tot je
door te laten dringen.
Het
geeft een prachtig sfeerbeeld van het oude Wenen met zijn prachtige
gasverlichte straten maar ook van zijn klasse verschillen tussen rijk en arm.
En verder is er veel aandacht voor de opkomende ‘moderniteiten’ als het kunnen
maken van foto’s, de telefoon en het aanleggen van een naslag- en
archiveringssysteem om misdaden in op te slaan. Deze beschrijvingen zijn heel
bloemrijk en beeldend en je ziet ze bijna als een film voor je ogen
langstrekken. De hoofdpersonages zijn flink uitgediept en worden boeiend
neergezet. Vooral de persoon van Augustin, de doodgraver, vind ik heerlijk.
Op
de cover is het boek betiteld als historische thriller, misschien zou je het
ook als historische roman kunnen betitelen al zijn er wel degelijk wat
gruwelijke momenten. Het wordt afgesloten met een erg boeiende proloog die je
echt moet lezen.
Ik
geef het 4 Kraaien.
Karin K.
Was voor mij een heel goed boek.
BeantwoordenVerwijderenDe sfeer en het verhaal.
Echt de moeite.