maandag 22 augustus 2016

De vakantiekoffer van Kevin Valgaeren

Ik heb een bloedhekel aan de zomer. Eens het kwik de vijfentwintig graden is gepasseerd, ben ik niet meer te genieten, en begin ik af te tellen naar de herfst. Ik hou niet van broeierige warmte, word knettergek van teveel zonlicht, verbrand nog sneller dan een ketter op de brandstapel, word moordzuchtig van de seizoengebonden overpopulatie van bloedzuigende insecten, heb een panische angst voor wespen, en begin bij warm weer te zweten als een man met overgewicht in een Turks stoombad. Nu u dat weet, hoeft het niet te verbazen dat u mij tijdens de zomermaanden nooit sudderend zal aantreffen op de kust van een zuiders land. Tijdens de warme maanden blijf ik lekker thuis, met de gordijnen gesloten en, bij gebrek aan airconditioning, de deuren van de koelkast wagenwijd open.

Maar ik ga wel graag op reis. Wie niet? Alleen verkies ik dat te doen in het voorjaar of het najaar. Meestal bestaat zo’n uitstapje uit een bezoek aan het Verenigd Koninkrijk, waar wij dan stevige wandelingen maken in het platteland, of de bergen van het Lake District doorkruisen. Maar er wordt ook veel aan cultuur gedaan. Ik ben dol op het bezoeken van oude huizen, kastelen en musea, afgewisseld met een degustatie of twee, drie van de lokale bieren. Onze lijst van nog te bezoeken plekken aan de overkant van het Kanaal is nagenoeg eindeloos, maar dit jaar hebben we onze plannen gewijzigd.


Het feit wil dat ik enkele maanden geleden het geluk heb gehad om in de echt te treden met de meest briljante en mooiste vrouw van de wereld; een gelegenheid die traditioneel gevierd moet worden met een speciale reis. Eind augustus vertrekken mijn vrouw en ik voor tien dagen naar IJsland, waar we met wagen en tent de door velen bejubelde natuurpracht van dat eiland zullen verkennen. Het wordt ook een spannende reis, want, in tegenstelling tot mijn vrouw, ben ik niet zo vertrouwd met het reizen met een tent. De laatste keer dat ik in een tent heb geslapen, moet ongeveer dertig jaar geleden zijn geweest. Ik was toen negen, en de tent stond opgesteld in de tuin van mijn ouders. Spannend, dus!
Uiteraard zullen we tijdens de vakantie vooral de voeten onder ons lijf wandelen en genieten van al het moois dat IJsland ons te bieden heeft, maar vertrekken zonder een stevige portie literatuur op zak te hebben, is natuurlijk geheel uit den boze. Ik ben er nog niet uit of ik de reeds aangeschafte papieren versies van de boeken die ik wil lezen zal meenemen, of dat ik, om het gewicht in mijn rugzak zo licht mogelijk te houden, een extra digitale kopij van de betreffende werken voor de e-reader zal aankopen.

De praktische uitvoering van mijn internationale leescampagne zal nog moeten blijken, maar de inhoud ervan staat al vast. Ik kijk erg hard uit om in IJsland te beginnen aan End of Watch van Stephen King: het slotdeel van diens trilogie over de gepensioneerde inspecteur Bill Hodges en zijn nemesis Brady Hartsfield. Waar ik misschien nog harder naar uitkijk dan de nieuwe King is het boek The Fireman van Joe Hill: een mastodont van een apocalyptische thriller waarin, volgens de achterflap, de mensheid ten onder gaat aan de sporen van een bepaalde plant, die ervoor zorgt dat de mensheid en masse spontaan in brand vliegt. Jippie! Joe Hill is niemand minder dan de zoon van Stephen King en zijn werk is erg vergelijkbaar met de boeken uit het begin van zijn vaders carrière, maar tegelijkertijd ook weer helemaal anders.
Dus, zelfs al regent het tien dagen lang in IJsland, zitten we tot onze knieën in de modder, en kunnen we watertrappelen in onze tent: Stephen King en Joe Hill kunnen die vakantie niet meer stuk maken. Liever dat dan een week aan de Spaanse kust te liggen bakken. Ik heb namelijk geen plantensporen nodig om spontaan in brand te vliegen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten