Vigo draaide zich bruusk naar zijn collega toe, waardoor de auto even naar de kant van de greppel laveerde. Hij corrigeerde snel en keek dan weer strak voor zich uit.
‘Jij kent haar dus,’
zei hij met licht ongeloof in zijn stem.
‘We hebben vroeger
samen op het Willem van Oranjecollege gezeten.’
‘Van toeval
gesproken.’ Hij dacht even na over deze onthulling terwijl hij het
smalle bospad indraaide dat hen na enkele minuten bij de plaats
delict zou brengen. ‘Waarom denk je dat dit kind van haar zou
kunnen zijn?’
‘Zeker weet ik het
natuurlijk niet, maar ze werd op haar vijftiende zwanger. Het was
destijds een schandaal en ze werd van school gestuurd. Je kent die
mentaliteit wel…’.
‘Hou de details maar
voor later, Agnes. Eerst moeten we vaststellen wie dit slachtoffertje
is. ‘
Hij parkeerde de auto
voor het gele lint dat rond de plaats delict gespannen was. Het
tafereel leek irreƫel. Agenten in uniform liepen heen en weer als
kippen zonder kop. Op een vouwstoeltje zat een blonde vrouw met
piekjeshaar dat een jongetje van ongeveer vijf in haar armen wiegde.
De tent die over het slachtoffer was geplaats, lichtte op onder het
flitslicht van de camera. Hij had al vaak met moorden te maken gehad,
maar een kind was toch telkens iets anders. Hij voelde woede in zich
opkomen, woede die hij nooit voelde bij volwassen slachtoffers.
Het was propvol in de
bekrompen tent. Twee mannen van de technische recherche waren druk
bezig met vingerafdrukken. Een derde maakte foto’s. Een vierde
draaide een video van de gebeurtenissen. De assistent van patholoog
Irina Molinev zat gebogen over het lichaam met zijn rug naar hen
toegekeerd. Op een blauw zeil lag het lichaam van een kind, niet
ouder dan zeven. Op het eerste gezicht leek het te slapen, blond
engelenhaar rond haar gezichtje. Maar de grauwheid van haar huid en
het aangekoekte bloed op haar voorhoofd bewezen het tegendeel.
De pathologisch
assistent draaide zich naar Vigo en Agnes toe. Hij leek op een uit de
kluiten gewassen puber en paste helemaal niet in dit lugubere
plaatje. Ondertussen flitste de camera.
Vigo wreef met zijn hand
over zijn vermoeide gezicht en keek naar Agnes die haast onbeweeglijk
naast hem stond.
‘Is de identiteit van
het kind bekend?’ vroeg Vigo aan de rechercheur die hem de oudste
in rang leek.
‘Het enige wat we
weten is dat ze Sybil heet. Dat is tenminste de naam die haar
broertje maar bleef herhalen. De sociale werkster heeft hem onder
haar hoede genomen. Misschien heeft hij haar iets meer verteld,
hoewel ik dat betwijfel.’
Vigo richtte zich nu tot
de assistent patholoog.
‘Enig idee hoe lang ze
al dood is?’ Hij probeerde zijn stem professioneel en onbewogen te
laten klinken, maar lukte daar slecht in.
De man schudde zijn
hoofd. ‘De lichaamstemperatuur is al met vier graden gedaald. Onder
normale omstandigheden zou ze dan vier tot vijf uur geleden moeten
gestorven zijn, maar met dit koude weer is dat niet echt een
aanwijzing. Morgen zal dokter Molinev de autopsie doen.’
Een plotse beweging deed
Vigo opkijken. Agnes draaide zich om en strompelde de tent uit, een
hand tegen haar mond gedrukt.
*Agnes*
Ze voelde een golf van
misselijkheid opkomen, maar volgde Vigo onder het gele
afsluitingslint door. De bevroren sneeuw knisperde onder haar
laarzen. Ze hoopte maar dat de technische recherche het terrein al
had onderzocht op voetsporen. Daar was het anders nu wel rijkelijk
laat voor. Ze beefde, maar niet alleen van de kou die tot in haar
botten doordrong. Even keek ze naar de blonde vrouw op een
vouwstoeltje dat sussend tegen een jongetje sprak. Ze had een wollen
deken om hen beiden heengeslagen maar het kind beefde als een riet.
Hoe lang had hij naast het lichaam van zijn overleden zusje gezeten?
Wat had hij gezien? Vragen waar voorlopig nog geen antwoorden op
waren.
Vigo hield het tentzeil
voor haar open en ze stapte langzaam naar binnen. De brede rug van
haar chef benam haar het zicht en heel even was ze daar dankbaar
voor. Maar het onvermijdelijke werd slechts met enkele seconden
uitgesteld. De adem stokte in haar keel. Gebiologeerd staarde ze naar
het kleine lichaampje op het blauwe zeil. Ze kon zich amper
verroeren. In een waas hoorde ze Vigo vragen stellen, maar de
antwoorden drongen niet tot haar door. Zo dadelijk zou ze uit deze
nachtmerrie ontwaken en als ze een beetje geluk had, zou ze zelfs
vergeten wat ze had gedroomd. Maar dit was de ruwe werkelijkheid. Een
jong kind, levenloos op de bevroren grond. Zelfs de beste
politieschool kon je niet voorbereiden op dergelijke situatie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten