De echte beesten houden zich binnen de
justitieorganisatie schuil.
Column Arjan
Alberts
Auteur van Natan
Z. en Alex B.
Op 14 april
verscheen zijn derde boek: Anna V.
Regelmatig krijg ik de vraag of de tbs’ers in mijn boeken
geïnspireerd zijn op echte tbs’ers. Om die vraag te beantwoorden neem ik jullie
graag mee terug in de tijd naar het bestuursdepartement van justitie waar ik
tweeëntwintig jaar geleden als jonge ambtenaar op een bijzondere afdeling begon.
Complexe vraagstukken die nergens anders ondergebracht konden worden werden
door deze afdeling opgepakt. Ingewikkelde juridische vraagstukken, maar ook sensitieve
kwesties die om een sluwe oplossing vroegen werden daar door de
departementsleiding neergelegd.
Het hoofd van de afdeling was een briljant strateeg die de
buitenwereld als de vijand zag en de vijand altijd een stap voor was. Hij nam
ons mee in zijn snode plannen en had er zichtbaar plezier in als hij iemand een
hak kon zetten. Terugkijkend op die periode was er bij hem waarschijnlijk
sprake van een persoonlijkheidsstoornis. Hij had binnen het Parket-Generaal
niet voor niets de bijnaam ‘gevaarlijke gek’. Ik zie hem nog vol trots
vertellen dat het wachtwoord van zijn computer verlopen was en hij na Stalin nu
voor Hitler gekozen had. Tegelijkertijd was hij de vertrouweling van de
absolute top binnen justitie en was zijn bureau een kweekvijver voor politieke
en juridische talenten. Joost Eerdmans, Laetitia Griffith en enkele van de
belangrijkste rechters in ons land begonnen hun loopbaan bij zijn afdeling.
Binnen die afdeling was hij populair. Hij zorgde voor een sterk wij-gevoel en
daarbuiten was alles de vijand, zelfs of vooral zijn eigen direct
leidinggevende. Op een dag was hij ziedend. De directeur-generaal had alle
leidinggevenden bewust beloond behalve hem. Hij noemde het zelf ‘Bewust niet
beloond’ want het was al jaren een gebruik dat alle leidinggevenden standaard
een bonus kregen. Hoezo klassenjustitie? Niet veel later moest de directeur-generaal
het veld ruimen. Hij had blijkbaar met de verkeerde ambtenaar de degens
gekruist.
Vanaf het moment dat ik de overstap maakte naar een andere
afdeling behoorde ik ineens ook tot de vijand en ondervond ik zelf hoe
manipulatief en intimiderend mijn voormalige hoofd kon zijn. Regelmatig belde
hij me op omdat er iets belangrijks zou spelen en sommeerde me dan dat ik naar
Den Haag moest komen om mijn afdeling te vertegenwoordigen. Zou ik dat niet
doen dan zou hij de top van justitie daarover moeten informeren. Zonder
uitzondering deed hij dit op vrijdag, op mijn vrije dag. Ronduit gestoord
gedrag was het.
Toen ik enkele jaren later bij weer een andere afdeling
werkte en regelmatig tbs-klinieken bezocht stelde ik mezelf voor het eerst de
vraag hoe het kan dat bepaalde eigenschappen, noem het stoornissen, bij sommige
mensen tot een delict en vervolgens een behandeling leiden en dat andere mensen
met een vergelijkbare stoornis een organisatie kunnen besturen zonder dat die
stoornis ze daarbij in de weg zit. Integendeel, juist de ziekelijke
achterdocht, het manipulatieve gedrag of de zucht naar macht maakt ze zo goed
in wat ze doen terwijl dat mogelijk juist (indirect) tot veel meer slachtoffers
leidt dan bij die ene tbs’er. En het is precies dat thema wat in mijn boeken
terugkomt. Natuurlijk zijn de tbs’ers daders en doen ze verschrikkelijk dingen,
maar tegelijkertijd zijn ze slachtoffer en houden de echte beesten zich binnen
de justitieorganisatie schuil. Een organisatie die ik als jonge ambtenaar heb
leren kennen en waar ik dingen heb gehoord en heb meegemaakt die ik pas nu in
Anna V. een plek heb kunnen geven. Ervaringen die ik heb verbonden aan andere waargebeurde
schokkende gebeurtenissen in de tweede helft van de vorige eeuw.
En als ik denk aan alles wat ik weet dan zou wat zich in de
fictieve wereld van Anna V. afspeelt maar zo de werkelijkheid kunnen zijn. Want
de tbs’ers in mijn boeken zijn de verpersoonlijking van de (voormalige)
machtscultuur binnen het ministerie van Justitie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten