Auteur: Karin Fossum
Uitgever: De Boekerij
Publicatiedatum: januari 2020
Recensie door: Annemarie
Kraaien: 4,5
De boeken van Karin Fossum koop ik ongezien. Zij is een
meester in het schrijven van beklemmende verhalen over echte mensen. Verhalen
over de menselijke psyche, over emoties als woede, haat en hoe mensen zover
komen dat ze een moord begaan.
Het zijn geen boeken waarin de moord op zichzelf centraal
staat. Dus verwacht geen bloederige taferelen. Karin Fossum schrijft
fantastisch, mooie ritmische zinnen, prachtige sfeerbeschrijvingen en ik ken
maar weinig schrijvers die zo subtiel een spanning kunnen opbouwen.
Ook dit boek vond ik geweldig. Het verhaal wil je in
sneltreinvaart lezen, omdat je móet weten wat er in vredesnaam gebeurd is. Maar
dat is ook de valkuil. Want alleen wanneer je rustig leest en de zinnen op je
in laat werken kruipt het verhaal onder je huid en laat het je niet meer los.
Ik heb mezelf een paar keer tot de orde moet roepen om rustiger te lezen en
vooral te genieten, en niet alleen maar af te willen stevenen op het antwoord
op de vraag ‘Hoe is het jongetje Elias van 15 maanden gestorven?’
Het boek begint met een indringende beschrijving van de
laatste momenten van het leven van Elias, vertelt door zijn moeder Sylvi. Ze
vertelt hoe ze ’s morgens wakker werd, nog te moe was om er uit te gaan en hoe
Elias aandacht had getrokken. Uiteindelijk was Miele, haar man, opgestaan en
had Elias meegenomen.
Ze hoorde hun stemmen en toen ze na een tijdje ging kijken zag ze Miele staan op het balkon met het ventje boven op de reling hij hield het vast. “Pas toch op!” riep ik, “hij is zo wild”….. Hij hield Elias nog altijd stevig vast, zijn handen waren als een stalen beugel, onwrikbaar. Toch zag ik dat er iets met hem aan de hand was. Er zat een eigenaardige groene waas in zijn heldergroene ogen. Hij staarde me aan alsof hij door een portaal van de ene wereld naar de andere keek en ik een vreemde was met wie hij niets te maken had. Hij draaide zich op dezelfde mechanische manier weer om. Toen duwde hij Elias van de rand.
Ze hoorde hun stemmen en toen ze na een tijdje ging kijken zag ze Miele staan op het balkon met het ventje boven op de reling hij hield het vast. “Pas toch op!” riep ik, “hij is zo wild”….. Hij hield Elias nog altijd stevig vast, zijn handen waren als een stalen beugel, onwrikbaar. Toch zag ik dat er iets met hem aan de hand was. Er zat een eigenaardige groene waas in zijn heldergroene ogen. Hij staarde me aan alsof hij door een portaal van de ene wereld naar de andere keek en ik een vreemde was met wie hij niets te maken had. Hij draaide zich op dezelfde mechanische manier weer om. Toen duwde hij Elias van de rand.
De moeder van Sylvi bezoekt haar dochter op het
politiebureau en is radeloos.
Maar ze vond de uitgang niet. Ze zag de lift niet. In al haar verwarring kwam ze tot het besef dat dit een voorproefje was voor de rest van haar leven. Elke dag opnieuw, moest ze opnieuw de weg zoeken.
Maar ze vond de uitgang niet. Ze zag de lift niet. In al haar verwarring kwam ze tot het besef dat dit een voorproefje was voor de rest van haar leven. Elke dag opnieuw, moest ze opnieuw de weg zoeken.
Na de eerste bladzijden ben je als lezer direct in het
verhaal gezogen. Politie-inspecteur Sejer wordt op de zaak gezet en deze zaak
blijkt veel gecompliceerder dan aanvankelijk gedacht. Want beide ouders
beschuldigen elkaar van het over de rand laten vallen van hun zoon.
Karin Fossum schrijft prachtig. Zo peinst Sejer over de dood
van Elias:
‘De natuur, bedacht
hij, leeft niet met ons mee. We aanbidden haar, maar ze trekt zich niets van
ons aan. Ze is haar eigen baas en volgt haar eigen wetten. Te pas en te onpas
haalt ze vernietigend naar ons uit of probeert ze ons met rillende bladeren en
glinsterend water te bekoren. Ze lokt ons met een zonnetje de bergen in en
slaat dan in een oogwenk verwoestend toe. Het enige wat van het kind
overblijft, is een donkere olieachtige vlek. De storm die het misdrijf op gang
had gebracht, woedde in de harten van de mensen. Hij bracht hun spieren uit hun
ritme en liet de mensen hijgen.’
Dat is precies wat Karin Fossum in het boek beschrijft, hoe
de woede in de harten van de mensen is ontstaan. Wat heeft hen gedreven. Ze
beschrijft dit bijna op een sluipende manier. Je leest steeds vanuit Miele of
vanuit Sylvi of vanuit Sejer. Je ontdekt waarom ze steeds de ander beschuldigen
en zo leer je hen steeds beter kennen. Maar wie spreekt nu de waarheid? Wat is
de waarheid? Als lezer raak je soms ongeduldig en dat is exact het ongeduld dat
politieman Sejer moet verduren om uiteindelijk het raadsel te ontrafelen.
Langzaam maar zeker blijkt dat er veel meer schuil ging in
het huwelijk van de beide ouders, en in de levens van Miele en Sylvi
afzonderlijk.
Aan het einde van het verhaal arriveer je dan als lezer met
ingehouden adem en dan volgt een soort van knock out. Dan is alles in één klap
helder… En toch dwingen de laatste zinnen tot nadenken. Over hoe de levens van
deze mensen verder kunnen gaan.
Een knap geschreven plot. Een beklemmend verhaal dat onder
je huid kruipt. Als geen ander geeft Karin Fossum je als lezer een inkijkje in
de psyche van de mens. Ook haar volgende boek zal ik ongezien kopen!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten