zaterdag 24 maart 2018

Laatste deel Het klagende lijk, nummer 10


Dams wilde eerst het een en ander uitzoeken. Wout vond het best. Hij begreep toch al niets van al die halfbakken informatie.
‘Leg het mij maandag maar uit.’
Het was bijna weekend en hij had genoeg gedaan. Zijn hoofd tolde. Bovendien had hij een afspraakje met Stella. Met een beetje geluk zou ze vertellen waarom Robert op kantoor was geweest.
Hij draaide de kraan uit, droogde zijn lichaam en schoot in zijn kleren. Nog even scheren en een lekker geurtje. Hij was er wel klaar voor. In het bloemenkioskje op de hoek van de straat kocht hij op de valreep een bos bloemen. Niet het mooiste boeket, maar alles beter dan met lege handen voor haar deur staan. Hij moest toegeven dat hij best zenuwachtig was. Stella was moeilijk te peilen.
Ze had hem genegeerd toen hij met Dams op het advocatenkantoor was geweest. En dat na hun gezellige avondje uit. Aan de andere kant, ze had de afspraak ook niet afgezegd.
Eigenlijk wist hij niet wat hij kon verwachten en dat maakte dat hij zich ongemakkelijk voelde.
Hoe dichter hij in de buurt kwam, hoe meer de adrenaline steeg. Hij deponeerde zijn fiets tegen de gevel van haar woning. Er brandde licht achter de voordeur en hij nam een diepe zucht alvorens hij op de bel drukte. Het duurde even toen hij gestommel hoorde en ze de deur opende. Een paar witte tanden en pretoogjes. Met een sierlijke zwaai zwiepte ze de voordeur verder open. Adembenemend zag ze eruit.
Het bosje bloemen nam ze in ontvangst met de woorden dat hij dat niet had moeten doen. Op zoek naar een vaas bleef Wout achter in de huiskamer. Niet groot, maar wel sfeervol. Ze had smaak. De inrichting paste bij haar. Eenvoudige meubels, natuurlijke kleuren en tierelantijntjes die de sfeer moesten maken.
‘Wil je koffie?’ riep ze vanuit de keuken.
‘Wat?’
‘Of je koffie wilt?’ schreeuwde Stella nogmaals.
Met zijn handen in zijn broekzak liep hij een rondje door de kamer. Het was nu eenmaal politie eigen dat hij nieuwsgierig was. Kijken en nergens aankomen. Uit de stereo kwam zacht geluid. Bovenop de installatie lag een cd-hoesje van Alison Krauss.
Wat hem verder opviel was een laag stof op de kasten. Inwendig moest hij erom lachen. Niet dat er stof lag maar omdat hij het zag! Kennelijk had ze voor hem het huis niet in spic en span gebracht. Het bevreemde hem wel dat op enkele plaatsen geen stof lag, alsof er iets had gestaan. Hij vroeg zich af wat.
‘Is dit die Blue muziek?’ riep Wout.
‘Bluegrass,’ riep Stella lachend terug.
 Ze verscheen in de deuropening met een dienblad. Op de salontafel lag haar mobieltje te rinkelen.
‘Is al twee keer afgegaan’, zei Wout wijzend.
Stella bekeek de gemiste oproepen. Iets in haar houding stond Wout niet aan. Ze leek ontdaan.
‘Is er iets?’ vroeg Wout.
Stella schudde haar hoofd.
‘Het gebak moet je er maar bij denken,’ probeerde ze grappig te zijn.
‘Ik kan ook een andere keer terugkomen?’
Ze schoot in tranen. Oh God, dat had hij wel weer.
Hij sloeg een arm om haar schouder om te troosten. Niet zijn sterkste punt, maar wegrennen was ook geen optie. Zijn poging om haar verdriet te stelpen eindigde in een totale overgave aan haar verdriet. Wat onhandig drukte hij haar hoofd tegen zijn borstbeen.
‘Ik weet niet wat ik moet doen?’ snifte ze.
Hij had medelijden, maar baalde ook dat hij altijd maar halfbakken informatie kreeg. Dat hij nooit iets direct begreep en altijd voor onverwachte situaties kwam te staan.
‘Meisje, ik wil je helpen maar dan moet je mij wel vertellen wat er is.’
Wout schrok van zichzelf. Hoe liefelijk hij dat had gezegd.
De telefoon rinkelde opnieuw en op de display las Wout de naam; Hein.
‘Heb je ruzie met je baas?’ Een logische conclusie refererend naar de situatie van laatst.
Stella snoof en veegde haar tranen droog met de mouw van haar vestje.
Arm kind.
‘Dat kun je toch uitpraten?’
‘Het is niet wat jij denkt.’
Wout dacht helemaal niets.
‘Misschien moet je het mij dan uitleggen?’
Zijn toon was zacht en gemeend. Hij kreeg kramp in zijn arm, maar wilde dit zeggen. Hij liet haar uithuilen en verzette zich tegen de zeurende pijn. De telefoon rammelde opnieuw en Wout drukte de telefoon uit. Al duurde het de hele nacht, hij zou niet vertrekken tot ze gerustgesteld was. Jeetje, hij had zich de date wel anders voorgesteld.
Op de achtergrond zong Alison Krauss; Its too late to cry.
Eigenlijk was ze hem wel een verklaring schuldig, maar hij wilde er niet op aandringen. Die Ouwe had hem geleerd dat stiltes soms waardevol waren.
‘Je koffie wordt koud’, probeerde Stella door haar tranen heen een lach op haar gezicht te produceren.
‘Ja, onze afspraakjes zijn bijzonder. Verregend, make-up ik mijn kleding en koude koffie. Precies zoals ik het wil.’
‘Sorry. Ik vind je echt geweldig.’
‘Dat merk ik’, zei Wout plagend.
‘Maar ik denk dat wanneer ik je alles vertel, je mij niet meer zo leuk vindt.’
‘Ik zou zeggen, probeer het.’
Wout wist niet wat hij moest verwachten. Het boezemde hem wel angst in, maar hij had het al gezegd. Wellicht iets te direct, maar zo had hij het niet bedoeld. Of eigenlijk wel.
Hij zat op het puntje van de bank en hield haar handen vast toen ze vertelde over haar affaire en hoe het was begonnen, hoelang het al speelde en waarom ze nu ruzie hadden. Hij had met open mond geluisterd en haar niet onderbroken. Teleurgesteld? Ja, dat was hij zeker. Hij had het niet achter haar gezocht. Haar schuldgevoel verzachtte enigszins zijn ontgoocheling.
‘Je zult mij wel een slet vinden’, fluisterde ze snikkend en met neergebogen hoofd. Ze durfde hem niet in zijn ogen te kijken. Elk moment kon ze nu de voordeur dicht horen slaan en ze kon het hem niet eens kwalijk nemen.
Hij tilde haar kin omhoog, keek in haar ogen en veegde met zijn duim haar tranen van haar wang.
‘Je hebt een fout gemaakt, lieverd. Fouten kun je rechtzetten.’
‘Ik dacht echt dat hij van mij hield.’
Het was een andere avond dan Wout voor ogen had, maar hij had duidelijk een zwak voor haar. Ze was gevoelig geweest voor mooie praatjes, aandacht en presentjes. Hij wilde het niet goed praten, maar ergens begreep hij haar wel. Liefde maakt nu eenmaal blind.
‘Ik ben zo stom geweest Wout.’
Het zou haar niet helpen haar daarin te bevestigen.
Stella zag haar stommiteit in, anders zou ze nu niet zo’n kater hebben.
‘Waarom belt hij telkens?’ knikte Wout naar de rinkelde telefoon.
Stella vertelde dat ze de relatie, affaire, hoe je het maar wilt noemen, had beëindigd. Hein had daar geen genoegen mee genomen en dreigde haar te ontslaan. Het was zo hoogopgelopen dat ze Hein had gezegd dat hij haar met rust moest laten. Ze had zelf ontslag genomen en nog was ze niet van hem af. Zijn persoonlijke bezittingen die bij haar thuis hadden gestaan had ze gisteren naar kantoor gebracht.
‘Als hij niet ophoudt met mij lastig te vallen, ga ik zijn vrouw alles vertellen.’
Stella vertelde dat Hennie daar ook al mee gedreigd had.
‘Hennie?’ vroeg Wout verbaasd. Totaal niet begrijpend hoe het gesprek opeens over Hennie ging.
‘Hennie heeft ons betrapt. Ik zal je de details besparen.’
‘Graag.’
De cd was ten einde en de koffie nu echt steenkoud. Iets sterkers kon Wout wel gebruiken. Hij had genoeg om over na te denken. Hij wist alleen niet of hij dit hier moest nuttigen of bij de jongens in de kroeg. Toch wilde hij Stella ook niet achterlaten in deze toestand. Hij besloot zijn keuze te laten afhangen van Stella.
‘Wat wil je dat ik doe?’
Ze haalde haar schouders op. ‘Het is mijn probleem. Ik heb mijzelf in de nesten gewerkt. Ben enorm blij dat ik er met iemand over heb kunnen praten’, zei ze opgelucht.
Wout drukte zachtjes een troostende kus op haar voorhoofd.
‘Blijf je nog even?’
‘Goed, een pilsje dan.’


Het bureau van Dams was nog een grotere chaos dan het ooit was geweest sinds Wout het kantoor met hem deelde. Naast alle rommel stonden diverse lege koffiebekers op zijn bureau te prijken en zaten er koffiekringen op het bureaublad. Er hing een vreselijk muffe geur en Dams zag eruit alsof hij een weekend op kantoor had geslapen. Voor het eerst in al die tijd was Dams oprecht blij hem te zien.
‘Kom hier knul. Ik zal je wat laten zien!’
Dams schoof de uitslag van het technische rapport onder zijn neus. Nu kon die Ouwe het rapport wel weer onder zijn neus gooien, maar Wout wist echt niet waar hij op doelde. Het ontbrak hem trouwens ook aan concentratie. Het hele gedoe met Stella had hem dit weekend behoorlijk in de ban gehouden.
‘Zie je het niet?’
Verdomde raadseltjes. Zeg toch gewoon wat je bedoeld man. Wout schudde zijn hoofd.
Dams keek zoekend om zich heen en nam uiteindelijk een smerig plastic koffiebekertje en zette het voor Wouts neus.
‘Ik heb liever een volle beker, als ik eerlijk mag zijn’, zei Wout. Dams suste. Duidelijk geen tijd voor flauwe grappen.
‘Sla mij eens met die beker. Gewoon krachtig.’
Wout schoot in de lach. Daar zag hij totaal het nut niet van in. Hoe kon dat nou met zo’n beker.
‘Doe maar net alsof het een zwaar voorwerp is. Toe dan!’
Wout nam de beker en zwaaide zijn arm naar achteren. Op het moment dat hij wilde slaan riep Dams stop.
‘Kijk nu eens hoe je die beker vasthebt.’
Wouts interesse was gewekt. Zijn hand omklemde de gehele beker. Zijn duim raakte bijna zijn vingers. Tussen de beker en zijn hand was geen millimeter ruimte over.
‘Precies!’
Hartstikke mooi. Wout begreep er geen snars van.
‘Hier’, Dams wees weer naar het rapport.
‘Zie je het nu?’
Wout durfde niet te antwoorden en zag dat Dams geïrriteerd raakte.
‘Kijk dan Sukkel!’ verhief Dams zijn stem.
Wouts ogen schoten even vuur, maar hij bekoelde al snel. Hij staarde naar het rapport en deed zijn opperste best dat te zien wat Dams van hem verwachte. Hij kon het die Ouwe niet kwalijk nemen, hij voelde zichzelf al knullig genoeg.
‘Moet ik je dan echt alles voorkauwen, wat een rechercheur ben jij!’
Het zette kwaad bloed bij Wout, maar maakte wel dat hij volledig geconcentreerd het verslag bestudeerde. Boos op zichzelf dat hij het niet zag deed hij zijn uiterste best. Dams had geen geduld.
‘Verdomme jongen. Pak nu de beker eens om eruit te drinken. Slaan…drinken…slaan…drinken. Zie je het verschil?’
‘Verhip!’ Wout greep het rapport en zag opeens wat Dams bedoelde. De plaatsen waar de vingerafdrukken waren gevonden op de sokkel van het beeld kwamen overeen met zijn ‘drinken’.
‘Nou?’ wilde Dams weten.
‘Als Robert Hennie heeft doodgeslagen met dit beeld heeft hij de sokkel wel erg vreemd vastgehouden. Op die manier kan je geen kracht zetten.’
Dams sloeg met zijn vuist hard op tafel. Hij had zijn punt gemaakt.
Bij woede zou Robert het beeld nooit zo hebben vastgepakt. Het werd heel onwaarschijnlijk dat Robert Hennie had vermoord. Dams gooide de foto van Hennie onder zijn neus en prikte met zijn wijsvinger tikkend op de foto.
‘Weet je nog, zijn kop is rechts ingeslagen. Robert is er ingeluisd zoon!'
De vingerafdrukken en letsel kwamen duidelijk niet overeen.
‘Wie heeft hem er dan ingeluisd?’
‘We moeten Robert opnieuw horen.’
Geen slecht idee, maar Wout zag niet in wat dat zou opleveren. Robert was namelijk niet van plan nog langer met de politie te praten.
‘Niet geschoten is altijd mis. Bovendien, als we uitleggen dat we hem niet langer verdenken wil hij misschien wel praten. Ik heb wel een vermoeden wat hij bij Heijnink op kantoor deed.’
Wout belde naar het mobiele nummer van Robert maar kreeg geen gehoor. Nog een keer.
‘Met de politie, wie is dit?’
Wout keek of hij wel het juiste nummer had gedraaid. De mannenstem aan de andere kant van de lijn klonk zakelijk en zonder stotteren.
‘Politie? Spreek ik niet met Robert?’ vroeg Wout vol ongeloof.


Dams reed niet erg snel.
Gijzen had ondertussen een onnatuurlijke dood vastgesteld.
‘Zo zien we elkaar nog eens’, zei de oude GGD arts toen Dams en Wout gearriveerd waren.
Zelfs Dams was met stomheid geslagen. Hij staarde naar het lijk in het weiland, half liggend in een greppel.
‘Wie heeft hem gevonden?’
Gijzen wees naar een oud boeren mannetje.
‘Doodsoorzaak?’
‘Om in jouw woorden te zeggen, zijn kop is doorboord met een kogel Dams.’
Van alle criminelen die hij kende, waren er maar weinig die het rechte pad hadden weten te bereiken. En dan alsnog dood gevonden worden in een boerensloot, dat was niet wat Dams Robert had gegund.
Slachtoffer van een ripdeal, was de conclusie van Gijzen.
Dams kon het niet geloven. Hij schudde vol ongeloof zijn hoofd. Absoluut geen ripdeal, al zag hij ook wel de zakjes met witte poeder naast het lijk.
‘Deze man is hier niet vermoord’, zei Dams.
De plaats delict was te schoon. En bij een ripdeal zou de drugs niet zijn achtergebleven. Dams was ervan overtuigd dat iemand erg zijn best had gedaan om het daarop te laten lijken.
‘Je kent die vent?’ vroeg Gijzen.
Dams knikte; ‘Kende, hij is er niet meer hè. Robert de Witte.’
Hij wreef door zijn snor en vloekte hardop. Net nu ze zover in het onderzoek waren.
‘Ik wil dat je hem onderzoekt. Deze knul is al geruime tijd clean. Dit zaakje stinkt Gijzen!’
‘Valt nog wel mee. Ik heb ze erger geroken’, porde de GGd arts Dams in zijn zij.
‘Is zijn vrouw al ingelicht?’
‘Dat is jouw pakkie-an’, stak Gijzen zijn handen in de lucht.
Dams stoof met stevige tred naar zijn wagen. Wout volgde. Hij wist dat ze zo een slecht nieuws gesprek gingen voeren.
‘Denk na vriend.’
Wout trok zijn schouders op en krulde zijn mondhoeken omlaag.
‘Jij weet het hè? Jij weet wie het heeft gedaan.’
Dams glunderde van oor tot oor. Het was maar een gedachte, maar voor hem was het nu duidelijk. Hij moest het alleen nog zien te bewijzen dat hij gelijk had.
‘Wie? Wie heeft Robert vermoord?’
‘Dezelfde persoon die ook Hennie heeft vermoord.’
Een seriemoordenaar? Nu werd het wel heel erg fraai.
‘Nee lichtkogel! Robert had zelf in de gaten dat hij in het ootje werd genomen. Hij is verhaal gaan halen.’
‘En dat is hem duur komen te staan?’ bevestigde Wout.
‘Exact. Ik denk dat Robert heeft gezegd dat hij naar de politie zou stappen.’
‘Tegen wie dan!!!’ Wouts geduld begon duidelijk op te raken.
‘Eerst het slechte nieuwsgesprek. Wellicht krijgen we daar nog een bevestiging.’
De zwarte kater lag op de vensterbank, alsof hij zich niet verplaatst had sinds hun laatste bezoek aan dit adres. Dit keer werd de deur wel geopend.


Het leek Wout dat de vrouw van Robert het niet helemaal begreep dat haar man nooit meer thuis zou komen. Ze was gewoon beduusd en snapte niet goed wat de heren nu exact hadden verteld. Kennelijk had ze even nodig om het te laten bezinken en had haar begeleider opgebeld.  Uiteindelijk vertelde ze alles. Hoe ze elkaar hadden leren kennen, de ruzie en dat ze bij hem weg wilde. Maar dat had ze niet gemeend.
Bij het verlaten van de woning keek Wout nog even naar binnen. Ze had haar handen voor haar ogen geslagen. De kater sprong van de vensterbank en krulde om haar benen.
‘De puzzel valt in elkaar zoon’, klapte de Ouwe zijn handen.
‘Denk maar eens na. Toen Robert te horen kreeg dat we hem verdachten van moord, wat deed hij toen?’
‘Hij zweeg.’
Dams draaide met zijn hand kleine cirkels.
‘Hij ging naar een advocaat?’
‘Precies, om verhaal te halen, vriend.’
Wout begon het zo langzamerhand in te zien. Robert was naar een advocaat gegaan omdat zijn vrouw wilde scheiden. Naar de enigste advocaat die gratis advies gaf, Hein Heijnink! Het motief was Dams nog steeds onduidelijk, maar hij was er wel zeker van wie de moorden had gepleegd.
‘Wat denk jij dan dat er is gebeurd?’ vroeg Wout.
‘Weet je nog dat telefoongesprek tussen Heijnink en Hennie? Ik weet nu wat we over het hoofd hebben gezien. Heijnink had verklaard dat hij ’s avonds met Verwer had gesproken over de verdenking van de diefstal door Lyla. Het enige wat niet klopt in deze, is dat Heijnink Verwer had gebeld en niet andersom.’
‘Verhip! Dan kan de diefstal nooit de reden van het gesprek zijn geweest!’
Dams knipoogde en draaide een puntje aan zijn snor.
‘Het is misschien wel ter sprake gekomen, maar niet de reden’, antwoordde hij. ‘Ik denk dat het gesprek niet is verlopen zoals Heijnink wilde. Hij is daarom naar het huis van Verwer gegaan. Hennie moet hem binnen hebben gelaten. En waarom ook niet? Hij had zelfs whisky in willen schenken voor hen beiden om onder het genot van een drankje het probleem uit te praten, God mag weten welk probleem.’
Wout luisterde aandachtig. Het klonk erg geloofwaardig. Er moet op dat moment iets zijn geknapt bij Heijnink. Hij heeft het beeld gepakt en Verwer ermee geslagen.
‘Ik denk dat Hein er zelf van is geschrokken’, zei Dams.
‘Hoezo?’
Dams wees erop dat er een plas bloed op het vloerkleed had gelegen onder het hoofd van Hennie. Hein moet Verwers hoofd hebben opgetild. Doodslag. Vervolgens heeft hij zijn sporen zoveel mogelijk uitgewist en is door de terrasdeur naar buiten gegaan.
‘En heeft het beeld meegenomen?’
‘Ja zoon, hij heeft de voordeur op slot gedraaid om Lyla verdacht te maken. De terrasdeur valt immers vanzelf in het slot.’
‘Wat een rotstreek!’
Wout mocht die Heijnink toch al niet, nadat hij had gehoord hoe hij Stella had behandeld en lastigviel.
‘Inderdaad, nu je het zegt’, riep Wout.
‘De advocaat is linkshandig’, trok Dams zijn ooglid omlaag en gniffelde. Wout trok verontwaardigd zijn wenkbrauwen op. Hij wist niet waar die Ouwe die informatie vandaan haalde.
‘Opletten jongen, opletten! Recherchevak is observeren!’
Dit keer schudde de gezette buik van Dams. Waarschijnlijk ging hij er trots op dat hij de moordenaar had ontmaskerd.
Vragend gooide Wout zijn armen in de lucht.
‘Vertel het mij maar’, hij had geen zin meer in puzzels.
Dams kreunde en begon te vertellen.
‘De allereerste keer op kantoor bij Heijnink speelde hij met een balpen. Hij had deze in zijn linkerhand.’
‘Dat zegt toch helemaal niets?’
‘Oh nee? Is het je ook niet opgevallen dat het pennenbakje links op zijn bureau stond evenals de telefoon? Bovendien, hoe wist Heijnink dat Verwer in de woonkamer lag?’
Wout zuchtte. Had hij dat allemaal gemist? Recht onder zijn neus?
‘Die ochtend, toen Heijnink zo’n stennis schopte en ik vertelde dat Verwer was vermoord, liep hij linea recta naar de woonkamer.’
‘Toeval?’
Dams rekte zijn rug, schoof zijn bureaulade open en nam zijn shag. Hij schudde zijn hoofd.
‘Toeval bestaat niet knul. Je gelooft zekers ook nog in sprookjes.’
‘Hoe komt dat beeld dan weer in de heg?’ wilde Wout weten.
‘Ben zo terug. Denk jij daar maar eens over na. Het antwoord is erg eenvoudig.’
Wout hoorde Dams niet eens meer. Hij moest alles even laten bezinken. Zoveel informatie. Waarom had hij dit alles niet gezien? Veel te groot had hij gedacht en alle kleine futiliteiten genegeerd. Alles noteren, al leek het nog zo onnozel.
Iedereen mocht van alles over Dams vinden, maar Wout had opeens groot respect voor zijn leermeester. Wat was dan het motief geweest? Verwer was de beste cliënt die Heijnink had gehad. Ze moeten ruzie hebben gekregen. Zoals Dams had gezegd was Heijnink naar de villa gereden om iets uit te praten. Hij was er niet naartoe gereden om Hennie te vermoorden. Als dat zo was dan zou hij het moordwapen bij zich hebben gehad  en niet het beeld uit de woning hebben gebruikt.
Wout nam zijn oude notities en bladerde deze aandachtig door. Hij strandde bij de verklaring van Iris. Zij had na de begrafenis Heijnink aangewezen als de man die zijn hond had uitgelaten op het veldje.
Och wat stom, dat hij die link niet eerder had gelegd! Heijnink had helemaal geen hond uitgelaten. Hij had het beeld teruggebracht met de vingerafdrukken van Robert! Natuurlijk. Hij had het beeld eerst schoongeveegd en bewust op zijn kantoor neergezet, de smeerlap. Gratis advies, ammehoela! Nu hij erover nadacht had Heijnink helemaal niet meegewerkt aan het onderzoek. Hij had ze telkens op een ander spoor gezet! Immers had Heijnink verteld over Lyla, de buren en over Marco. De stumpers. Nu hadden ook anderen Marco gezien op de avond van de moord. Wat was dan Marco’s rol in dit geheel?
Wout voelde dat zijn bloed begon te koken. Niet zozeer omdat Hein Heijnink Verwer had vermoord, maar wel omdat hij hen voor het lapje had gehouden. Klakkeloos had hij de verhalen van Heijnink aangenomen. Geslikt als zoete koek. Hoe stom kun je zijn! Onprofessioneel. Hij voelde zich een naïeve gehaktbal.
Het motief, dat was nog de vraag. Dat Heijnink de dader was, daar was hij van overtuigd. Het kriebelde en hij was erop gebrand dit laatste ook te ontdekken. Hij kauwde op de achterkant van zijn potlood en besefte opeens dat hij het motief allang wist. Hoe kon Dams dit ook weten? Hij had het al die tijd voor zich gehouden.
Verdorie, waarom had hij niet alle informatie gedeeld?
Verwer wist iets waarmee hij de Heijnink chanteerde! Dat is het en hij wist ook waarmee.
‘Stella!’ schoot Wout overeind.


Het had Dams niet aangestaan dat hij zijn halfopgerookte sigaret in de asbak moest uitdrukken. Wout had hem aan zijn jas getrokken en in de dienstwagen gesleurd. De Ouwe bromde, hij wilde uitleg, maar Wout had gezegd dat hij het onderweg wel uit te leggen. Vol gas stuurde Wout de auto het terrein af. Hij had niets overlegd, er was geen tijd te verliezen.
Dams greep naar het handvat boven zich en probeerde met zijn andere hand de gordel om te doen. In de bochten mopperde hij dat hij van links naar rechts werd geslingerd.
‘Vanwaar die haast?’ bromde de Dams.
Terwijl Wout het rode stoplicht negeerde en geen snelheid minderde, begon hij te vertellen over Stella.
‘Wie?’
‘De assistente van Heijnink vriend!’
Wout kon er niet meer omheen. Hij vertelde over zijn afspraakjes en over de verhouding van haar met haar werkgever.
Dams krabde zich achter zijn oren en hoorde alles met open mond aan.
‘Ik weet wat het motief is,’ vertelde Wout verder zonder zijn blik van de weg te halen.
‘Verwer heeft de ochtend van de moord beiden betrapt in het kantoor van Heijnink. Ik denk dat hij Hein daarmee chanteerde.’
‘Wel heb ik ooit! En dat vertel je mij nu pas?’ riep Dams.
Wout bood oprecht zijn excuses aan. Hij had er werkelijk niet bij nagedacht.
‘Maar vanwaar nu die haast?’ trok Dams nog steeds aan de gordel.
Met het schaamrood op zijn wangen vertelde Wout over afgelopen zaterdag. Over het stalk-gedrag van Hein en dat Stella had gezegd dat ze zijn vrouw over de affaire zou vertellen wanneer hij haar niet met rust zou laten. Hij was blij dat hij zijn gedachten bij het verkeer moest houden en de Ouwe niet in de ogen kon te kijken. Hoe het gezicht van Dams op dat moment stond kon hij wel raden.
Met gierende banden draaide Wout de auto de straat in en parkeerde asociaal op de stoep voor Stella’s woning. Hij gooide zijn lange benen uit de auto en stoof naar de voordeur. De beschadigingen waren hem eerder niet opgevallen. De deur was dichtgetrokken maar was duidelijk ontzet.
‘Roep assistentie’, schreeuwde hij naar Dams, die niet zo snel uit de auto kon komen. Dams twijfelde geen moment.
Wout bonkte zo hard hij kon. Het was een wonder dat de ruit van de deur niet barste. Vanuit de naastgelegen woningen verschenen personen, duidelijk afgekomen op het lawaai.
‘Niet weer hè!’ schreeuwde een buurtbewoner.
Dams legitimeerde zich en verzocht het publiek afstand te nemen. Hij nam zijn notitieblok en noteerde wat de buurman had bedoeld met zijn opmerking. Het werd hem toen duidelijk dat er vandaag al eerder sprake was geweest van overlast. Toch had niemand melding gemaakt bij de politie.
‘Die man is naar binnen gegaan’, schreeuwde een ander en wist te vertellen dat de man al ruim een uur binnen was.
‘Heeft u hem ook zien weggaan?’ vroeg Dams.
De vrouw wees naar een auto;’ Nee, hij is er nog.’
Een ijzige gil galmde door de straat. Iedereen bleef stokstijf stilstaan behalve Wout. What the hell met alle regeltjes. Hij kon niet wachten op assistentie. Dan zou het voor Stella hoogstwaarschijnlijk te laat zijn.
Een flinke aanloop en met een berg adrenaline gooide hij zijn schouder tegen de voordeur. De pijn trotserend beukte hij nog een keer, waarna de deur verder ontzet raakte.
‘Verdomme Wout!’ greep Dams naar zijn vuurwapen en volgde.
‘Stella!’ schreeuwde Wout, maar na die ene wanhopige kreet was het angstvallig stil geworden in de woning. Doodstil. Te stil. Wout kon enkel zijn eigen hart horen kloppen.
Dams legde zijn wijsvinger op zijn lippen en knikte bevestigend.
Verse bloedspetters op de vloer waren stille getuige van het geweld dat achter de voordeur moest hebben plaatsgevonden. Wout legde zijn oor te luister op de gesloten tussendeur. Hij wist welke ruimte zich erachter bevond. Als ze maar niet te laat waren gekomen. Hij zou het zichzelf nooit vergeven.
Het liefst zou hij naar binnen wilde stuiven, wist hij wist ook dat dat onverstandig zou zijn. Hij zou niet alleen Stella, maar ook zichzelf en Dams in gevaar brengen met zo’n ondoordachte actie. Trillend nam hij zijn notitieblokje en schetste een plattegrond van de woning. Hij mocht geen informatie achterwege laten. Dams knikte dat hij het begrepen had.
Waar bleef die verdomde assistentie nu?
Op dit moment kon Wout wel janken, hij voelde zich totaal geen man. Een waardeloze onzekere klungel. Wat moest hij nu doen om Stella te redden? Er mocht haar niets overkomen, dat zwoor hij. Hij voelde zich zo machteloos, maar ook kwaad. Het zou Heijnink niet lukken nog een derde moord te plegen. Hij wist zeker dat Stella niets van de twee andere moorden had geweten. Waarom zou ze anders hebben gedreigd Heins vrouw alles te vertellen over hun affaire? Stella zou nooit bewust haar leven wagen voor zoiets onbenulligs.
Wout keek op zijn horloge. Het duurde hem veel te lang. Uit pure reflectie gooide Wout de keukendeur open. Als hij het zou overleven zou hij hiervoor nog wel bij Chefke op kantoor worden geroepen, maar dat was nu zijn minste zorg.
‘Blijf staan!’ hoorde hij een mannenstem roepen.
Als versteend verroerde Wout geen vin. De woorden van Heijnink deden er niet meer toe. Hij zag hem niet eens staan. Zijn ogen waren gericht op Stella. Hij staarde in haar grote angstige ogen. Smekend, zelfs wanhopig keek ze hem aan. Al haar hoop was op hem gevestigd. Pas toen zag hij de arm van Hein om haar keel geklemd. De kartels van een broodmes drukte hij tegen haar tere vel.
 ‘Laat dat mes vallen!’ schreeuwde Dams.
‘Geen stap verder of ik snij haar strot door!’
‘Neee’, stammelde Stella huilend, met haar beide handen om zijn pols geklemd. Haar gescheurde kleding zat onder het bloed. Waarschijnlijk afkomstig van Heijnink, van wie het gezicht was opengereten door vlijmscherpe nagels. Wout probeerde te ontdekken of Stella ook verwondingen had. Ze zag er gehavend uit, had zich duidelijk verweerd, maar het bloed maakte het moeilijk de situatie juist in te schatten.
‘Ik doe het hoor!’ verstevigde Heijnink zijn greep. Zijn ogen spuwden vuur en angst. Wout wist dat hij nu geen verkeerde woorden mocht spreken.
Het zachte gesnik van Stella ging Wout door merg en been. Ze had de strijd opgegeven. Moe en krachteloos, ze was bereid zichzelf op te offeren. Ze had haar strijd gestreden en stond met één been in het graf.
‘Laat dat wapen vallen!’ schreeuwde Heijnink paniekerig.
Wout stootte Dams voorzichtig aan. De adrenaline gierde door zijn lijf, maar wist niet wat hij anders kon doen dan toegeven. Voor Stella’s veiligheid bukte Dams en legde zijn dienstpistool op de grond. Beide heren staken hun armen machteloos in de lucht.
‘Laten we praten, Hein. We zijn onbewapend.’
In plaats van te antwoorden sleurde de advocaat Stella mee richting de buitendeur, zonder zijn greep daarbij te verslappen.
‘Laat haar gaan Hein. We weten dat je Verwer niet hebt willen vermoorden.’
Voorzichtig zette Dams, nog altijd met zijn handen omhoog een stap verder in de keuken. Het beste wapen was nu zijn mond.
‘Blijf staan!’ riep Heijnink, die zich steeds verder in het nauw gedreven voelde.
‘Geef het op Hein,’ waagde Dams het opnieuw.
Buiten waren sirenes duidelijk hoorbaar en Wout sloot even zijn ogen om de Heer te danken. Dit moest Heijnink ook niet zijn ontgaan. Het vuur in Heins ogen verdween. Zijn mondhoeken begonnen te hangen. Toch verstevigde zijn greep om Stella’s nek.
Duidelijk geschrokken van zijn reactie keek ze met smekende ogen naar de rechercheurs, maar ze gaf geen kik.
Dams wist dat ze aan de winnende hand waren. Heins reactie strookte niet langer met zijn emotie en gelaatsuitdrukking. Hein was in de war en daar moest hij op inspelen.
‘Hennie chanteerde je, is het niet?’
Er viel een doodsbenauwde stilte waarbij de rillingen over Wouts rug liepen. Hij hield zijn adem in. Niet wetende wat er op dit moment in Heins hoofd omging. Bewegingsloos bleven ze staan. De stilte was om te snijden.
‘Hij wilde een miljoen euro, anders zou hij mijn vrouw vertellen van de affaire’, klonk het zacht.
Dams knikte begripvol.
‘Je hebt hem die avond gebeld om dat te bespreken, is het niet?’
Hein knikte als een klein kind en brak in tranen uit. Zijn agressieve houding veranderde. Een zielig gebroken hoopje mens. Hij hield Stella nog steeds tegen zich aan gedrukt, maar verslapte.
‘Toen hij niet meewerkte ben je naar zijn woning gegaan. Hij vertelde jou over de diefstal,’ vervolgde Dams, die hem in deze lijn wilde houden.
‘Alsof dat belangrijk was! Hij deed gewoon of er niets aan de hand was. Hij wilde dat ik hem ging helpen bij zijn problemen, zoals gewoonlijk. Ondertussen dacht hij dat ik hem zomaar een miljoen zou geven! Jeetje Dams, waar zou ik een miljoen vandaan moeten halen?’
Dams liet een stilte vallen en knikte sussend.
‘Mijn vrouw mag het niet weten…’
‘Luister Hein, jij bent advocaat. Jij weet net als ik hoe het werkt.’
Hij probeerde Heins ego te strelen. Het was een gok, dat wist hij ook wel.
‘Je bent geen domme jongen. Je weet net als ik dat we het op doodslag kunnen gooien. Als je Stella iets aandoet, ligt de situatie anders Hein.’
Over Robert de Witte zweeg Dams wijselijk. Het leek hem niet verstandig hierover te beginnen. Al wist hij dat Heijnink ook die moord op zijn geweten had.
Wout hield zijn hart vast. Op de achtergrond hoorde hij voetstappen naderen.
‘Geef het op Hein. Je kan geen kant meer op. De woning is omsingeld. Je maakt het alleen maar erger.’
Dams durfde het in deze situatie aan zijn handen te laten zakken en stak voorzichtig zijn hand uit. Het was nu aan Hein. ‘Het is voorbij Hein.’ Ze hielden hun adem in.
Langzaam gleed de arm van Hein omlaag. Het geluid van een vallend broodmes op de plavuizen was oorverdovend. Zijn kracht verslapte en Stella rende struikelend langs de Ouwe en viel snikkend in Wouts armen.
Hein daarentegen zakte door zijn knieën. Hij snikte als een mager varken.
‘Wat heb ik gedaan?’ griende hij vol zelfverwijten.
Dams schoof met zijn voet het mes aan de kant.
Enkele bewapende agenten verschenen in de deuropening. Dams nam Hein Heijnink bij zijn arm en trok hem omhoog. Hein liet zich boeien en bood niet langer verzet.
‘Afvoeren’, zei Dams en zag hoe de collega’s Hein begeleidden naar de opvallende politieauto.
Bij het passeren van Stella en Wout, keek Hein haar nog een keer aan en verontschuldigde zich. Zij beefde nog als een rietje en was niet in staat de excuses te aanvaarden of te reageren. Ze was blij dat hij was aangehouden en voelde zich veilig in Wouts armen. Het liefst had ze Hein nog even in het gezicht gespuugd. Het speet haar dat ze daar de kracht niet voor had.
De straat zag ondertussen zwart van het volk.
Wout nam een dikke wollen deken uit de politieauto en sloeg deze om Stella heen. Hij drukte haar stevig tegen zich aan en streek geruststellend over haar rug. Ondertussen beloofde hij haar dat alles goed zou komen. Hij hoopte dat hij niet loog.
Een ambulance arriveerde en Dams verzocht Stella mee te gaan om zich te laten onderzoeken. Wout keek de Ouwe smekend aan.
‘Ja, ja... ga maar met haar mee. Wij praten later wel.’
Wat was Wout Dams dankbaar voor zijn begrip. Hij wist dat hij veel uit te leggen had, maar op dit moment was Stella het belangrijkst. Dams zou hem de huid nog vol schelden. En terecht! Voortaan zou het beter gaan, hij had wel geleerd.
‘De sleutels Wout!’
Wout graaide in zijn broekzak en gooide de sleutels.
‘Weet je dat je mij net Wout hebt genoemd?’ grinnikte Wout trots.
Dams nam zijn shag uit zijn binnenzak en pakte de halfopgerookte sigaret, die hij eerder had uitgedrukt. Zonde om weg te gooien, hij kon er nog een paar trekken van genieten. Hij trok er stevig aan en blies de rook in kringetjes de lucht in. Die had hij wel verdiend, vond hij zelf. Zijn duim geklemd achter zijn bretel, sjokte hij naar de auto. Hij nam plaats, met zijn benen uit de wagen.
Wat een rompslomp op zijn leeftijd. Het was tijd om na te gaan denken over zijn pensioen.
De hectiek om hem heen liet hij voor wat het was. Met zijn elleboog op zijn knie, draaide hij zijn snor en schoot het opgerookte restantje van zijn peuk op straat.
Hij kon maar niet bevatten dat de verliefdheid van Wout hem was ontgaan. Hij schudde zijn hoofd en grinnikte toen hij de ambulance zag wegrijden.
‘Die verdomde studenten ook. Altijd bezig met andere zaken.’

Terug op het bureau lag er een brief op het bureau. De Ouwe opende de envelop en nam de tekening eruit. Hij gniffelde. Het was wat hij al had gedacht. De tekening van Marco prikte hij met een punaise op het prikbord en hij sloot het dossier; Het klagende lijk.





Dit verhaal is in samenwerking met enkele voorlezers, Renée, Cindy en Gisèle tot stand gekomen. Waarvoor mijn dank. Ze hebben dit manuscript zorgvuldig doorgelezen en voorzien van commentaar. Het gaat hier wel om een niet geredigeerd manuscript en geen van allen zijn verantwoordelijk voor achtergebleven fouten.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten