‘Is dat normaal? Al die strepen?’
Ik durfde het bijna niet te vragen, bang dat ik als antwoord zou krijgen dat dat helemaal niet normaal is, maar dat het alleen maar bij mij zo was. Toen het antwoord binnenkwam durfde ik niet eens te kijken. ‘Heel normaal.’ Zei ze. ‘Soms is het zelfs nog erger.’
Ik keek nog eens naar het bestand voor mijn neus. Rode strepen. Kringeltjes, spraakwolkjes aan de zijkant, groene teksten. ‘Ik bak er niets van,’ zei ik tegen mijn man. ‘Moet je eens kijken, al die rode strepen, dat is allemaal niet goed.’ Hij floot tussen zijn tanden door. ‘Ziet er inderdaad niet zo goed uit, nee.’ Met lood in mijn schoenen ging ik aan de slag. Wijziging accepteren. Invoegen accepteren. Verwijdering accepteren. Langzaam maar zeker verdwenen de rode strepen en durfde ik terug te lezen wat er nog over was. Tot mijn stomme verbazing las de tekst veel lekkerder, en bleken de woorden die in de plaats waren gekomen van de woorden die ik gebruikte een stuk beter te passen.
Een boek later had ik een ander, zij deed redactie op papier. Ik weet nog dat ik dacht: ‘Yes! Geen wolkjes in de kantlijn, geen rode streepjes!’ Nee. In plaats van rode streepjes waren ze blauw, stonden er kruizen door lappen tekst, en waren de opmerkingen zonder ballonnetjes in de kantlijn gekrabbeld. Weer keek mijn man over mijn schouder, en weer floot hij tussen zijn tanden door. ‘Ziet er weer niet zo best uit hé?’ Maar ook hier zag ik het boek zienderogen opknappen en was ik er blij mee. Ik bewaar al mijn redactiebestanden. Lees ze terug, kijk welke fouten ik heb gemaakt heb en maak ze vervolgens in het volgende boek niet meer en hoop dat ooit een moment komt dat er meer wit dan rood op een pagina staat.
Schrijven is schrappen zeggen ze. Iets waar ik echt niet goed in ben. Ik kan eindeloos doorzeveren, gebruik in elke zin minstens vijf onnodige woorden, en schrap nooit iets. Gelukkig is daar dan de redacteur- ik heb altijd vrouwen gehad tot nu toe- en die schrapt ze genadeloos.
‘Dit hoeft niet. Dat hoef je niet te zeggen. Dit woord is niet nodig. Dat interesseert echt helemaal niemand. Dat zeg je drie regels geleden ook al. Twee keer dat woord in die zin ziet niet mooi uit.’ Als ik het zie staan denk ik ‘Daar heb je helemaal gelijk in’ .
Ik denk dat ik een van de weinigen ben, maar ik vind dit het mooiste moment van het schrijven. Dat punt dat je je boek tot leven ziet komen, en met elke keer dat je klikt op ‘wijziging accepteren’ beter ziet worden.
Vroeger dacht ik altijd dat een boek dat in de winkel lag, ook zo geschreven was. Nooit gehoord van een eerste versie, of van redactie, of zelfs maar bij nagedacht dat er iemand met een rode pen dat hele boek nog onder handen had genomen.
Met deze column, die vast en zeker de helft korter was geweest als er een redacteur naar had gekeken, wil ik dus alle redacteurs, redactrices (en dan in het bijzonder diegenen die iets van mij onder hun hoede hebben gehad…) bedanken voor die rode pen.
Of in het geval van die ene, de paarse viltstift…
Tamara
Ik durfde het bijna niet te vragen, bang dat ik als antwoord zou krijgen dat dat helemaal niet normaal is, maar dat het alleen maar bij mij zo was. Toen het antwoord binnenkwam durfde ik niet eens te kijken. ‘Heel normaal.’ Zei ze. ‘Soms is het zelfs nog erger.’
Ik keek nog eens naar het bestand voor mijn neus. Rode strepen. Kringeltjes, spraakwolkjes aan de zijkant, groene teksten. ‘Ik bak er niets van,’ zei ik tegen mijn man. ‘Moet je eens kijken, al die rode strepen, dat is allemaal niet goed.’ Hij floot tussen zijn tanden door. ‘Ziet er inderdaad niet zo goed uit, nee.’ Met lood in mijn schoenen ging ik aan de slag. Wijziging accepteren. Invoegen accepteren. Verwijdering accepteren. Langzaam maar zeker verdwenen de rode strepen en durfde ik terug te lezen wat er nog over was. Tot mijn stomme verbazing las de tekst veel lekkerder, en bleken de woorden die in de plaats waren gekomen van de woorden die ik gebruikte een stuk beter te passen.
Een boek later had ik een ander, zij deed redactie op papier. Ik weet nog dat ik dacht: ‘Yes! Geen wolkjes in de kantlijn, geen rode streepjes!’ Nee. In plaats van rode streepjes waren ze blauw, stonden er kruizen door lappen tekst, en waren de opmerkingen zonder ballonnetjes in de kantlijn gekrabbeld. Weer keek mijn man over mijn schouder, en weer floot hij tussen zijn tanden door. ‘Ziet er weer niet zo best uit hé?’ Maar ook hier zag ik het boek zienderogen opknappen en was ik er blij mee. Ik bewaar al mijn redactiebestanden. Lees ze terug, kijk welke fouten ik heb gemaakt heb en maak ze vervolgens in het volgende boek niet meer en hoop dat ooit een moment komt dat er meer wit dan rood op een pagina staat.
Schrijven is schrappen zeggen ze. Iets waar ik echt niet goed in ben. Ik kan eindeloos doorzeveren, gebruik in elke zin minstens vijf onnodige woorden, en schrap nooit iets. Gelukkig is daar dan de redacteur- ik heb altijd vrouwen gehad tot nu toe- en die schrapt ze genadeloos.
‘Dit hoeft niet. Dat hoef je niet te zeggen. Dit woord is niet nodig. Dat interesseert echt helemaal niemand. Dat zeg je drie regels geleden ook al. Twee keer dat woord in die zin ziet niet mooi uit.’ Als ik het zie staan denk ik ‘Daar heb je helemaal gelijk in’ .
Ik denk dat ik een van de weinigen ben, maar ik vind dit het mooiste moment van het schrijven. Dat punt dat je je boek tot leven ziet komen, en met elke keer dat je klikt op ‘wijziging accepteren’ beter ziet worden.
Vroeger dacht ik altijd dat een boek dat in de winkel lag, ook zo geschreven was. Nooit gehoord van een eerste versie, of van redactie, of zelfs maar bij nagedacht dat er iemand met een rode pen dat hele boek nog onder handen had genomen.
Met deze column, die vast en zeker de helft korter was geweest als er een redacteur naar had gekeken, wil ik dus alle redacteurs, redactrices (en dan in het bijzonder diegenen die iets van mij onder hun hoede hebben gehad…) bedanken voor die rode pen.
Of in het geval van die ene, de paarse viltstift…
Tamara
Geen opmerkingen:
Een reactie posten