Na een zeer
ontspannen eerste week van het nieuwe jaar, die voornamelijk bestond uit
bankhangen en copy/paste – binnenkort wordt duidelijk waarom - is het weer tijd
om de dagelijkse sleur te herstellen: 8 uur per dag in een onnatuurlijke
houding op een stoel zitten in een stoffig, slecht geventileerd kantoor met een
verstoorde werksfeer. Yay, motivatie.
Doordat we
buiten de dorpsgrenzen zijn gaan wonen (had ik al gezegd dat we zijn verhuisd?)
ben ik nu een forens geworden. Voorheen
bestond mijn reistijd van huis naar werk uit 5 minuten wandelen van voordeur
tot voordeur, van file was alleen sprake als een stel ouderlingen breeduit over
het voetpad langs de geparkeerde auto's waggelde. Ik heb ooit zelfs nog een
kortere reistijd gehad: ik woonde en werkte in hetzelfde gebouw en hoefde
alleen de voordeur van het appartement te sluiten en de voordeur van het
kantoor te openen, ideaal als je om 5 voor 8 wakker wordt en om 8 uur op
kantoor moet zijn. Nu bedraagt mijn reistijd 47 minuten met het openbaar
vervoer, 35 minuten met de ouderwetse stadsfiets of 13 minuten met de auto. Nog
steeds niet wereldschokkend, maar wel een flinke verandering in de dagelijkse
routine: eerder opstaan, later thuis. Wat een drama.
Om het nieuwe jaar
goed te beginnen, heb ik mij voorgenomen regelmatig met de fiets naar werk te
rijden. De kilometers die ik dan maak kan ik registreren bij fietsclub Le
Champion, bekend van de Amsterdam Marathon. Aan het einde van het fietsseizoen
zou ik dan 4000 kilometer bij elkaar gefietst kunnen hebben, als ik elke
werkdag met de fiets zou gaan. Als. De afgelopen jaren bleef het aantal
kilometers beperkt tot ongeveer 800 kilometer op de racefiets. Als ik zin had,
de wind precies goed stond (geen wind dus) en het niet regende, pakte ik zo nu
en dan de racefiets. Ik zit altijd vol wilde plannen en goede voornemens, maar
mij ertoe zetten is vaak nogal een probleem: ik wil best fietsen, maar je wordt
er zo moe van. Ik wil best dat plankje ophangen, maar ik moet eerst zelf nog
even op de bank hangen.
Ik ben een
beetje in een ritme gekomen, waarbij alles zonder al te veel moeite moet en ik
al moe ben door er alleen maar aan te denken. Ik heb even geen motivatie meer
om mijn best te doen. Als er iets kapot gaat heb ik de neiging om het weg te
gooien en het te vervangen door een nieuw exemplaar, terwijl achteraf blijkt
dat er een sensor verschoven was of dat een naald en draad net zo'n goede
oplossing was. Gemakzucht. Gebrek aan motivatie.
Om mezelf op te
rapen zette ik de eerste fietstocht toch door, ondanks dat Fabio op de oprit
zijn best deed mij te verleiden met een autoritje. Het hele weekend zat ik op Teletekst
en Buienradar de weersvoorspelling in de gaten te houden - ik wil best op de
fiets naar mijn werk, of toch niet, ik moet op zijn minst droog op mijn werk
aankomen. Aangezien het 10 jaar geleden is dat ik voor het laatst op de fiets
naar mijn werk moest, heb ik niet eens een regenpak. Bij regen pak je immers de
auto, een paraplu of blijf je gewoon binnen zoals elk gezond denkend mens.
Na de
fietsbanden op spanning te hebben gebracht en de gloednieuwe kilometerteller te
hebben geïnstalleerd - ik moet natuurlijk wel weten hoeveel calorieën ik
verbrand tijdens het fietsen, stap ik op en bind mijn rugzak met
boterhamtrommel en appel op de rug. Buienradar voorspelde een droge rit, dus
zonder al teveel tegenzin begin ik aan mijn episch avontuur van 8,8 kilometer.
Vol goede moed
zoef ik de wijk uit, de dynamo van mijn voorverlichting schreeuwt het uit -
waarschijnlijk van schrik dat het na 10 jaar rust opeens moet functioneren. Via
het onverlichte fietspad trek ik met mijn knapzak de mistige polder door en
probeer de rand van het asfalt goed in de gaten te houden wanneer ik word
verblind door een tegemoetkomende lotgenoot. Sommige bestuurders lijken graag
de straten in het volgende dorp te willen zien liggen in plaats van de weg voor
hun snufferd. Behendig ontwijk ik ook de in overvloed aanwezige onverlichte
tegenliggers, die blijkbaar per seconde willen weten hoe het weer ervoor staat.
Het enige licht dat zij bij zich hebben, is het oplichtende schermpje van hun
mobiel, zelfs het lichtje in de bovenkamer werkt niet. Na zo'n 4 kilometer begint
de dikke winterjas nat aan te voelen door het zweet dat over mijn rug gutst. De
bankjes die op regelmatige afstand naast het fietspad staan zien er
verleidelijk uit, maar ik praat mezelf niet om en bikkel door. Nog maar 4,8
kilometer te gaan. Het pad leidt me verder langs de zee van rode en witte
lichtjes op de provinciale weg. De afslag die ik anders een kwartier eerder met
de auto had genomen doemt voor me op, nu ben ik er bijna. Ik stap af, zet mijn
capuchon op om me te beschermen tegen de regenbui die onder de radar was
gebleven en met de fiets in de hand wandel ik de brug op. Nu is het een rechte
weg naar de voordeur. De ijzige kou doet me niets meer, ik voel ook niets meer.
De harde wind jaagt door mijn hersenen en lijkt alle verstopte gedachten op te
waaien.
Hijgend en
puffend zet ik fiets in de voortuin van kantoor en zet hem op slot. Met
capuchonhaar en een verwilderde baard waar de ijspegels aanhangen stap ik
kantoor binnen. Mijn collega's kijken verbaasd naar de voordeur als ik naar
binnenstap.
'Zo, voor de
rest van het jaar met de auto.'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten