Hij kon zichzelf ruiken. Alledaags zweet van deze belachelijk
hete septemberdag, vermengd met angstzweet, geproduceerd vanaf het
moment dat het onheil Het Loo had bereikt.
Eerst
de berichten vanuit Scheveningen. De gezinnen, de kinderen op het
strand. Dat zoiets eens ging gebeuren, dat was voor Kai niet
onvermijdelijk; daar was hij tijdens zijn opleiding elke dag weer op
voorbereid. Hij was geschokt, verdrietig en woedend toen hij het
hoorde, maar hij had bij zichzelf ook enige opluchting bespeurd.
Scheveningen was ver weg van Apeldoorn, had hij niet kunnen nalaten
om te denken. Wat hij dan weer verschrikkelijk laf van zichzelf vond.
Alhoewel, zijn zorg was het welzijn van het prinselijk echtpaar. De
prinses en de prins, hier in Huis het Loo, en niets anders.
Mocht
hij soms niet opgelucht zijn, dat zij nog ongedeerd waren?
Hij
had de prinses horen huilen. Het kostte hem moeite om zijn pokerface
in stand te houden.
Hoe
ze er nu aan toe was wist hij niet. Ze zat nu al een half uur met de
prins in de kelder. Zodra de portofoon begon te sputteren, waren ze
naar beneden afgedaald. Jay en Lisa stonden nu bij het luik
geposteerd. Hijzelf stond met Mo bij de voordeur van het huis. Ze
hadden goed zicht op het Paleis, op de zwaailichten, op de oprijlaan.
Maar ze wisten niet wat er binnen gaande was. Niet sinds de
portofoons niet meer werkten. De telefoonlijnen dood waren. Er zelfs
op WhatsAppjes naar collega’s niet meer werd gereageerd.
Vandaar
dus zijn angstzweet. Hij rook het, en hij voelde het uit zijn poriën
lopen terwijl hij zich afvroeg wanneer de terroristen erachter zouden
komen. Dat het Paleis slechts een museum was. Dat het prinselijk
echtpaar niet daar woonde, in de protserig ingerichte paleiskamers,
maar hier, in deze lelijke bungalow, in de tuin van het paleis.
‘Het
zijn sukkels,’ zei Mo, misschien wel om zichzelf gerust te stellen.
‘Als je even googelt zie je meteen dat je hier wezen moet voor het
beste effect. Ik zeg je, ze hebben ze binnen 5 minuten te pakken.’
Kai
slikte. Hield Mo z’n mond maar eens een tijdje. Hij was op de een
of andere manier bang dat ze hem konden horen praten, dwars door het
geluid van de sirenes heen. Gelukkig hadden ze alle lichten in de
bungalow gedoofd. Niets mocht nu de aandacht trekken. Kwam er maar
versterking. Waarom duurde dat eigenlijk zo lang? Ze waren maar met
z’n vijven, veel te weinig in geval van een aanval.
Maar
iedereen was waarschijnlijk in het paleis. Daar waren de terroristen
immers naar binnen gegaan, niet hier. Dáár zijn mensen nodig,
niet hier. Kai herhaalde het een paar keer in zichzelf, als een
mantra, die desondanks weinig gerust stelde.
Ineens
barstte het los. Schoten, geschreeuw. ‘Allahoe akbar,’ kon
hij duidelijk onderscheiden.
Het
kwam van achter hen. Het kwam vanuit het huis!
Mo
en hij keken elkaar een seconde aan.
Dat
gedoe in het paleis, het was blijkbaar alleen maar een
afleidingsmanoeuvre!
‘Jij
blijft hier!’ schreeuwde Mo hem toe, zijn stem strak van de
spanning. ‘Laat er niemand in of uit!’
In
een seconde was hij vertrokken. Naar binnen.
Kai
voelde tranen branden, maar hij zette zijn tanden op elkaar. Nu komt
het erop aan, dacht hij, terwijl hij luisterde naar het vuurgevecht,
dat binnen nog verder aanzwol. Hier was hij voor getraind, dit was
zijn taak, zijn enige taak.
Hij
dacht aan zijn oom Aiden. Zijn arme, eenzame oom Aiden. Die had een
aanval als deze vorig jaar overleefd. Een aanval uit volledig andere
hoek weliswaar, maar toch: een terroristische aanval.
Dan
moest hem ook lukken. Dat moest!
Ineens
stopte het schieten. Het schreeuwen. Ineens was het binnen volledig
stil.
Kai
dacht aan wegrennen. Maar hij deed het niet. Hij keek afwisselend
door het raampje in de voordeur naar de donkere gang binnen, en naar
het grasveld dat tussen het huis en het paleis ligt. Hield zijn Colt
C7 in de aanslag, om het geweer elk moment te kunnen gebruiken.
Intussen
putte hij kracht uit het verhaal van zijn oom. Al had Aiden het
moeilijk gehad, hij leefde nog steeds. En dus ging hij het vandaag
ook overleven. Hoe, daar moest hij nog even over nadenken.
Ineens
was er beweging in de gang.
Kai
draaide zich om en richtte zijn Colt op het raam, maar toen zag hij de
prinses. De oude dame, trillend van angst en ontzetting, die door
twee met bomgordels getooide kerels vooruit werd gesleept.
Al
zou hij het willen; hij kon niet schieten. De gordels zouden
ontploffen, de prinses zou het niet overleven.
Maar
hij dan, hij zelf?
Hij
stond als aan de grond genageld voor het huis. Toen klonk een geluid
tegen het raam. De loop van een AK-47 werd op hem gericht.
De
voordeur ging open. Hij kon niet meer vluchten. Dit was het einde.
‘Laat
die gast leven,’ schreeuwde de ene terrorist in onvervalst
Amsterdams naar de andere. ‘We nemen hem ook mee.’
Kai
voelde hoe de loop van het geweer nu tegen zijn slaap werd gezet.
En
hoe hij langzaam begon te lopen, samen met de prinses.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten