Mijn vijfjarig broertje en ik hadden kerstavond
gevierd samen met onze vader en moeder. Gevierd is een groot woord. Wegens
geldgebrek was er geen kerstboom, laat staan cadeaus voor onder een
denkbeeldige kerstboom. De kerstmaaltijd bestond uit boerenkool zonder worst, maar
als verrassing mochten wij van moeder een glas chocolademelk. Na een spelletje
domino werden we naar bed gebracht.
De volgende ochtend wierp ik al vroeg de sprei van
mij af en opende de gordijnen, door het geluid dat van buiten kwam kon ik niet
meer slapen.
Aan de binnenkant van mijn slaapkamerraam zat een
dikke laag ijs, de meest prachtige ijsbloemen waren verdeeld over het kleine
raampje van nog geen vierkante meter. Van moeder mocht de kachel ´s nachts niet
aan, zo breed hadden wij het niet in die tijd. Vader werkte zich een slag in de
rondte en was vaak weken van huis, het weinige geld dat er binnenkwam ging
gelijk naar de huurbaas en met het geld dat overbleef konden we net genoeg eten
voor de week halen. Onze buurvrouw was altijd heel behulpzaam geweest, zeker na
het overlijden van haar man. Ze gaf mij en mijn broertje altijd stiekem wat
tussendoortjes, later hoorde ik dat zij haar eigen laatste restjes aan ons gaf,
alleen maar om de glimlach op onze gezichten te zien.
Gekleed in mijn dunne pyjama probeerde ik met mijn
nagels een klein stukje van het ijs weg te krabben. Mijn vingers waren niet
warm genoeg om het ijs te laten smelten en de wolkjes damp die mijn adem
veroorzaakte bevroren bijna gelijk op het raam.
Door het geluid van het krabben werd ook mijn
broertje wakker die in de kamer naast mij sliep. Om de kosten te besparen zat
er een gat in de muur die onze kamer scheidde, hier stond de kachel in, zo
hoefden we maar één kachel warm te stoken.
'Wat doe je?' fluisterde hij vanaf de andere kant
van de kachel.
'Niets, joh. Ga maar weer slapen,' antwoordde ik
zachtjes.
Bang om mijn ouders wakker te maken ging ik zo
geruisloos mogelijk door. Door het kleine gaatje tussen de ijsbloemen kon ik
net de straat in kijken. Het enige licht dat ik buiten kon zien was die van de
straatverlichting. In de huizen aan de overkant van de straat was het nog
donker, behalve bij een aantal die zich wat kerstverlichting konden veroorloven.
Ondanks het gebrek aan verlichting zag de buitenwereld er lichter uit dan
normaal.
'Sneeuw,' zei ik zo zachtjes mogelijk.
'Echt waar?' mijn broertje kon zijn enthousiasme
amper in toom houden.
Het zag eruit als een sprookje: een dikke laag
sneeuw lag op de auto's, de straatklinkers waren verdwenen, de daken waren
voorzien van een wit deken, het dak van de kerk iets verderop stak fier boven
de rest van de daken als een wit baken van hoop. In de sneeuw liep een spoor
van voetstappen met daar tussendoor een spoor dat leek op het spoor van twee
slangen die elkaar passeerden gevolgd door een breder spoor.
Met een bonkend hart opende ik zachtjes mijn
slaapkamerdeur. Mama's slaapkamerdeur was nog dicht. Mijn broertje stond al op
de kleine overloop bovenaan de trap, zijn lievelingsdoekje in zijn hand en duim
in zijn mond. Ik sloot zijn hand in de mijne en samen liepen we zachtjes de onbewerkte
houten trap af.
In de gang zag ik modderige voetstappen en strepen
die richting de dichte woonkamerdeur gingen. Vanuit de woonkamer kwam
gestommel, een schim was te zien door de donkere ruitjes in de deur.
'Is dat de Kerstman?' vroeg mijn broertje met grote
ogen.
'Dat kan toch helemaal niet,' ik wilde eigenlijk
zeggen dat dat niet kon omdat de Kerstman niet bestaat, maar ik kon me nog net
inhouden.
Mijn broertje kneep steeds harder in mijn hand en
mijn hart begon steeds harder te bonken, ondanks dat ik niet meer geloofde was
ik toch benieuwd wat er aan de hand was.
Ik duwde zachtjes tegen de woonkamerdeur en
probeerde om de hoek te kijken, mijn broertje wurmde zijn hoofd onder de mijne
en tuurde in het duister.
In de woonkamer stond een duister figuur. Vlak
naast hem stond een dennenboom, zijn magere takken voorzien van een paar
lampjes, slingers en een paar witte kerstballen.
Achter ons stond opeens een ander donker figuur.
'Wat doen jullie daar?' vroeg de stem.
'Kerstman?' vroeg ik.
Met een ruk draaide de figuur in de woonkamer zich
om.
'Alexander, Bernard. Wat doen jullie al op?' zei
mijn vader verbaasd, terwijl hij het licht aandeed.
In de woonkamer stond vader, bezweet van de
inspanning. Achter ons stond moeder, met twee cadeaus onder haar armen, klaar om
onder de boom gezet te worden.
Ondanks dat hierboven natuurlijk (grotendeels)
verzonnen is, ben ik mijn ouders enorm dankbaar. Hoe moeilijk het ook geweest
moet zijn om in moeilijke tijden je kinderen iets te geven, die zelf geen benul
van waarde hebben, terwijl je zelf de maand niet eens sluitend krijgt. Jezelf
wegcijferen voor een glimlach op het gezicht van een ander. Kerst in mijn
kinderjaren, ik zal het nooit vergeten.
Fijne Kerst.
Een prachtig verhaal en een mooie herinnering! Graag gelezen :-)
BeantwoordenVerwijderendankjewel :-)
BeantwoordenVerwijderen