In mijn wielerkleding zie ik eruit als Robert Gesink, althans qua kleding dan of misschien meer als Laurens Ten Dam. Mijn zorgvuldig opgeslagen wintervet gaat verhult in een iets te strak wielershirt met korte mouwen, de spierwitte armen zijn het bewijs dat er nog niet veel kilometers in de benen zitten. De zeem in het zwarte korte broekje met galgen is ingevet voor de lange zit. De drie zakjes op de rug zijn gevuld met reservebanden, boterhammen en snacks voor de broodnodige snelle energie. De bidon is gevuld met zoveel sportdrank dat menig kind een week door het huis zou stuiteren. De fiets hangt al weken klaar in de schuur, elk onderdeeltje zorgvuldig gepoetst en gesmeerd, de afgetopte handschoentjes en de helm hangen klaar aan het stuur. De route zit in mijn hoofd, de fiets-app op mijn mobiel staat klaar voor gebruik zodat ik na de rit de ogen van al mijn Facebook vriendjes en vriendinnetjes de ogen kan uitsteken.
De herinnering aan
vervlogen fietstochten houdt me al weken bezig. Jezelf met een snelheid van 90
kilometer per uur op twee dunne bandjes van een berg storten, met de kin op het
stuur en handen in de beugels zo klein mogelijk maken, tranen in je ogen door
de snelheid, snel moeten reageren als net na de bocht onverwachts een auto in
tegengestelde richting je de weg wil versperren. Je compleet stuk rijden tegen
een berg, nou ja, heuvel. Met lood in je benen jezelf omhoog werken, samen met
honderden andere Laurens Ten Dammen, het publiek dat in de bermen je staat aan
te moedigen.'Kom op! Je kunt het! Je bent er bijna!' schreeuwen ze onderaan de
berg. Doe het lekker zelf, denk je na de vijfde berg. Na berg nummer twaalf gaat
elke trap vergezeld met een 'Oef', 'Tsss' en 'Kom op!'. Toeschouwers langs de
weg lachen je na. 'Nee, jij ziet er lekker uit.' Zeven uur later kom je compleet
leeggezogen, uitgeblust en uitgeput na 180 kilometer over de finish als nummer 135
van de 400. Man, dat waren nog eens tijden.
Vol goede moed stap ik op
de fiets en klik me als een prof vast aan de pedalen. Eerst maar windje tegen
zodat ik naar huis windje mee heb. Het is nog lekker vroeg op deze
zondagochtend dus weinig kans op bekenden.
Na 45 minuten wordt de
eerste vermoeidheid al voelbaar, ik moet er nu toch al bijna 25 kilometer op
hebben zitten. De kilometerteller toont aan dat de interne meter een ander
wielformaat heeft, 17 kilometer pas. Langzaamaan beginnen de benen al zwaar te
worden, de verzuring treedt al snel op tegenwoordig. Wat snelle energie zou
moeten helpen.
Na een kwartiertje pauze
gaat de rit verder. Windje mee nu. Weer een stoplicht. Het zitvlak protesteert
bij elk rood licht. Niet stoppen, rij nou door, anderen doen het ook. Met een
stekende pijn neem ik weer plaats op het zadel als het licht op groen springt.
Nog 10 kilometer. Oh,
vervloekt. Die brug. Ik kom uit het zadel en begin de Col de la Tourette als
een ware Kenny van Hummel. 'Kutbrug, verdomme!'. Eenmaal over de bergtop helpt
de zwaartekracht me naar de finish. Uitgeput en duizelig stap ik na twee uur
van de fiets en loop met luid geklik naar de schuur.
Mijn fiets zet ik naast
mijn andere, lekstaande fiets. De spinnenwebben tonen aan dat er weinig
kilometers op de teller staat.
De lege bidon zet ik op
het aanrecht. Ik gooi mijn fietskleding in de wasmand en na een douche val ik
in slaap op de bank.
Een klein ritje voor de
mensheid, een grote overwinning op mezelf.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten