zondag 6 juli 2014

Deel 3 vervolgverhaal Dimitri Van Hove

Hoofdstuk 3

Ik heb vannacht geen oog dichtgedaan. Allerlei circuits heb ik liggen bedenken waarmee ik Elena zou kunnen uitrusten, met als belangrijkste de masturbatiefunctie voor haar rechterhand. Het bestuurbaar maken van haar handen wil ik beperken tot haar onderarmen, want de tientallen handspiertjes van elektriciteit voorzien is onbegonnen werk, dat was al bij het uittekenen duidelijk. Zodra ze kan knijpen en trekken ben ik allang tevreden. In de bibliotheek kan ik opzoeken of er een standaardcircuit bestaat voor een melkfunctie. In die reeks over de elektromotor staat vast wel wat bruikbaars.
Ook overweeg ik bij Elena een mogelijkheid tot fellatie te implementeren – het zogenaamde “pijpen”, zoals je er dezer dagen in de hoerenwijk om moet vragen. Maar dat idee lijkt me weinig levensvatbaar. Ik draai mijn hoofd opzij, bekijk het gezicht van mijn slapende vrouw. Elena’s gelaat zou volledig verdwijnen onder de elektroden en de bedrading die ik daarvoor nodig heb. Bovendien heb ik haar tong eruit gesneden.

Er wordt aangeklingeld. Ik leg mijn scone op mijn bord. De meid is er niet op zondag en mijn vrouw is naar haar zus toe, dus moet ik zelf openmaken.
Het is die Abberline weer, van Scotland Yard; deze keer is hij alleen op pad. ‘Dokter Williams. Het spijt mijn persoon ten zeerste dat ik u nogmaals...’
Ik trek hem aan een mouw het huis binnen, steek mijn hoofd naar buiten en kijk links en rechts de straat in. Ik sluit de voordeur en wend me tot de inspecteur. ‘Beseft uw persoon wat u met mijn reputatie aan het doen bent! Weet u wat voor gevolgen het heeft voor mijn praktijk als menigeen ziet dat u steeds weer bij mijn woonst komt aanschellen!’
‘Zoals ik al zei...’
‘U wordt door iedereen geassocieerd met die schoft!’
‘Verschoning.’ Abberline neemt zijn hoed af. ‘Maar er is iets wat ik echt even moet nagaan. Opdat ik u eindelijk volledig en zonder enige twijfel buiten verdenking kan stellen.’
Ik ga naar de woonkamer en neem weer plaats aan de ontbijttafel. ‘Cichorei? Scone?’
‘Nee, dank u. Dit duurt niet lang.’ Abberline gaat op de stoel van mijn vrouw tegenover me zitten. Hij pakt een notitieboekje. ‘U weet wie Annie Blake is? De bazin van de Ten Bells Pub? Mevrouw Blake heeft gisteren haar verklaring ingetrokken.’
Ik kijk op van mijn cichorei.
‘Ze kreeg te horen wie ik ben alsmede op wie ik jacht aan het maken ben en daarom wil ze geen valse verklaringen afleggen,’ zegt Abberline. ‘Voor niemand.’ De inspecteur kijkt me aan. ‘Hoeveel die persoon haar ook betaalt voor zijn alibi.’
Er valt een stilte. Angstvallig houd ik het kopje bij mijn mond, bang dat mijn hand gaat trillen als ik het weer op het schoteltje zet.
‘Mijn vraag aan u gericht is dus: waar was u dan wél die avond, meneer Williams?’
Ik slik en zet zo beheerst mogelijk mijn kopje cichorei neer. Dit is verdoemd precies waar ik bang voor was: zodra je mensen omkoopt, ben je nergens meer zeker van. Ik had zelf in de Bells moeten opduiken, zoals ik mijn gezicht op de andere data in pubs heb laten zien.
‘Maakt u zich geen zorgen,’ zegt Abberline. ‘We hebben momenteel een veel verdachter individu op het oog. Dit is enkel ten behoeve van mijn administratie. Ik heb gewoon graag al mijn papieren zonder hiaten.’
‘Goed dan.’ Ik kijk neer op mijn handen en verstrengel mijn vingers. Mijn brein werkt in sneltreinvaart. ‘Ik heb tegen u gelogen, meneer Abberline...’
De inspecteur wacht. ‘Ja...?’
‘Omdat ik die avond in de hoerenwijk was,’ zeg ik. ‘Ik kon toch niet... Ik kon toch moeilijk toegeven dat ik op de avond van die moord uitgerekend daar was? Als mijn vrouw dat te weten zou komen... Ik moet er niet aan denken.’
Abberline sluit heel traag zijn notitieboekje en zegt terwijl het dichtgaat: ‘U ziet, dokter Williams, dat het woord discretie mij niet vreemd is.’
‘Dank u. Dank u daarvoor.’
De inspecteur doet zijn notitieboekje terug in zijn jas.
‘Wie is die nieuwe verdachte, als ik vragen mag?’
‘U zult begrijpen dat ik daar nog niets over mag zeggen,’ zegt Abberline.
‘Wat ik me al de hele tijd afvraag...’ Ik neem een slokje van mijn chicorei. ‘Waarom zou het geen vrouw kunnen zijn? Een vroedvrouw bijvoorbeeld. Een vroedvrouw heeft ervaring met keizersnedes en zou makkelijk bij die meisjes gekund hebben.’
‘Met die mogelijkheid hebben we rekening gehouden.’ Abberline schuift achteruit op zijn stoel en zwaait zijn benen onder de tafel vandaan. Hij staat op.
‘Kan ik u echt niets aanbieden?’ vraag ik. ‘Wilt u wijn? Cognac? Whisky? Absint?’
‘Ik moet gaan, meneer Williams.’ Abberline pakt zijn hoed en zet hem op. ‘De plicht roept.’
‘Zelfs op zondag?’
‘Zelfs dan. Onze lijst verdachten is de langste die ik ooit aanschouwd heb, en hij wordt alleen maar langer. Sporadisch kunnen we iemand schrappen, maar meestal...’ Abberline buigt zijn hoofd en zucht. ‘Ik heb nog nooit zoiets meegemaakt.’
Ik laat hem eruit, volg hem de straat op en schud Abberline nadrukkelijk en uitgebreid de hand, zodat iedereen het goed kan zien. Dokter Williams is zo onschuldig als maar kan, stelletje armoedzaaiers. Kijk maar.

‘Ik wens u alle succes met uw verdere onderzoek, meneer Abberline. Pak dat monster.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten