dinsdag 15 april 2014

Yara March Hokjesgeest

Hokjesgeest


Mijn neefje, enig kind vond het maar wat gezellig om bij mijn zusjes en mij te komen logeren. Wij drieën hadden echter een hekel aan hem. Hij was door en door verwend en niet gewend om met andere kinderen te spelen. Hij wilde altijd zijn zin krijgen en de baas spelen. Net als wij. Hij had echter een pré. Hij barstte van het speelgoed en bezat zo waar een heuse racebaan. Stinkend jaloers was ik op hem. want hoe vaak ik met Sinterklaas het voor mij ultieme cadeau ook vroeg, ik kreeg het nooit. Eens in de zo veel tijd streken wij dan ook over ons hart en stonden hem toe te komen logeren. Onder een voorwaarde. Hij moest wel zijn racebaan meenemen.

In mijn jeugd moesten meisjes nu eenmaal met poppen spelen. Terwijl ik veel liever buiten in bomen klom. Ik vond het dan ook heerlijk toen mijn beste vriendinnetje verhuisde naar een huis met een grote boomgaard. Het deerde me niets dat haar vader telkens opnieuw geduldig met een ladder aan moest komen sjouwen, omdat ik zo hoog als maar kon een boom in wilde klauteren, maar steeds opnieuw niet meer omlaag durfde.

Misschien is toen al mijn afkeer  om mensen in hokjes te duwen wel al ontstaan. Ik hou van de Beatles én van de Stones, van Hazes én van Poppy Chubby., van Sinatra én van headbangen. Ik wil niet kiezen tussen het een of het ander, ik wil het liefst alles. Het fijne is dat ik daardoor van heel veel verschillende dingen kan genieten. Het nadeel is dat ik ook nauwelijks geleerd heb een keuze te maken.

Recalcitrant kan ik er nog steeds van worden, als iemand me probeert in een hokje te duwen. Wat een mooi woord trouwens re-cal-ci-trant, twee c’s achter elkaar met ieder zijn eigen uitspraak. Het woord klinkt waarschijnlijk zo goed omdat die c’s ieder hun eigen karakter mogen hebben. Hels word ik als bijvoorbeeld een autoverkoper technische details van ‘mijn’ auto met mijn man gaat staan bespreken. Tenslotte heb ik me net weken alle autotermen eigen gemaakt. Weet ik precies wat ik wil hebben en weet mijn man echt van toeten noch blazen.

Dat verklaart wellicht ook dat ik graag van de gebaande paden afwijk. Iets wat me bij het schrijven goed van pas komt. Zeg nou zelf: een boek is toch veel spannender als de personen niet al te stereotiep zijn? Als de gebeurtenissen onverwacht en niet voorspelbaar zijn?
Voor ik met schrijven ben begonnen, wist ik heel lang niet wat voor soort boek ik zou willen schrijven. Ook bij boeken wil ik me, net als bij de muziek, niet beperken tot een paar genres. Mijn stemming bepaalt wat voor soort boek ik wil lezen. Lange tijd zocht ik op plaatje in de bibliotheek. Blanco (meestal literatuur), Pistool, vergrootglas, hartje, smiley, of de kinderboekenafdeling. Tot ik ontdekte dat ook buiten mijn favoriete genreaanduidingen heel wat moois te lezen valt. Ik heb bijvoorbeeld niets met paarden of paardensport. De boeken van Dick Francis heb ik echter verslonden. Genreaanduidingen hebben mij er lange tijd van weerhouden de mooiste boeken te ontdekken.

Met deze voorgeschiedenis kan het ook bijna niet anders, dat mijn boeken niet in een bepaalde categorie in te delen zijn. Zijn het thrillers, chicklits? Literatuur of lectuur? Onder welk NUR-nummer vallen ze?  Wat heb ik zitten worstellen om de juiste categorie te vinden. Mijn eerste boek ‘Cupcakes en een koffer’ is allesbehalve een kookboek en anders dan de roze kaft doet vermoeden is het helemaal niet zoet. Mijn eerste boek staat nu onder romantiek en humor in de bibliotheek. Een echte thrillerlezer zal mij dus nooit ontdekken.

Voor mijn volgende boek ‘Tango met een knal’ ga  ik mijn proeflezers raadplegen. Is het vooral een thriller (natuurlijk wel weer met een dosis romantiek) of is het toch weer een spannende roman (chicklit) vol actie.


Yara March laat zich niet zo  makkelijk in een hokje duwen. Je zult het wel niet vreemd vinden, dat  ík daar in elk geval niet rouwig om ben.  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten